blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Winti

Wooding binnenkort herdrukt

De voorinschrijving van het boek Winti: Een Afro-amerikaanse godsdienst in Suriname – Een cultureel-historische analyse van de religieuze verschijnselen in de Para van Charles J. Wooding is van start gegaan. Eindelijk na ruim 40 jaar binnenkort weer verkrijgbaar! De herdruk verschijnt eind augustus 2013 in samenwerking met dhr. K.A. Wooding bij Uitgeverij Dubois:

Charles Wooding is de grondlegger van het winti-onderzoek. Deze uitgave is de ongewijzigde herdruk van zijn proefschrift uit 1972. Het bevat een uitvoerig historisch onderzoek naar de herkomst van de Afrikaanse elementen, een systematisch beeld van de religieuze voorstellingen en de belangrijkste rituelen van de godsdienst. Ook omvat Winti: Een Afro-amerikaanse godsdienst in Suriname de uitleg van de liederen die bij de winti-pré’s gezongen worden en een zeer uitgebreide woordenlijst waarin woorden die bij Winti eraan te pas komen zijn opgenomen.

Wooding omschrijft Winti als een Afro-Amerikaanse godsdienst die zich concentreert op het geloof in gepersonifieerde bovennatuurlijke wezens, die van een mens bezit kunnen nemen en zijn bewustzijn uitschakelen, waarna zij verleden, heden en toekomst kunnen openbaren en ziekten van bovennatuurlijke aard kunnen veroorzaken en genezen.
Er bestaan nog steeds over Winti veel misopvattingen. In Suriname was het lang bij wet verboden om Winti en de daarbij behorende rituelen in het openbaar te beoefenen. Pas in 1971 werd artikel 540 (Hij die afgoderij pleegt wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 3 maanden of geldboete van ten hoogste honderd gulden.) geschrapt. Mede daardoor wordt vaak Winti tot op de dag van vandaag geassocieerd met iets dat slecht is, met zwarte magie (wisi). Een andere oorzaak is gebrek aan kennis. Het wegnemen van vooroordelen en misvattingen vraagt om correcte informatie. Dit boek kan een nuttige bijdrage leveren om dat doel te bereiken.
Wooding was de eerste Creool die Winti wetenschappelijk verklaarde. Met zijn studie heeft hij het bewijs geleverd dat Winti geen afgoderij is, maar een godsdienst met een duidelijke Afrikaanse oorsprong waarin veel positieve elementen aanwezig zijn, zoals de hoge moraal, de groepsgebondenheid en het ontladen van psychische spanningen tijdens riten die de dagelijkse problemen verlichten. Dit proefschrift is een standaardwerk geworden voor alle geïnteresseerden in Winti en wordt niet zelden als de wintibijbel betiteld. Het leent zich ook goed als aanvulling op de standaardliteratuur die in de opleiding en de dagelijkse praktijk van de reguliere Nederlandse en Surinaamse geestelijke gezondheidszorg wordt gebruikt.
Over de auteur:
Charles Wooding werd in 1932 in Paramaribo geboren en was enkele jaren werkzaam in het onderwijs. In 1962 kwam hij als hoofdonderwijzer naar Nederland en na het behalen van een colloquim doctum ging hij Sociale Wetenschappen studeren aan de Rijksuniversiteit in Leiden. In 1967 voltooide hij zijn doctoraalstudie in de Sociologie der Niet-Westerse Volken en daarna maakte hij voor zijn proefschrift een diepgaande studie van de West-Afrikaanse maatschappijen om de Afrikaanse zeden en gewoonten in de Creoolse bevolkingsgroep beter kunnen analyseren. In 1972 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is in 2007 overleden.
Winti: Een Afro-amerikaanse godsdienst in Suriname – Een cultureel-historische analyse van de religieuze verschijnselen in de Para van Charles J. Wooding

Prijs: € 24,95

Pagina’s: 592 Taal: Nederlands Uitvoering: paperback Formaat: 225 X 150 mm ISBN: 9789075812077
De oplage is beperkt, dus reserveer op tijd! Uitgeverij Dubois
Tel.  +31 6 30941635
Email: info@uitgeverijdubois.nl

Trommelgeesten (5)

door Fred de Haas

De Franse Antillen

Op Martinique en Guadeloupe zijn de oude Afrikaanse godsdienstige tradities verwaterd tot magie en bijgeloof. Er wordt geloof gehecht aan de macht van de zogeheten ‘quimboiseurs’ of zwarte magiërs. De ‘quimboiseurs’ maken ‘quimbois’ (kenbwa). Dat zijn ‘magische’ pakketjes van, bijvoorbeeld, aarde van een kerkhof, beenderen van een geraamte, kruiden en andere rommel, waaraan een bepaalde kracht wordt toegekend. Het volk van de Franse Antillen is vaak in de weer met baden, kruiden, kaarsen, magisch geladen watertjes, enzovoorts.

read on…

Paraan boven alles

door Hilde Neus

In ‘Paranen tussen stad en bos: Een complexe Afro-Surinaamse ontwikkelingsgang vanuit de slavernij’ schetst Alex van Stipriaan de bijzondere positie van de mensen uit de Para, een positie tussen stad en bos. Vanuit de historische situatie werkten de mensen in de Para op houtplantages, waardoor ze meer dagelijkse ruimte hadden om te bewegen. Veel meer dan op suiker- of koffieplantages. Deze bewegingsvrijheid maakte hen tot mensen met trots, en de plantage-eigenaren zorgden er dan ook voor om op de gronden directeuren neer te zetten die niet tegen hun haren in zouden strijken. Weglopen was immers gemakkelijk. Toch kozen ze daar niet voor omdat het leven op de plantage voordelen bood boven het onzekere leven in het bos. Vanwege de nabijheid hadden ze veel contacten met de marrons. Aspecten als uitingen van winti waren belangrijk. Tot aan de officiële opheffing van het verbod op openbare winti-bijeenkomsten in 1970 werden deze vooral in de Para gehouden. En nog steeds. Ook de overdracht van de ebg-godsdienst beschrijft de auteur. Vele opmerkelijke personen in de samenleving komen uit de Para (Venetiaan, Belliot, Pengel en Derby). Niet verwonderlijk als je kijkt naar de onafhankelijke rol die ze zichzelf toebedeelden. De gehechtheid binnen de groep bleek door de aankoop van gezamenlijke gronden na 1863 en het trouwen binnen het gebied. Geen sakafasi-mentaliteit. Van Stipriaan beschrijft de historie vanuit de bronnen op levendige wijze. Dat maakt zijn stuk zeer prettig leesbaar. Daarnaast brengt hij een extra dimensie in het artikel door niet alleen het verleden te beschrijven, maar ook door het ‘reparations’- debat erbij te betrekken: hoe geëmancipeerd was de Paraan al voor de afschaffing van de slavernij?

Jerry Egger schetst in ‘Langzaam ontwaken: sociaaleconomische ontwikkelingen van creolen, 1873-1940’ de mogelijkheden en beperkingen van de nakomelingen der slaven. Na het staatstoezicht moesten de creolen in hun eigen onderhoud voorzien. Dat geschiedde vooral in de kleinlandbouw, en later ook in de goudindustrie en de balata bleeding-activiteiten. Als bron gebruikt Egger de Koloniale Verslagen, die vanaf 1851 werden opgetekend: niet alleen droge cijfers, maar vaak interessante observaties, die het geheel een meerwaarde geven. Zo stappen de auteurs ervan meer en meer af van de negatieve beeldvorming waar de beschrijvingen van de activiteiten der creolen bol van stonden, hoewel de productie in de kleinlandbouw niet voldeed aan de koloniale verwachtingen.
Vanaf 1884 stimuleerde gouverneur Van Sypesteyn de goudwinning, waarin het overigens javanen en hindostanen verboden was te werken. In navolging van Guyana ving ook Suriname aan met balata-export. Dit natuurrubber leverde heel wat op, zowel voor de arbeiders als voor de staat. In de guyaba-ten – tijdens de dertiger jaren – vielen beide inkomstenbronnen weg, waardoor de economische situatie erg achteruitging, mede ook vanwege de wereldcrisis. Bauxiet en tewerkstelling binnen de ambtenarij maakten de positie van creolen weer wat beter. Leuk dat Egger een egodocument van Elizabeth Singh en zijn eigen familiegeschiedenis opvoert om het verhaal kracht bij te zetten. Beide artikelen bevatten informatie, die heel wat ideeën (vooroordelen) binnen de samenleving bijstellen. Zeer de moeite waard om te lezen dus.

Jerome Egger (redactie): Ontwaakt en ontwikkelt U: Creolen na de afschaffing van de slavernij, 1863-1940. Paramaribo: IMwO, 2013. ISBN 987- 99914- 7-185- 3

Trommelgeesten (3)

door Fred de Haas
 
Kenmerken van Afro-Amerikaanse godsdiensten
In de loop der afgelopen eeuwen zijn er miljoenen Afrikanen naar de Spaanse, Portugese, Franse, Engelse, Deense en Hollandse koloniën gebracht. Deze Afrikanen behoorden allemaal tot verschillende stammen, taalgebieden en culturen. Maar soms kan het zijn dat in bepaalde gebieden etnische groepen vrij homogeen van samenstelling zijn gebleven. Zo vinden we in Suriname veel overeenkomsten met de godsdienstige tradities van de Ashanti en Fanti uit Ghana. In Brazilië en Cuba zijn er bepaalde gebieden met een uitgesproken Yoruba (Nigeria) en Bantu (Angola/Congo) traditie.
Bij het bestuderen van Afrikaanse godsdiensten valt één ding op: ze nemen makkelijk goden en rituelen uit andere culturen over. Afrikanen zijn praktische mensen en als iets bevalt dan wordt het overgenomen. Hun godheden blijken al net zo praktisch te zijn als zijzelf en over menselijke eigenschappen te beschikken. Ze hebben hun deugden en hun gebreken, ze kunnen goed of slecht zijn, afhankelijk van hoe je met hen omgaat. Goden kunnen worden gemanipuleerd en dat verklaart meteen al de grote populariteit van de magie in Afrikaanse godsdiensten. Goden stellen er prijs op dat de rituelen goed worden uitgevoerd. Anders kunnen ze erg boos worden en moeten dan door offers weer gunstig worden gestemd.
Ook valt het op dat moraal en religie in Afrikaanse godsdiensten geen verband met elkaar houden. Er bestaat niet zoiets als de Tien Geboden zoals we die kennen van de katholieke kerk. Het begrip ‘zonde’ is een onbekend verschijnsel. Over een ‘hiernamaals’ maken ze zich ook geen zorgen. Als je wordt gestraft of beloont dan gebeurt dat in deze wereld en nergens anders. Wel geloven de Afrikanen in een Opperwezen, maar ze houden zich daar verder niet mee bezig. Dat Opperwezen bemoeit zich ook niet met aardse zaken. Dat laat hij/zij aan de lagere godheden over. Het begrip ‘ziel’ was wel bekend. Men geloofde zelfs dat een mens meerdere zielen had en dat een ziel na de dood in een ander lichaam opnieuw geboren kon worden.
Voorouderverering was wijdverbreid in de Afrikaanse godsdiensten. De Yoruba hadden de traditie om in de maand juni in de straten te dansen waarbij gemaskerde dansers de voorouders voorstelden en gehuld waren in lange veelkleurige gewaden. De dansers werden vergezeld door trommelaars en mensen die het publiek op afstand hielden. Ook waren er acrobaten, clowns en goochelaars die meeliepen in de stoet en het geheel een luchtige toon gaven.
In Afrika kende men ook ‘priesteressen’ die een vrij lange en kostbare opleiding kregen. Aan het eind van de opleiding kregen de priesteressen een bepaalde godheid toegewezen met wie ze in trance zouden kunnen spreken. Dit verklaart het bestaan van ‘priesteressen’ in het Caribisch gebied en Zuid-Amerika.
Fetisjisme
Een wijdverbreid misverstand is dat Afrikanen ‘fetisjisten’ zouden zijn, mensen die in ‘voorwerpen’ geloven. Wel kunnen zij aannemen dat er een bepaalde geest in een voorwerp (een stuk hout, een steen) huist. Zo’n voorwerp wordt dan een bescherming biedend ‘amulet’. Maar die geest kan er ook weer uitgaan en dan wordt de amulet weer een gewoon stuk steen of hout.
Het woord ‘fetisj’ komt van het Portugese ‘feitiço’ dat letterlijk ‘maaksel’ betekent. Met dat woord duidden de Portugezen dingen als rozenkransen, afbeeldingen van heiligen enz. aan. Met andere woorden, Christenen waren in die zin van het woord net zulke ‘fetisjisten’ als de Afrikanen.
Europeanen stelden de Afrikanen altijd graag voor als een stel barbaren die blij mochten zijn dat de Europeanen de moeitenamen om hen wat beschaving – in de vorm van het Christendom, natuurlijk – bij te brengen.
Inmiddels weten we allang dat er al ten tijde van de ontdekkingen politiek goed georganiseerde Afrikaanse landen waren waar de beoefening van kunsten en ambachten op een zeer hoog peil stond (Nigeria, Dahomey/Bénin, Ghana). Een deel van die vaardigheden hebben de Afrikanen meegenomen naar de Nieuwe Wereld. Het tekenen met maïsmeelpoeder van prachtige symbolen op de vloer van de tempel bij Vodou rituelen is daar een klein voorbeeld van. Ook hadden bepaalde Afrikaanse volken, zoals de Yoruba, een ontwikkelde vorm van godsdienst.
[vervolg, afl. 4, klik hier]

Trommelgeesten (1)

door Fred de Haas

In het jaar 2013 wordt het feit herdacht dat in 1863 door Nederland de slavernij werd ‘afgeschaft’ in Suriname, op Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. In de volgende artikelenreeks herdenkt onze medewerker Fred de Haas in zijn bijdrage hoe de van huis en haard verdreven Afrikaanse mannen en vrouwen die in gevangenschap naar de ‘Nieuwe Wereld’ werden gevoerd gedwongen waren om zichzelf opnieuw uit te vinden en een eigen identiteit op te bouwen uit de elementen die zij meebrachten en aantroffen: elementen uit christelijke en inheemse culturen, aangevuld met wat zij zich herinnerden uit hun eigen Afrikaanse tradities. Voor hun geestelijk welzijn was het in die moeilijke tijden voor hen van belang dat zij weer een spirituele leer opbouwden als leidraad in een moeizaam bestaan. Wat is hiervan terechtgekomen en wat is de toekomst van al die ‘Afro-Amerikaanse religies’ die zij opnieuw hebben moeten ‘uitvinden’? In de laatste aflevering zal nader worden ingegaan op de situatie in Curaçao. Daarbij zullen ook de opvattingen van Curaçaose wetenschappers en ervaringsdeskundigen worden meegewogen.
Inleiding
Iedereen heeft wel eens afbeeldingen gezien van monniken in trance die, naar de uitdrukking op hun gezicht te oordelen, in contact zouden staan met het bovenaardse, het goddelijke, het mystieke. Ook bij de oude Grieken en Romeinen werd er al contact gezocht met de goden en waren er priesteressen die, al of niet in trance en onder invloed van bedwelmende dampen, onduidelijke orakeltaal uitsloegen waaruit vervolgens allerlei voorspellingen werden afgeleid.
Trancetoestanden en orakeltaal vinden we ook terug in de Afrikaanse religieuze tradities.

Toen er Afrikaanse mannen en vrouwen als koopwaar werden overgebracht naar het Caribisch gebied en Latijns-Amerika namen ze vanzelfsprekend ook een aantal godsdienstige gebruiken en denkbeelden met zich mee die in sommige landen (Cuba, Brazilië) in betrekkelijk authentieke vorm bewaard zijn gebleven. We moeten hierbij wel bedenken dat deze mannen en vrouwen uit verschillende gebieden in Afrika afkomstig waren waardoor hun godsdienstige tradities erg van elkaar konden verschillen.Vaak hebben deze Afrikaanse godsdiensten zich na aankomst in de Nieuwe Wereld vermengd met christelijke en/of inheemse gebruiken en rituelen.

Honderden jaren lang werden de godsdienstige Afrikaanse tradities in de Europese koloniën beschouwd als evenzoveel uitingen van primitief en afkeurenswaardig volksgeloof. Pas in de 20e eeuw begonnen wetenschappers de verbanden te bestuderen tussen de verschillende ‘zwarte’ godsdiensten en zich af te vragen wat deze in geestelijk en sociaal opzicht aan positiefs te bieden hadden.
Het is niet verwonderlijk dat Afrikaans getinte religieuze tradities hebben standgehouden. Hoewel de ‘slaven’ vaak al in Afrika door katholieke priesters werden gedoopt, betekende dat nog niet dat ze zich echt hadden bekeerd tot de katholieke godsdienst. Bovendien werden zij na de doop in feite aan hun lot overgelaten. Op Curaçao, bijvoorbeeld, kwamen er pas aan het einde van de 18eeeuw min of meer regelmatig Spaanse priesters vanuit Venezuela naar Curaçao. In Haïti waren er in de eerste helft van de 19e eeuw zelfs helemaal geen officiële priesters vanwege een conflict met het Vaticaan. Toch was er behoefte aan spirituele troost en steun en daarin werd toen voorzien door ‘prêtres de savanne’ (lokale blotevoetenpriesters) die geen opleiding hadden, een paar formules kenden en wat rituelen konden uitvoeren rond doop en begrafenis. Het spreekt vanzelf dat de mensen, bij gebrek aan een goed georganiseerde religie, zich toen massaal wendden tot hun oude Afrikaanse goden en deze op smaak brachten met restanten van katholicisme. Deze situatie heeft ertoe geleid dat de Vodou (zo wordt het meestal gespeld in wetenschappelijke tijdschriften) in Haïti kon gaan opbloeien en in 2003 zelfs tot officiële godsdienst werd verheven.
[vervolg klik hier]

Surinaamse lesbiennes: over Ampuku en uit de kast komen

door Nikki Mulder
 
Homoactivisme is één beweging die intiem verbonden is met processen van mondialisering. Een vluchtige greep uit het LGBT (afkorting voor: lesbiennes, gays, biseksuelen, transgenders) wereldnieuws van de afgelopen weken laat ons weten dat de Argentijnse regering juridische en medische geslachtsverandering als een burgerlijk recht ziet. Ook staan de kranten vol met Obama’s steun voor het ‘homohuwelijk’ en is op Facebook een campagne gaande om de executie van vier Iranese mannen wegens ‘sodomie’ tegen te houden. Dat deze ontwikkelingen plaatsvinden en/of dat we dit weten, hebben we te danken aan de wereldwijde lobby van LGBT activisme.
Deze seksuele mondialisering gaat echter niet alleen over rechten, maar zorgt ook voor een verspreiding van bepaalde ideeën over seksualiteit. Homo- en heteroseksualiteit zijn namelijk niet overal twee tegenovergestelde, begrensde categorieën van seksuele geaardheid.
Zelden vragen we ons af of LGBT activisme, naast een eventuele positieverbetering van seksuele minderheden, ook  een effect heeft op de manier waarop mensen hun seksualiteit beleven. Wat doet het mondiale reizen van al deze vertogen en ideeën met de manier waarop mensen naar hun seksuele Zelf kijken? Integreren zij wijdverspreide ideeën en symbolen in hun dagelijks leven? Hoe geven zij daar hun eigen betekenis en vorm aan? In 2011 deed ik onderzoek naar de ontmoeting van seksualiteit met het ‘traditionele’, maar relatief onbekende expressies van seksueel verlangen tussen vrouwen in Suriname.
Vriendinnenwerk
Suriname (evenals andere landen in het Caribisch gebied) kent een ‘oude’ seksuele cultuur van vrouwen die seks en relaties hebben met vrouwen. Deze cultuur – mati wroko, vriendinnenwerk genoemd – heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot de slaventijd en geworteld is in de Afro-Surinaamse volksklasse.
Suriname is een multiculturele samenleving pur sang: naast de groepen met Afrikaanse roots – creolen en marrons – kent Suriname onder andere ook Indianen, Hindoestanen, Javanen, Chinezen, afstammelingen van Portugese Joden, buru’s (nazaten van Nederlandse boeren) en ‘nieuwere’ migrantengroepen zoals Brazilianen, Guyanezen en Haïtianen. Mati wroko is dus een seksuele cultuur die wordt/werd beleefd in één van deze etnische groepen, maar dat betekent niet dat seksuele relaties tussen vrouwen zich beperkten tot de creoolse bevolkingsgroep.
In haar boek The Politics of Passion stelt de antropologe Gloria Wekker dat Surinaams-creoolse vrouwen uit de volksklasse die zich bezig houden met mati wroko zichzelf níet zien als homoseksuele individuen. Zij zien seks als gedrag, als een plezierige activiteit. Vaak hebben zij niet alleen relaties met vrouwen, maar onderhouden ze tegelijkertijd of achtereenvolgens ook verhoudingen met mannen. Wekker schrijft dat seksuele voldoening in een Afro-Surinaams universum belangrijk is; niet de sekse van je wederhelft is het meest betekenisvol. Zij schatte dat niet minder dan zeventig procent van de creoolse vrouwen uit de volksklasse zich bezig hield met ‘vriendinnenwerk’.
Dat deze seksuele relaties tussen vrouwen zoveel ruimte kregen en geen stigma droegen, relateert Wekker aan Winti. Dat is een Afro-Surinaamse religie die veel gemeen heeft met andere spirituele tradities in het Caribisch gebied, zoals Santeria (Cuba) en Voodoo (Haïti). Kenmerkend voor deze religie is onder andere het idee dat de spirituele kant van mensen is opgemaakt uit drie componenten, waaronder winti(goden of geesten). Dat sommige vrouwen (tijdelijk) geen seks of relatie willen met een man, wordt verklaard door te stellen dat zij gedragen worden door een mannelijke winti, meestal Ampuku. Hij is namelijk snel jaloers op andere, echte mannen en houdt ervan om met vrouwen te ‘liggen’.
Mati en/of lesbisch?
De hoogtijdagen van mati wroko ligt een aantal decennia achter ons en veel (jonge) Surinamers kennen deze geschiedenis van Surinaamse same-sex seksualiteit niet. Hoewel mati tegenwoordig nog wel eens gebruikt wordt als verwijswoord naar vrouwen die ‘het’ met vrouwen doen, noemen deze vrouwen zichzelf vooral lesbisch. Desondanks is er sprake van een zekere continuïteit in de manier waarop zij betekenis geven aan hun seksualiteit. Dit zal ik uitleggen aan de hand van twee uitspraken, gedaan door een vrouw tijdens mijn onderzoek.
De creoolse Glenda uitte eens haar frustratie over een kennis van haar en gebruikte daarbij de volgende woorden: “Ze gaat alleen met vrouwen, maar ze is niet lesbisch, wat een idioot! Wat mij betreft, als je alleen met vrouwen gaat, ben je lesbisch. Kijk, als je ook met mannen zo af en toe iets doet, dan hoef je jezelf niet lesbisch te noemen. Maar als je alleen met vrouwen gaat, ben je gewoon lesbisch.” Glenda sluit zich in het dagelijks leven aan bij het vertoog van de meeste lesbische vrouwen in Paramaribo. Zij zien hun seksuele geaardheid als een natuurlijke drang, iets waar ze mee zijn geboren. Bij die seksuele gevoelens voor vrouwen hoort, zoals Glenda haarfijn duidelijk maakt, een seksuele identiteit: lesbisch.
Tijdens een persoonlijk interview vroeg ik Glenda naar de wortel van seksuele geaardheid: “Als ik echt diep ga denken dan komt dat denk ik doordat je een mannelijke en een vrouwelijke geest hebt. Bij mij zullen mijn mannelijke geesten wat sterker zijn dan mijn vrouwelijke. Want eerst was ik ‘hetero’ voor iedereen; toen was het misschien net andersom. Op een gegeven moment zijn die geesten omgedraaid, waardoor ik nu meer naar de vrouwen toe ga.” In een andere periode van haar leven heeft Glenda alleen relaties gehad met mannen, terwijl ze zich tegenwoordig enkel aangetrokken voelt tot vrouwen.
In de eerste situatie maakt Glenda haar ongenoegen duidelijk over een kennis die zichzelf niet lesbisch wil noemen en benadrukt zij het belang en de onveranderlijkheid van een seksuele identiteit. In het interview, daarentegen, beschouwt zij haar eigen seksuele gevoelens en spreekt Glenda in termen van winti en niet vanuit een kader van homo- of biseksualiteit. Daarmee legt zij juist de focus op seksuele flexibiliteit en veranderlijkheid, in plaats van een aangeboren seksuele geaardheid. Afhankelijk van de context putten sommige Surinaamse vrouwen die (ook) op vrouwen vallen dus uit verschillende en ogenschijnlijk tegenstrijdige bronnen van betekenis.
De kast en daar uit komen
Je kan zeggen dat bij de seksuele zelfbeschouwingen van lesbische vrouwen in Suriname er sprake is van een ontmoeting tussen twee verschillende vertogen. In de lesbische gemeenschap wordt vooral gesproken in het kader van een homoseksuele geaardheid, maar sommige vrouwen zetten daarnaast ook een andere, ‘traditionele’ verklaring van same-sex seksualiteit in. Ook de praktijk en waardering van ‘uit de kast komen’ wordt gekenmerkt door een dergelijke ontmoeting.
Sommige vrouwen vinden het belangrijk dat mensen in hun sociale omgeving weten dat ze op vrouwen vallen. Zij zeggen dat het beter is je ouders, vrienden en familieleden op de hoogte te stellen van je seksuele gevoelens dan ze geheim te houden. Als je jezelf geaccepteerd hebt, zo luidt de stelling, maakt het niet uit wat andere mensen van je denken. Voor je seksuele gevoelens uitkomen wordt door hen positief gewaardeerd, terwijl zij het geheimhouden of “schuilen” van je seksuele voorkeur vaak zien als een teken van angst of onderdrukking.
Onomwonden en rechtuit zeggen dat je lesbisch bent, wijkt echter nogal af van de gewoonlijke omslachtigheid van sociale omgangsvormen in Suriname. Marjory, één van mijn creoolse informanten, zei in een interview: “In Suriname, al weten je ouders dat je het bent, zolang je niets zegt is alles oké.” In The Politics of Passion schrijft Wekker bijna letterlijk hetzelfde: “In Suriname was het geaccepteerd om met een vrouw te zijn, zolang als je er niet over praatte.” Zij zegt daarnaast over mati dat zij ‘het’ hun moeder niet vertellen; die heeft namelijk ogen om te zien.
Simone, een studente van gemengde afkomst, vertelde me over haar ‘coming out’ aan haar ouders: “Ik ben open in de zin van dat ik het niet schuil, maar ik heb ze nooit persoonlijk gezegd van: ma, pa, ik moet jullie wat vertellen, ik val op vrouwen. Dat heb ik echt nooit gedaan. Ik dacht: ik doe gewoon normaal, alsof het de normaalste zaak van de wereld is.” Haar toenmalige vriendin kwam over de vloer bij haar ouders, maar nooit heeft Simone haar familie verteld van haar seksuele geaardheid.
De vraag is dan ook in hoeverre die kastmetafoor geldt voor vrouwen die van vrouwen houden in Suriname. Voor de één is het een vanzelfsprekend script: een innerlijk conflict met je seksuele gevoelens voor vrouwen, gevolgd door zelfacceptatie en de kast je rug toekeren. De ander vindt ruimte voor haar seksuele verlangens naar vrouwen in de karakteristieke dubbelzinnigheid en indirectheid van de Surinaamse samenleving en haalt voor die kast haar schouders op: “Negen van de tien keer heb ik er [‘uit de kast komen’, red.] niet eens behoefte aan eigenlijk. Meestal komen ze er vanzelf wel achter. Ik neem aan dat mijn buurvrouw het weet, haha!”
Het huidige lesbische landschap in Paramaribo wordt getekend door The L Word, regenboogvlaggen, Facebookpagina’s en onomwonden zeggen dat je lesbisch bent. Maar ook Ampuku en Surinaamse dubbelzinnigheid spelen een rol in de seksualiteitsbeleving van deze lesbiennes. Dat vormt tezamen een dynamische seksuele cultuur, waarin sporen van lokale geschiedenis en gedragscodes zichtbaar zijn, evenals transnationaal reizende ideeën, mensen, symbolen, beelden en euro’s.
[van 15 mins]

Goena-goena in koloniale en postkoloniale literatuur

door Jerry Dewnarain

Goena-goena in de Indonesische cultuur betekent tovermiddelen. Iemands liefde kan ermee opgewekt worden, maar er kan ook kwaad mee berokkend worden. Goena-goena is binnen de Surinaamse cultuur vergelijkbaar met winti. Onder de javanen leven deze magische krachten ook. Ze worden meestal opgewekt door middel van een kruidendrank. ‘Kroien’ heet dat in het Surinaams-Javaans. In het artikel van Tessa Leuwsha [zie hierboven] lezen we dat goena-goena voorkomt in het werk van de postkoloniale Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer. Ook in het in deze eeuw verschenen boek Laskar Pelangi/De Regenboogbende van Andrea Hirata speelt het een rol.
Het is opmerkelijk dat binnen de koloniale literatuur Nederlandse schrijvers – onder hen P.A. Daum (1850-1898) in Goena-goena (1885) en Louis Couperus (1863-1923) in De stille kracht (1900) – melding maken van onverklaarbare verschijnselen of geheimzinnigheden die zich afspelen in Indonesië en in het dagelijks taalgebruik worden aangeduid met het begrip ‘goena-goena’. Als Nederlandse vertaling wordt al snel het door Couperus geïntroduceerde begrip ‘stille kracht’ gebezigd. Door vrijwel alle auteurs wordt ‘goena-goena’ beschreven als een magisch middel om liefde op te wekken, om iemand schade te berokkenen, ofwel beide. ‘Goena-goena’ maakt deel uit van het traditionele inheemse geloof. Het inheemse geloof en het onderdeel ‘goena-goena’ worden verbeeld als onbegrijpelijk en bedreigend voor de westerse kolonisator. Couperus heeft vooral een onoverbrugbare kloof geschetst tussen het Oosten en Westen. Hij verwoordt zijn motivatie tot het schrijven van De stille krachtaldus: ‘Dit land kennen wij, Westersche overweldigers en Hollanders, niet in zijn diepe, Oostersche, zich steeds gesluierd houdende ziel, zoo was mijn staâge overdenking. Dit land, dat wij beheerschen en exploiteeren, is ons, Nederlanders, de eeuwen door, een diep psychiesch geheim gebleven: dat was de obsessie, die mij niet los liet.’ (Couperus Proza III, p. 37)

Goena-goena wordt in een aantal romans afgeschilderd als bedrog, of als bijgeloof van een minder beschaafde bevolkingsgroep. Het hiërarchische karakter van de koloniale samenleving staat centraal in dit soort verhalen. Een bekend voorbeeld hiervan is de roman Goena-goena van Maurits (P.A. Daum). De oude baboe Sarinah, die met behulp van een enorm scala van middelen de Indische Betsy aan de totok Bronkhorst probeert te koppelen, wordt getypeerd als ‘toverheks’, of ‘oud, gevaarlijk mens’. Bovendien ‘beschikt ze over een beperkte gedachtegang’ (Daum, 1964, p. 223).

Een zeer genuanceerd beeld van het traditionele inheemse geloof inclusief de magische bezweringen is echter terug te vinden in Het land van herkomst (1935) van Du Perron (1899-1940) en in het werk van Maria Dermoût (1888-1962), De tienduizend dingen (1955). Du Perron en Dermoût waren in hun jeugd omringd door de verhalen van de kinderbaboe en genoten een typisch Indische jeugd.In het postkoloniale werk van Pramoedya Ananta Toer zien we dat hij door zijn personages de mogelijkheid schept een groot aantal onderwerpen aan de orde te stellen die alle teruggaan op de onstuimige ontwikkelingen voorafgaand aan het dekolonisatieproces van de volken in Azië.

Heer Bommel in Afrika

Dr. Antoni Folkers & Prof. em.dr. Heinz Kimmerle geven op 26 februari een middagconferentie, i.s.m. uitgeverij Garant over: Religie en geloof in Marten Toonders universum en in het Afrikaanse animisme.

read on…

‘Boze geesten’ terroriseren leerlingen Mulo Wageningen

door Johan Donner

Paramaribo/Wageningen – Al enige tijd worden enkele leerlingen van de Mulo Wageningen geterroriseerd door ‘boze geesten’. Het is al meerdere keren voorgekomen dat bepaalde leerlingen in trance raken na het waarnemen van een ‘demonische geestverschijning’.

read on…

Glenn Pinas geeft drie nieuwe boeken uit

door Tascha Samuel

Paramaribo – Schrijven is voor Glenn Pinas een serieuze zaak; een manier om gekregen boodschappen over te brengen. De schrijver heeft onlangs drie nieuwe boeken uitgegeven. “Ik schrijf omdat datgene wat ik meekrijg vanuit mijn inspiratie en mijn dromen boodschappen bevat. Het zijn ook dingen die ik heb geobserveerd en vanuit een andere invalshoek benader. Dingen die, denk ik, van essentieel belang zijn voor vooral de Afro-Surinamer. Om hun denken en handelen te vormen. Om hen te scholen anders te gaan denken,” filosofeert Pinas.

read on…

‘Kongo pré agida’

De rubriek Herlezen vraagt aandacht voor boeken die langer geleden zijn verschenen en de moeite van het herlezen waard zijn. Suggesties? Laat het ons weten via ons emailadres. Vandaag een stuk over Kollektieve schuld, ofwel Famir’man-Sani van Edgar Cairo.

Darkboy66. Foto © Nicolaas Porter

 

door Jerry Dewnarain
 
Zoals de Decembermoorden voor veel Surinamers nog steeds een taboeonderwerp zijn, zo zijn er meer onderwerpen in dit land onbespreekbaar door onder andere angst, schaamte, huichelarij of verloochening, maar ook door toedoen van het geloof. Zo een onderwerp is het winti-geloof. In het gekolonialiseerde Suriname werd winti, de natuurgodsdienst van de creolen, te vuur en te zwaard bestreden als barbaars heidendom door het christendom en nog steeds. Het wordt als duivels beschouwd, want als je in winti gelooft dan ben je een heiden, een ketter. Echter, ook iedere ketter heeft zijn letter! Edgar Cairo wist wel de durf aan de dag te leggen om over winti te schrijven. Hij schreef het volgende: ‘Als schrijver vecht ik fo een ander soort bevrijding: de verzoening van de negerman met zijn verdomde kultuur, kultuur die blanken ons hadden leren verwerpen en haten. Want ’t was afgodische negerachtige nonsenserij. No? In plaats van groei van de cultuur, is verlies gekomen. Want welke jongere zal het verschil weten tussen kra en jeje, tussen kra, jeje en djodjo? Tussen kra, jeje, djodjo en konfo? Welke jongere zal, onder dat gewoeker van al die vele medicijnmannen met ieder hun eigen inzicht, de rituelen stuk voor stuk kennen?’
Na afloop van een obiaprei bij de Marrons. Dit wordt ook wel Wintidansi of wintiprei in het surinaams genoemd. De dansers prepareren hun lichaam met kruiden en zijn daardoor in staat om door het vuur te dansen. Terwijl ze muziek maken (slaan op de Apinti, zingen en dansen) is het mogelijk dat de danseres in trance raken. Deze dans wordt alleen uitgevoerd bij speciale gelegenheden (zoals verjaardagen.) Foto © Lorenzo Jonathan. Tropenmuseum Amsterdam, Repronegatief.
Cairo haalde de rochel uit zijn gorogoro en beschreef hem in zijn debuutroman Kollektieve schuld. Famir’man-Sani: het leven van een uitgebreide creoolse familie die voorbereidingen treft voor een wintiprei, een rituele dansavond ter gelegenheid van de ‘goden’, de winti. De centrale figuur in deze roman is Tant’ Lien, die haar familie afloopt om hen te winnen voor deelname aan en een financiële bijdrage voor een groot winti-evenement voor de hele familie in de Para. Dit vanwege de vele problemen en ziektes, vooral ook de situatie van haar oude moeder Marjana, het familiehoofd, die zwak is en nauwelijks meer ziet en hoort. Uiteindelijk, na veel dyugudyugu, bezwaren ook vanuit de christelijke familieleden, gaan ze op een vrijdagmiddag, in een Volkswagen-busje, volgestouwd met mensen en goederen. Ze installeren zich op het terrein en langzaam maar zeker groeit de sfeer. Ze vertellen elkaar verhalen, katibo! Uit de slaventijd. Ze plegen magische handelingen, gebruiken kruiden, baden, zingen, dansen veel en fanatiek… en uiteindelijk mondt het uit in de wintiprei. ‘Kongo pré agida,/ e oen pré agida!// Mat’o, e pré agida!: Kom, bespeel de trom!/ o, bespeel de trom!// Vrienden, bespeel de trom!/ kom op! Bespeel de trom!’ Iedereen raakt in trance, ook de oude stammoeder Marjana. Ze danst, ziet weer, hoort weer en een winti-lied voor Mma Marjana luidt als volgt: ‘We fa mi nowtoe doro,/ mi no wegi kompe// Famir’man, famir’man,/ a joe moe koti genti!// Famir’man,/ san w’e meki so?: Nu mijn nood blijkt/ worden vrienden niet gewogen.// Familieleden, familieleden,/ wend het onheil af!// Familieleden,/ waarvoor dit gedoe?’
Magische bezem van een obiaman (medicijnman). Foto © Tropenmuseum Amsterdam.
Uiteindelijk sterft Mma Marjana aan een hersenbloeding. Voor het gerecht worden de ‘schuldigen’ streng berecht door de ‘kroetoebakra’. Uiteraard is dat Mma Lien en ‘Ba Fransi, een polisieman in funktie!’ In zekere zin ‘vraagt’ het verhaal om een mythisch, bovennatuurlijk slot. Maar Cairo was een realist en hij koos daarom voor het andere uiterste: het banale. Cairo trok zijn roman bewust omlaag. De voorlaatste zin luidt: ‘Kroetoebakroe deed uitspraak, bij een tjokvolle tribune, met z’n opmerking dat wie ogen sluit voor de realiteit gedoemd is roemloos ten onder te gaan.’ En de laatste regel: ‘Maar daaruit bleek dat hij ze niet begreep.’ Cairo sloot zijn ogen niet voor de realiteit en begreep ze daardoor des te beter! Kortom, Kollektieve schuld… is een klassieke Surinaamse roman over de jaren zestig, toen winti streng verboden was. Dat zien we ook op de manier zoals de doodsoorzaak is vastgesteld van Mma Marjana: ‘Doodsoorzaak: tengevolge van het opzettelijk kreëren van een toestand van lichamelijke en geestelijke opwinding, een bevlieging, winti, ontstond in de hersenen van het slachtoffer een bloeding. Hieraan is ze komen te overlijden. Deze konklusie werd door de raadsheren zwaar aangevochten. Maar ja, ze waren niet al te goed betaald… Ze stonden toch al niet positief tegenover dit soort zaken… En buitendien: P’pa lanti vond dat er nu eindelijk een eind moest komen aan dat onverantwoordelijke gedoe! De schuldigen werden streng gestraft.’
Het boek zit vol thema’s: identiteit en twijfel, creool zijn in een koloniale samenleving, beeldend en vol eigen humor. Centraal in de roman staat het zoeken naar geluk, het vinden van identiteit, verzoening van de creool met zijn beladen verleden, de trauma’s van de slavernij en het kolonialisme, schuld en schuldgevoel, slaafs, winti en ook opstandig gedrag.
Edgar Cairo: Kollektieve schuld. Farmir’man-Sani. Baarn/ ’s-Gravenhage/ Brussel: Het Wereldvenster/ NOVIB/ NCOS, 1976. ISBN 90 293 9506 0

Symposium Afro-Nederlandse geneeswijzen en spiritualiteit

Make Manifest, opgericht door Stijn/Datjy Brinkhaus, is een bewustzijnsplatform dat events organiseert die als doel hebben om kennis met elkaar te delen en inspiratie op te doen, met als ultieme einddoel bij te dragen om het mooiste en meest krachtige van Jezelf te kunnen manifesteren in deze wereld. Op 22 loktober organiseert Make Manifest het symposium ‘Afro-Nederlandse geneeswijzen en spiritualiteit’.

Tegen alle verdrukking in hebben traditionele holistische geneeswijzen en spiritualiteit uit de Afrikaanse diaspora vaste voet in Nederland gekregen. Vaak omgeven door een waas van geheimzinnigheid, vooroordelen en vooral onwetendheid. Door velen ten onrechte geassocieerd met hekserij en zwarte magie. Wellicht een van de meest kwalijke zaken van het kolonialisme is de doelbewuste herprogrammering geweest van de tot slaaf gemaakte Afrikanen waardoor zij geleerd hebben om vijandig te staan ten opzichte van hun eigen rijke culturele en spirituele erfgoed. Wellicht ook de reden waarom het kolonialisme zo lang weet stand te houden. In tegenstellingen tot de gevestigde religies als christendom en islam waar wetten voor iedereen eeuwig vastgelegd zijn, kent men in de Afrikaanse tradities een persoonlijke missie met daarbij horende natuurlijke levens ondersteunende wetten toe aan mensen. Wetten die per individu kunnen verschillen. Ieder mens komt zijn of haar unieke gave aan de wereld brengen. Om te checken of men nog op het juiste persoonlijke pad wandelt, kan men gebruik maken van diverse divinatietechnieken. Het niet volgen van je eigen persoonlijke roeping kan leiden tot ziekte, armoede en andere problemen.
Afro-Nederlandse geneeswijzen kennen ontelbare mogelijkheden om indien juist gediagnosticeerd, mensen te genezen en weer terug te leiden naar hun persoonlijke levensmissie. Deze geneeswijzen en spiritualiteit zijn echter steeds minder gebonden aan ras en plaats. Vandaar dat ook in Nederland tradities als Winti, Obia, Santeria en Vodun steeds meer aanhangers trekken. De belangrijkste principes van o.a. de Surinaamse Winti en Afro-Cubaanse Santeria zullen deze avond aan bod komen.
Als gastsprekers hebben we:
  • Henri Stephen, wintideskundige en schrijver van talloze boeken over winti, autoriteit op het gebied van de relatie tussen winti en psychiatrie
  • Elliott Rivera, priester uit de Afro-Cubaanse Santeria-traditie en Sangoma (sjamaan uit de Zuid-Afrikaanse traditie)
Tevens zal Vinije Haabo een skype-verbinding tot stand brengen met Edje Alingo Doekoe, de bekende sjamaan uit Pikin Slee Suriname, die dit voorjaar volle zalen trok met zijn pleidooi voor de oprichting van een kruidenkliniek in zijn woonplaats in het binnenland van Suriname. De avond zal worden ingeleid door Roland van Reenen.
Er is gelegenheid tot het stellen van vragen.
Dit symposium zal plaatsvinden op maandag 22 oktober a.s. en zal starten om 19.30 uur. Je bent eerder ook welkom aan de Pieter de Hoochweg 110 (gebouw Stichting Humanitas) te Rotterdam. Entree: € 17.50, incl koffie/thee.
Wij hebben een beperkt aantal plaatsen. Wij raden u dan ook aan te reserveren. Dit kan door een mailtje te sturen naar het e-mailadres make.manifest.events@gmail.com
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter