blog | werkgroep caraïbische letteren

Tula’s droom (2)

door Fred de Haas

Slavernij
In voorgaande artikelen heb ik al eens de nadruk gelegd op het feit dat de ‘afschaffing’ van de slavernij door Nederland in 1863 een vrij loos gebaar is geweest. In 2003 heeft de Curaçaose dichter Elis Juliana hier nog eens een spottend gedicht aan gewijd dat ik zo vrij ben om hier te reproduceren:

 

PROKLAMASHON
(1 di Yüli 1863-2003)

Pa bondat di Reino
Ami Gran Poderoso
Sin remordimiento
Di kulpabilidat
Den ningun ladronisia
Den negoshi humano,
Sin mi kurason bati
Ta regalá boso awe
Sin kobra un sèn chikí
Pa tur e bondat
Durante dos siglo,
Ku forsa inmediato
Boso LIBERTAT

Kòrda semper si
Ku ta Yu boso tabata
I Yu boso ta keda
Te dia galiña Gueni
Saka djente di koper
Pone webu di oro
Den nèshi kolonial
Di kouchi hulandes

 

PROCLAMATIE
(1 juli 1863 – 2003)

Ik Oppermachtig Heer schenk jullie heden,
Uit de goedheid des harten
Van mijn Koninkrijk,
Zonder wroeging,
Zonder schuldgevoel
Over enige diefstal door ons begaan
In het menselijk bedrijf,
Zonder hartkloppingen,
Zonder ook maar één rooie cent te vragen
Voor twee eeuwen
Van tentoongespreide goedheid,
Met ingang van nu
Jullie VRIJHEID.

Vergeet nooit dat jullie Kinderen waren
En Kinderen zullen blijven
Tot de dag waarop de kinderen
Van de als kippen verhandelde slaven
Koperen tanden krijgen en
Gouden eieren leggen
In het koloniale nest
Van de Nederlandse kooi.

In de Franse Cariben was in 1848 het gebaar van de ‘afschaffing’ net zo loos. Het was een afschaffing die weliswaar de absolute macht van de Blanken intoomde, maar niet hun economische en – wel zo belangrijk – psychologische macht.

Schoelcher
In Cent cinquantenaire de l’abolition de l’esclavage 1848-1998 noemde René Bélénus de afschaffing een ‘non-événement’, een non-gebeurtenis in Guadeloupe.

Herdenkingen (1)
In de jaren 70 kwam er in Frankrijk een bewustwordingsproces op gang rondom de gevolgen die de slavernij had gehad op de psyche van de betrokkenen. In 1983 kwam er een officiële feestdag voor de overzeese departementen en werd er besloten dat er een datum zou worden gekozen om de slavernij te herdenken in Frankrijk. Dat werd 10 mei, de datum waarop de Wet Taubira werd aangenomen in de Senaat. De eerste herdenking vond plaats in 2006.

 

Belenus_R_1

Het heeft lang geduurd voordat men in Nederland inzag wat er eeuwen geleden eigenlijk was aangericht. “Nederland heeft zijn slavernijverleden niet verwerkt maar weggedrukt”, zei minister Plasterk – wel eerlijk – bij de herdenking van 2007. Men schaamde zich er natuurlijk voor, maar wat moest je ermee? Moesten we nou echt die besmette erfenis van onze voorouders in ontvangst nemen? En hoe zat het met de Successierechten? Het liefst hadden we er beleefd voor bedankt, maar de sociale druk op de Nederlandse regering van groepen die de belastende erfenis van hun zwarte voorouders wél in ontvangst hadden genomen bleef aanhouden. De carrousel met de obligate praatjes was in beweging gezet en zou niet meer kunnen worden gestopt.
Dit jaar (2014) werd de officiële herdenking in het Amsterdamse Oosterpark uitgebreid gevierd. Er werd zelfs een Winti ‘plengoffer’ gebracht (winti=geest) en het Metropole-orkest was er ook. Je moet wát, vond men kennelijk.

Vice-premier Asscher zei toen:

“Hoe hebben mensen kunnen denken dat ze andere mensen als koopwaar mochten behandelen? Waarom heeft Nederland daar niet veel eerder een eind aan gemaakt? Ik sta hier vandaag namens de Nederlandse regering en kijk terug op deze schandvlek in onze geschiedenis. Ik kijk terug en betuig diepe spijt en berouw over hoe Nederland is omgegaan met de menselijke waardigheid.”

