blog | werkgroep caraïbische letteren

Gilbert F. Bacilio: de weg van een lekenpriester (1)

door Fred de Haas

‘Hij wordt priester’ gniffelde de klas. Wat ik daar wel van vond. Het was 1965. Ik was leraar Frans aan het Radulphus College in Willemstad, Curaçao. De hoogste klas van de HAVO was aan het vertalen. Links voorin zat een donkere jongen met een verlegen lach op zijn gezicht: Gibi Bacilio. Hij had het gegniffel ook gehoord en ja, hij wilde inderdaad priester worden. De klas vond het maar gek. Afzien van alle geneugten des levens . . je moet maar willen. Niks voor Curaçaoënaars.

Gibi Bacilio

Een handvaardigheidslokaal beneden grensde aan het mijne. Er was een verbindingsdeur met een raampje bovenin. Daar was een collega aan het werk die alles vertegenwoordigde wat me tegenstond . Hij was kwaad geworden omdat een Curaçaose jongen door het raampje van de tussendeur in zijn klas had staan kijken. Hij stapte mijn klas binnen en vroeg: ‘Welke makaku (aap) heeft er door dat raampje staan loeren?’ Een regelrechte belediging. Oorverdovende stilte. Geen protest. Angst. De school was belangrijk. Die kinderen wilden gaan studeren en dan kon je beter maar niks zeggen. Ze lieten het over hun kant gaan. Een andere collega vond het nodig om de leerlingen tot stilte te manen en hen erop attent te maken dat hun voorouders ‘nog in de boom zaten’. Dat vertelde hij ons bij wijze van goede grap. Gelukkig waren dat soort collega’s uitzonderingen. Maar toch. Zo’n ellendige houding was natuurlijk niet geschikt om sympathie voor de Nederlanders te kweken. Begrijpelijk dat ook Gibi zijn leven lang een ambivalente houding had aangenomen tegenover de oud-kolonisator.

Medellín, Colombia

Binnen enkele weken was Gibi ineens van school verdwenen. Naar Medellín, waar hij aan het Klein Seminarie zou gaan studeren en waar hij zijn eerste grote teleurstelling zou moeten verwerken. Hij was begaan met al die thuisloze kinderen die de straten van de Colombiaanse stad bevolkten en van dag tot dag probeerden te overleven. ’s Nachts sliepen de gamines (straatkinderen) onder een stuk karton.
Op een dag kwam er in Medellín bezoek van de Aartsbisschop van Antioquia die in de Aula een hooggestemd katholiek praatje kwam houden. Gilbert had met zijn klas afgesproken dat hij het probleem van de straatkinderen zou aankaarten en steun aan de bisschop zou vragen. En toen gebeurde het. De bisschop wees hem terecht, zei dat ie van dat soort zaken geen verstand had en zich daar niet mee moest bemoeien.
Doodse stilte. Niemand van zijn klasgenoten viel hem bij. Angst. Lafheid.
Die teleurstelling zou hem zijn leven lang bij blijven en ook de lafheid zou in hem een van zijn ergste vijanden vinden. Hij zou niet bang zijn om zijn mening publiekelijk te uiten en later zou hij dit expliciet in een van zijn gedichten ook zeggen: Mi n’tin miedu / mi n’tin miedu / mi no tin miedu di niun karaho (ik ben niet bang, ik ben voor geen enkele klootzak bang *1).
Hij zet zijn studie later voort op het Klein Seminarie in Heerlen waar hij, na rijp beraad, tot de slotsom komt dat het priesterschap toch niet voor hem is weggelegd. Zijn aanleg brengt hem op het pad naar de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht waar hij, aan de voet van de eeuwenoude Domtoren, met veel plezier studeert en later het geleerde in praktijk zal brengen in zijn geboorteland Curaçao waar de naweeën van de koloniale tijd nog altijd voelbaar waren.

Kueru Marká (2000)

Op Curaçao zou hij zijn mening niet onder stoelen of banken steken en scherpe kritiek uiten op de houding van de autoriteiten die teveel meegingen met de Nederlandse bestuurders en hun eigen volk koeien met gouden horens beloofden op radio en tv. Bacilio richt het straattheater Grupo di Teatro Foro *2) op waarmee hij van 1980 tot 1985 geëngageerde stukken speelt in de open lucht met actieve medewerking van het publiek. De toon van die stukken is niet altijd welgevallig aan de autoriteiten die zelfs een keer – met succes – een speelverbod voor een bepaald stuk oplegden uit angst dat de inhoud ervan het stemgedrag van de burgers zou beïnvloeden. Bacilio waarschuwt later voor dat soort bestuurders, zonder een blad voor de mond te nemen:

Kuidou, kuidou, kuidou k’e djakanan
Kuidou, kuidou, kuidou k’e djakanan
Ta sinta, ta kome, ta bebe, ta diskutí
Un pata riba mesa
e otro ta bou di mesa
ta kinipí, ta kishikí e otro djakanan
pa trese bruhamentu
pa stroba desishon
[…]
Ta lembe un tiki un tiki pianan dje mesa
dje mesa rondó
ta lembe, ta chupa, ta ranka, ta morde
pianan dje mesa, dje mesa rondó
mesa ta tambaleá, mesa ta sakudí
mesa ta tambaleá, mesa ta korumpí

Pas op, pas op, pas op voor de ratten
Pas op, pas op, pas op voor de ratten
Ze zitten, ze eten, ze drinken, ze praten
met één poot op tafel;
de andere, daaronder;
ze kietelen en knijpen de andere ratten,
zaaien verwarring,
frustreren besluiten
[…]
Ze likken heel voorzichtig de tafelpoten,
de poten van de ronde tafel,
ze likken, ze zuigen, ze rukken, ze bijten
aan en in de Ronde Tafelpoten
de tafel wankelt, de tafel schudt,
de tafel wankelt, de tafel is korrupt

In zijn Papiamentstalige dichtbundel Kueru Marká (Sporen op mijn huid) geeft hij zichzelf en zijn principes helemaal bloot, zoals hij dit ook zal doen in zijn laatste bundel uit 2024, Fièrnu Selestial (Hel en Hemel). In het Papiaments heeft de titel Kueru Marká een dubbele betekenis. Het verwijst naar de tijd van de slavernij toen de Afrikanen te maken kregen met de zweep van de opzichter, de bomba, en duidt ook op de trommel (kueru of tambú), als symbool van eigenheid en verzet. Dat verklaart de foto op de kaft.
In Kueru Marká richt hij zijn pijlen op de consumptiemaatschappij (E bus), op het onderwijs en zijn eurocentrisme en het verdonkeremanen van de vrijheidsstrijder Tula (Skol), de enge seksuele moraal (mi tin ku sali), de milieuvervuiling (Shinshon) en spoort de mensen aan hun mond open te doen als ze het met de gang van zaken in de maatschappij niet eens zijn (Murmurá):


[…]
Hala un rosea grandi
Pusha vokal manda pafó
Primi konsonante manda na laira
Yena atmósfera ku lèter, palabra, frase
Palabra bira karni
Laga karni bibu
Kibra silensio
Bisa na bos haltu :
‘Ata kambio
Ata buelta
Ata bo gosa’.

[…]
Haal diep adem
Stoot klinkers uit
Druk medeklinkers naar buiten
Vul de lucht met letters, woorden, zinnen
Het woord is vlees geworden *3)
Laat het lillend vlees
De stilte breken,
Zeg hardop:
‘Dáar heb je verandering
Dáar heb je ommekeer,
Dát is genieten’.

Identiteit

Bacilio is een van de eersten geweest die, op zijn heel eigen manier, gewezen heeft op het begrip ‘Identiteit’ en de flauwekul die over dat begrip – nog steeds – wordt verteld. In dezelfde bundel maakt hij de mensen ervan bewust (E Gran Wega, Het Grote Spel) dat het eiland vele identiteiten heeft gekend. Eerst was er de Indiaan *4) , toen kwam de Spanjaard, daarna de Hollander, de Afrikaan, de Portugees en vele anderen, waaronder Fransen en Duitsers. Hij is niet Gibi de Afrikaan, maar Gibi de Indiaan-Spanjaard-Hollander-Portugees-Afrikaan-Duitser-Fransman enzovoorts. Persoonlijk zou ik er nog aan toe willen voegen dat dit ook blijkt uit de taal. Wat dacht u van de identiteit van het Papiaments? U zegt: raha (Spaans, rajar = scheuren), Makamba (Afrikaans,m’kamba = vriend), kashòt (Frans, cachot = kerker), kòkpet (Engels, cockpit = stuurcabine), dònder (Nederlands = donder), hamaka (Taíno hamaka = hangmat), avochi (Portugees, avo(s) = voorouder(s), baké (Hebreeuws, bakí = bedreven), pichiri (Venezolaans Spaans, pichirre = gierig). Voeg hier nog een scheut humor aan toe, vermeng het met een aantal goede en slechte menselijke eigenschappen, wentel hem in het kleurenspectrum, maak er een mens van, laat die mens praten en je hebt een Antilliaan. En zijn taal noemen we Papiaments *5) (Portugees, papear = praten).
We hopen hiermee eens en voor altijd het identiteitsvraagstuk te hebben opgelost! Mare bèrdè…. *6)


Fièrnu Selestial *7)

In deze bundel komen alle thema’s terug die Bacilio ook heeft aangesneden in Kueru Marká, zoals: vrijheid, recht, democratie, huichelarij. Ook erotiek speelt in deze gedichten een prominente rol als gerechtvaardigd element in de strijd om vrijheid. Het Papiaments is lenig, het woordgebruik gedurfd en beeldend, het ritme vaak obsederend, de ingesloten wens dezelfde als voorheen:

Blachi
kai numa
na mil koló
tapa mi tera stropiá,
sunú

Blaadjelief
val uiteen
in duizend kleuren
bedek mijn doodvermoeide naakte
grond

Vanaf het begin maakt hij duidelijk waar zijn gedichten naar verwijzen: Fièrnu ta ora bo disidí di skohe pa maldat (vert. Er is sprake van Hel als je besluit te kiezen voor het kwaad). Vandaar dat ik een titel als ‘Hel en Hemel’ zou prefereren boven ‘Hemels Hellevuur’, de titel die op het boek staat. Ik heb er ook voor gekozen om voor onderstaande citaten mijn eigen vertalingen te gebruiken, niet omdat ze beter zouden zijn, maar omdat ik vaak een andere begripsmatige en stilistische invalshoek heb. Dat zal ik verduidelijken in de loop van deze bespreking. De QR-codes in de bundel verwijzen naar sites waarop Bacilio, begeleid door enkele muzikanten, een aantal van zijn gedichten declameert. Houd uw smartphone dus bij de hand!

Erotiek

De gedichten van Bacilio zijn met een Antilliaanse saus overgoten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de manier waarop de glimlach van een geliefde wordt beschreven. Een klein fragment uit Sonrisa (Glimlach):

Bo sonrisa:
Pan di Dios
pan di shelu
panseiku
pan di koko
pan dushi
pan bolo
panlefi
pan será!

Je glimlach is als
brood van god
als hemels brood
als brood van pindasuiker
als kokosbrood en als
rozijnenbrood
als eierbrood en
puddingbrood
als Antilliaanse broodjes! *8)

Religie

Eros en Religie zijn nauw met elkaar verbonden, zeker door momenten van extase, een ideale toestand waar een mens zijn hele leven naar kan blijven streven, langs een pad bezaaid met schoonheid en teleurstellingen. Als de dichter van leer trekt tegen degenen die de Bijbel manipuleren, tweedracht scheppen, liefde prediken maar met dezelfde ‘slangenbek’ (Por Dios) haat zaaien, dan zegt hij, trouw als hij is aan zijn aanvankelijke en jeugdige hang naar het priesterschap:

Mi Dios ta Generoso
Bondadoso,
Omnipotente,
Miserikordioso.
Pluriforme, Plurimental,
Plurikultural, Pluriamoroso,
Pluriseksual !

Mijn God is Edelmoedig
en vol Goedheid,
Almachtig en Barmhartig,
heeft vele Geestelijke
Gedaanten,
is veelkleurig van Cultuur,
Alzijdig in het minnen!

Noten

1 in de bundel Kueru Marká.

2 De teksten van de stukken die het Teatro di Foro speelde werden grotendeels op talentvolle wijze ter plekke geïmproviseerd. De improvisaties werden begeleid door Bacilio (rolverdeling, dialogen, regie) die slechts zelden de stukken helemaal uitschreef, maar wel altijd de rode lijnen aangaf. Na een voorstelling kwam de groep bij elkaar om het resultaat te evalueren, nieuwe ideeën uit te wisselen, onderzoek te doen en de vinger aan de pols van de maatschappij te houden.

3 ‘Et Verbum caro factum est’, een reminiscentie aan het Evangelie van Johannes.

4 In Kueru Marká (Bira Un) wees hij erop dat ook de Caribische ‘Indianen’ in de vroege Spaans-koloniale tijd (eind 15e, begin en midden 16e eeuw) behandeld werden als slaven: Afrikano / Afrikano / unda bo ta? / B’a tuma lugá dje Indjan / k’a sufri, k’a kibra, k’a muri (Afrikaan, Afrikaan, waar ben je? Je bent in de plaats gekomen van de Indiaan die heeft geleden, die is gebroken, die is gestorven.)

5 Een van de schrijvers die, naar mijn persoonlijke mening, zijn waardering voor het Papiaments op de meest ‘Antilliaanse’ manier heeft uitgedrukt is Guillermo Rosario geweest. In zijn gedicht ‘Mi nigrita Papyamentu’ uit 1971 vergelijkt hij het Papiaments met een ‘negerinnetje’, een Creoolse vrouw (muhé krioyo) die hij in geuren en kleuren beschrijft. Zijn taal, zijn Papiaments, is een ‘kabay di rasa’ (raspaard) en gelijk aan een mooie Creoolse vrouw ‘ku pechunan pará’ (fiere borsten), ‘hep anchu’ (brede heupen) en – natuurlijk – ‘un bon sanka’ (een lekkere kont). Ja, je bent Curaçaoënaar of je bent het niet. Rosario drukt de hoop uit dat het Papiaments op een gegeven moment net zo op eigen benen in de Creoolse cultuur zal staan als de stobá (vleesstoofpot), de triangel, de wiri (ijzeren schraapinstrument, gebruikt in de muziek), de sopi piská (vissoep), de bolo pretu (zwarte taart), de funchi met guiambo (maismeelgerecht met okra) en de barí (trommel). Iedereen zal dan trots kunnen zeggen: ‘ta di nos é ta! (die taal is van ons!).

6 Vert. was het maar waar…

7 Caribpublishing / Uitgeverij SWP Amsterdam, 2024. Uitgever: Paul Roosenstein. Vertaling naar het Nederlands: Lucille Berry-Haseth & Aart G. Broek. Vertaling in het Engels: Scott Rollins. QR codes: Stitch Caribbean.

8 Wit, vierkantig en met gaatjes.

[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter