Verkoop van scheepsdelen – Leren van geschiedenis 128
door Hilde Neus
Investeren is een zaak van alle tijden, ook vroeger deed men dat. Als je geld hebt, steek je dat in een bussiness waarvan je denkt dat die nog meer geld op gaat leveren. Dat kan heel veel zijn. Denk aan bitcoin, wat eigenlijk gebakken lucht is, maar waar je tegenwoordig ook je assets in kunt steken.
In Suriname rijden mensen graag in een mooie auto. Men vindt het belangrijker de samenleving te laten zien dat iemand het goed heeft, ook al is dat gebaseerd op een lening. Maar een auto is een voorwerp dat na een aantal jaren op is, een verbruiksvoorwerp. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een woning. Als je huis en erf koopt, is het vrij zeker dat het in waarde zal stijgen, en dat is dus een goede investering, ondanks te plegen onderhoud. Maar, elke investering heeft ook zijn risico’s.
Aandelen in schepen
Het vervoermiddel van de koloniale tijd was het schip. Vooral de Zeeuwen hadden veel ervaring met het bouwen van steeds grotere exemplaren. En toen die over de wereldzeeën gingen varen, werden er steeds meer producten verplaatst tussen het ene en het andere continent. Zoals suiker en koffie. Nog steeds worden containerschepen ingezet voor het vervoer van zware goederen in bulk. Maar er werden ook slaven mee vervoerd. Zo’n 16 miljoen mensen zijn geroofd uit Afrika, en over de Atlantische oceaan gebracht naar de Nieuwe Wereld. Gemiddeld over het geheel overleefde 19% de overtocht niet. Dit gold voor zowel de gestolen mensen, als de bemanning.
De overtocht van drie maanden was lang, voeding was slecht en de omstandigheden onhygiënisch, zeker omdat er zoveel slaven in het ruim werden gestouwd. Dit leverde verliezen op, waartegen scheepseigenaren zich konden verzekeren. Dat gold ook voor stormen waarin het schip kon vergaan, of oorlogen waarin het kon worden gekaapt, en de eigenaar alles verloor aan de vijand.
Spreiding van risico’s
Ook vroeger dachten investeerders na over de mogelijkheden van verlies, en spreidden ze hun risico’s zo veel als mogelijk. Scheepseigenaren bezaten meestal niet een geheel schip, maar delen van verschillende exemplaren. Aan de buitenkant is dat niet te zien, vooral grotere investeerders in Zeeland, of Amsterdam, verzilverden hun winsten en maakten hun rijkdom zichtbaar in de aankoop van grote panden, aan de waterkant of aan de grachten.
Tenzij we stuiten op archieven, weten we niet wie van de Surinaamse planters aandelen in schepen bezaten. Het is meestal niet te zien aan de naam van het schip. Of zouden de vrouwennamen duiden op vrouwelijke eigenaars? Dat dit ook tot de mogelijkheden behoort, zien we aan Elisabeth Jacoba Lijnslager, weduwe van wijlen François Louis Chaillet. Op 11 juni 1773 verkocht zij een portie van 1/16 deel van een schip aan François J. de Raineval en kapitein Pieter Steenman. Het ging om ‘De vrouwe Elisabeth Jacoba’, waarvan Steenman de schipper was, en die voor de rede van Paramaribo voor anker lag. Het bedrag van de verkoop was f 950,-, onder bepaalde voorwaarden. Alle nadelen en voordelen, die de scheepsportie op de laatste afrekening van boekhouder Mattheus Freher opleverde, waren voor rekening van de koper. Daarnaast was de rekening van de assurantie op de portie voor kosten van de verkoopster, maar in geval van een ongeluk zou de volle verzekerde som aan de heren kopers worden uitgekeerd.
Voor het geval dat in de tussentijd de heer Benjamin du Peyrou in Amsterdam de portie al had verkocht op Texel voor rekening van de verkoopster, zou deze handeling komen te vervallen, en moest hij het geld weer terugbetalen.
Financiële situatie van de verkoopster
Elisabeth Jacoba Lijnslager verklaarde de koopschat tot haar genoegen te hebben ontvangen, en dat ze geen verdere namaningen zal doen. Ze geeft het aandeel van het schip in volledige eigendom over aan de twee comparanten, zonder daarin enige actie of recht te behouden of te reserveren. De verkoopakte is gesigneerd in presentie van getuigen J. Meijer en R. Klinghoven, naast notaris Andree. Kopers Raineval en Steenman tekenden de akte, evenals de weduwe.
Waarschijnlijk verkocht zij haar aandeel in het schip vanwege financiële problemen.
Een jaar later op 26 december 1774, richtte ze een verzoek aan het Hof of zij als erfgename en voogdesse over haar minderjarige dochter een tweede hypotheek mocht nemen op de Plantage Libanon, en daarnaast f 10.000 gulden negotiëren (een lening) op haar particuliere bezittingen. Hierop zou ze ook een hypotheek laten passeren zodat ze de schulden aan de crediteuren van de boedel kon terugbetalen. Het Hof keurde deze aanvraag goed. Nog steeds behartigde Pierre A. du Peyrou haar zaken in Amsterdam.