Ja, hoe hadden mensen dat kunnen bedenken? Heel eenvoudig: op dezelfde manier als waarop de mensen tijdens de Tweede Wereldoorlog de Joden zonder noemenswaardig verzet en met de hulp van gedienstige politieambtenaren uit Nederland hebben laten deporteren om hun ondergang in Duitsland, Polen, Oostenrijk en Rusland tegemoet te gaan…

Het kwaad bestaat gewoon, meneer Asscher!

En de sympathieke burgemeester van Amsterdam, Eberhard van der Laan, sloeg de spijker op de historische kop met de woorden: “Het past Amsterdam om nooit meer over de Gouden Eeuw spreken zonder het ook over het slavernijverleden te hebben. Hun pijn is ook onze pijn.”

Conclusie: Wij Nederlanders hadden spijt, zeker, zelfs diepe spijt. Maar excuses, ho maar!

 

Saramacca 33565_439033391625_577096625_5809698_1878247_n

…nalatigheid…

Ook de Nederlandse media hadden, eindelijk wakker geworden, de nodige aandacht besteed aan alle aspecten van de slavernij. Er vond een grote tentoonstelling in Amsterdam plaats en er werd zelfs een musical geproduceerd waarvan de moderne muziek van Randal Corsen en zang van Tania Kross niet direct de toegankelijkheid hadden van het folkloristische lied en dus nogal wat van het publiek eisten.

De welverdiende aandacht van de media in Nederland benadrukte de gedachte dat het van het grootste belang was dat de onbekende gezichten van hen die vroeger hadden gestreden voor de vrijheid niet zouden worden weggemoffeld. Dat wegmoffelen heeft decennialang geduurd. In alle koloniserende landen.
In Frankrijk gaf men er de voorkeur aan – zoals te verwachten was – om bij herdenkingen de aandacht te vestigen op het werk van abolitionisten uit het verre verleden als Abbé Grégoire en Victor Schoelcher. De slavernij zelf bleef bij die gelegenheden comfortabel buiten schot. In Guadeloupe liet echter de gezaghebber Lucette Michaux-Chevry bij een herdenking de officiële ceremonie links liggen om naar het monument voor Delgrès te gaan.

De in 2011 overleden Martinikaanse schrijver-filosoof Edouard Glissant heeft het fenomeen van de verhulling bij herdenkingen treffend verwoord in zijn Le Discours Antillais op bladzij 131: ‘Delgrès voor een tweede maal overwonnen door de fluwelen listigheid van de overheersende ideologie die er een tijdlang in slaagde om de betekenis van zijn heldhaftige daad te vertekenen en deze uit het collectieve geheugen te wissen.’

Er blijft op het gebied van ‘herdenkingen’ nog veel te doen. Het verschijnsel van de slavernij zal blijvend moeten worden ingebed in de geschiedenis van het Caribisch gebied en de ex- koloniserende landen. Het moet een ‘leerstuk’ blijven voor blank en zwart zonder dat dit aanleiding geeft tot misplaatste gevoelens van schaamte, tot haatgevoelens of tot voorwerp wordt gemaakt van politiek opportunisme.
Over schaamte gesproken. Ik herinner me dat ik jaren geleden aan Norman Serphos (toentertijd voorlichter van het Antillenhuis in Den Haag) voorstelde om een artikel over de slavernij te schrijven. Norman reageerde toen afwerend met ‘o nee, daar houdt m’n baas helemaal niet van. Die moet niks van slavernij hebben’.

Ik bedoel maar.

Het blijft voor Curaçao en Nederland van vitaal belang dat de stem van de zwarte mens die zich achtergesteld voelt wordt gehoord door de machthebbers, dat die mensen worden erkend in hun bestaan en het gevoel krijgen dat ze recht hebben om te leven zoals ze leven, in hun cultuur en eigenheid.
Die erkenning hoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met de gewoonte van sommige politici om voortdurend (en vaak op een agressieve manier ) om onafhankelijkheid te roepen zonder dat ze er blijk van geven de gevolgen van zo’n ‘onafhankelijkheid’ te overzien en alleen ageren met het doel om de stemmen te winnen van mensen die (nog) niet in de gaten hebben dat ze worden gemanipuleerd. Om een volk en een land eerlijk te dienen heb je competente en integere bestuurders nodig. En daarvoor is meer nodig dan een grote mond.

 

[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter