blog | werkgroep caraïbische letteren

Van Pandjesbaas Tjong Kon Fong tot Bioscoopmagnaat: Cheung Kon-fong

door William L. Man A Hing (1)

Slechts weinig is bekend van Surinaams-Chinese personen die vanuit Suriname (opnieuw) zijn geëmigreerd. Sommigen zijn naar China teruggekeerd, anderen weer hebben zich in Hong Kong, Taiwan, Nederland dan wel de Verenigde Staten van Amerika gevestigd. Tot hen behoort een aantal figuren die zich in hun (nieuwe) vaderland op de een of andere manier hebben onderscheiden. Door gebrek aan gegevens ontbreekt het aan een overzicht van deze landverhuizers. In deze bijdrage wordt een aanzet gegeven tot reconstructie van de levensloop en activiteiten van Tjong Kon Fong, a.k.a. Cheung Kon-fong.  (張 觀 鳳 [Zhang Guan Feng]). (2)

Veelzijdig ondernemerschap

Tjong Kon Fong was van Hakka-origine en vermoedelijk geboren in of omstreeks 1885 in het district Foei-Jong ( 惠 陽 [Huiyang] ) van de zuidChinese provincie Kwangtung ( 廣東   [Guangdong]). Hij zou rond het begin van de twintigste eeuw zijn geëmigreerd naar Suriname waar hij reeds familie had wonen. Uit het hypotheekregister blijkt dat hij in 1918 het perceel no. 70 op de hoek van de Waterkant en de Knuffelsgracht had verworven.

Op deze locatie vestigde hij een bedrijf met verschillende afdelingen. In een uitgebreide advertentie in het nieuwsblad De Surinamer van 22 juni 1930 (no. 50) liet hij het volgende bekendmaken: als “Winkelier” had hij in de aanbieding “de wereldberoemde THEE van de grootste Chineesche expert PAN YU TAI LUNG KEE”; als “GOUDOPKOOPER” beloofde hij te betalen “den hoogsten prijs voor iedere aangeboden hoeveelheid” en voor zijn “LEENHUIS” garandeerde hij “De hoogste beleeningssommen” met als bijkomende zekerheid en attractie: [een] “Brandvrije kluis tot bewaring der panden.”

Voor een Chinese ondernemer heeft hij in die dagen opvallend veel geadverteerd in de plaatselijke nieuwsbladen. In de hoedanigheid van directeur van het leenhuis plaatste hij regelmatig de, overigens voorgeschreven, aankondigingen voor openbare verkopingen van niet-ingeloste panden. (zie bijv. De West van 21 juli 1933)

Verder nam hij deel aan het gebruik tot plaatsing van nieuwjaarsadvertenties. Zo bood hij in het nieuwsblad De Surinamer van 31 december 1932 aan zijn “… geachte BEGUNSTIGERS en KLANTEN… oprechte wenschen bij de Jaarwisseling”.

Pandbedrijf

Het exploiteren van een pandhuis moet zeker in die tijd geen makkelijke of voor de hand liggende keuze zijn geweest voor een Chinese immigrant. De vergunningseisen, van verschillende technische en administratieve aard, voor de vestiging van een dergelijk bedrijf waren talrijk en zwaar. In de wet van 28 maart 1923 (G.B. no. 59), genaamd de “Pandhuiswet 1919″, waren de “wettelijke bepalingen tot regeling van de particuliere banken van lening”, met een totaal van 44 artikelen vastgelegd.

Kenmerkend voor een pandhuis was dat het op onderpanden maximaal een lening van 25 gulden mocht verstrekken. Aan het bedrijfsgebouw diende bij de toegangsdeur te zijn “een wit bord aangebragt, waarop in zwarte letters van den openbaren weg duidelijk is te lezen: “Pandhuis”, benevens het daarmee overeenstemmende woord in het Negerengelsch en in de Hindostaansche en Javaansche talen.”

Daarmee had de wetgever het begrip “Panti-hoso” toegevoegd aan de officiële Sranan-vocabulaire bestemd voor algemeen gebruik. Volgens de Enc. van Ned.West-Indië (p. 448) was “bij gouv.res. van 31 december 1910 no. 48 aan E.A. Tjin-Kon-Fat vergunning verleend tot het te Paramaribo oprichten van een “leenhuis op pand” (bank van leening of lommerd)”. Waarschijnlijk betreft deze verwijzing de eerste zaak in deze gespecialiseerde bedrijfstak.

De Surinaamsche Almanak van 1928 vermeldde overigens de aanwezigheid van niet minder dan drie leenhuizen in de hoofdstad.

Voorspoedige zaken

Dat de zaken van Tjong Kon Fong voorspoedig verliepen blijkt al uit de omstandigheid dat hij voldeed aan de voorwaarden gesteld door het kiesreglement, zoals “het betalen van belasting over een jaarlijksch inkomen van fl. 1.400,– of meer” (Enc. NWI: 125). Op grond van het toen geldend censuskiesrecht viel hem hierdoor het actief kiesrecht ten deel.

Op de “Lijst van kiezers bevoegd tot het stemmen voor leden der Koloniale Staten” (GAB 1934 no. 4) met een bescheiden aantal namen, stond hij vermeld voor het district Paramaribo onder nummer T-431 met de volgende gegevens: “TJONG-KON-FONG, ouderdom 49 j.”.

Sociale activiteiten

De vereniging Kong Ngie Tong Sang
aan de Knuffelsgracht (nu Dr Sophie Redmondstraat)

Als lid van de Chinese vereniging Kong Ngie Tong maakte Tjong Kon Fong tijdens de roerige pyawdagen in de jaren twintig en dertig deel uit van een kleine dissidente groep onder leiding van Tjon Tsoe Jin(張祖榮 [ Zhang Zu Rong]).
Na een verloren rechtszaak inzake fraude tegen het bestuur en een verloren bestuursverkiezing, scheidde deze minderheid zich af. Ze richtte in 1928 een nieuwe organisatie op onder de naam “Chung Fa Foei Kon” ( 中華會館)met een eigen sociëteit aan de Keizerstraat. (KNT Gedenkboek  1880-1980); 47 / Fred. Oudschans Dentz 1949: 75) Als mede-oprichter maakte Tjong Kon Fong van meet af aan deel uit van het bestuur van de nieuwe vereniging. Voor het laatst werd hij in 1933 gekozen in de functie van penningmeester. (De West van 9 januari 1933)

Deze splitsing in twee aanvankelijk nogal onverzoenlijke kampen maakte tevens een eind aan de jarenlange eenheid en solidariteit binnen de kleine Chinese gemeenschap. Het aantal Chinezen in Suriname bestond in 1934 uit 2.014 personen van wie er 1.416 te Paramaribo waren gevestigd. (De Gids / Almanak voor Suriname 1936: 79)

Het gebouw van Chung Fa Foei Kong aan de Keizerstraat in Paramaribo. (foto Wikipedia)

Terugkeer naar China

Na 1930 heeft Tjong Kon Fong een aantal beslissingen genomen die van verstrekkende betekenis zouden blijken voor zijn verdere toekomst. De beweegredenen die hebben geleid tot beëindiging van zijn verblijf in de kolonie konden niet worden achterhaald.

Als eerste stap droeg hij zijn winkelbedrijf over. In het nieuwsblad De West van 21 juni 1933 verscheen een advertentie waarin onder meer de volgende mededeling was verwerkt:

“Liauw-A-Fa heeft aan den Waterkant no, 70 hoek Knuffelsgracht (huis Tjong Kon Fong) een NIEUWEN WINKEL opgericht.”

De conclusie is dat Tjong Kon Fong met de overdracht van zijn winkelbedrijf een begin had gemaakt met de afbouw van zijn onderneming.

Tjon Kon Fong moet daarna zo rond de tweede helft van de jaren dertig zijn teruggekeerd naar China met medeneming van de opbrengst van zijn bedrijf. Het is niet bekend hoe groot zijn vermogen toen was. Er circuleert een hardnekkig gerucht onder Surinaamse-Chinezen dat hij over een bedrag van 150.000 (gulden?) beschikte.

Voor zijn reis naar China liet hij zich overigens vergezellen door zijn zoon Albert Franҫois, a.k.a. (Tjong) Kit Tsjong a.k.a. (Tjong) Kit Cheong ( 張 吉 祥 [Zhang Ji Xiang ] ) die in 1911 geboren was uit zijn Afro-Surinaamse partner Celestine Mathilda Seijmonson.

Dent’s Fontein in Hong Kong, ook bekend als de City Hall’s Fountain (nabij de achterzijde van het tegenwoordige Bank of China gebouw), werd opgericht in 1864 en afgebroken in 1933.

Uiteindelijk vestigde hij zich, gezien de dreiging en het gevaar van de Japanse invasie in China, in de Britse kroonkolonie Hong Kong. Daar raakte hij bevriend met een andere Hakka-ondernemer, de eveneens uit Huiyang afkomstige hotelmagnaat Hui Yeung-shing die bekend werd van het Shamrock en Park Hotel in Kowloon:  deze zou hem geadviseerd hebben te investeren in bioscopen voor de opkomende filmindustrie.

Onstuimige expansie in Hong Kong

De grondslag voor zijn bioscoopbedrijf legde Tjong Kon Fong a.k.a. Cheung Kon-fong reeds aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Successievelijk kwam hij in het bezit van de populaire bioscopen Good World Theatre en Great World Theatre. Zijn eerste investering in het bioscoopwezen deed Cheung Kon fong volgens York Lo als volgt:

“ A Hakka native of Weiyang in Guangdong province, Cheung Kon-fong’s first theater was the 1082 seat Good World Theatre (好世界戲院) at 199 Tong Mi Road in Kowloon which opened in February 1940.” (3)

Later zou behalve het New York Theatre ook het London Theatre tot zijn bedrijf gaan behoren. Deze en andere aanwinsten onderstreepten het volhardend karakter van de actieve ondernemer.

Voor het beheer van zijn zakenimperium richtte hij een eigen firma op, want: “In 1951, Cheung incorporated Good World Co Ltd (好世界)as the holding company for his growing cinema empire …”. Het eind van dit bedrijf kwam dertig jaar later: “The family firm Good World Co Ltd was dissolved in 1981.”

De handelsfirma stond tot het laatst op het adres van zijn residentie in Kowloon (九龍) geregistreerd.

Ruim een halve eeuw nadat hij in het bedrijfsleven in Hong Kong stapte, kwam door nieuwe ontwikkelingen een eind aan het bioscoopbedrijf van Cheung Kon-fong.

“In 1992, the Paris Theatre in San Po Kong also closed after 26 years of operations and was re-developed into Yue Xiu Plaza, putting an end to the cinema empire of the Cheung family.” Na een lang migratoir bestaan en werkzaam leven overleed Cheung Kon-fong a.k.a. Tjong Kon Fong als een zeer vermogend ondernemer in 1957. Na zijn dood werd hij in het bedrijf opgevolgd door zijn weduwe en twee zoons: Cheung Leung Yin-ping (張 梁 燕 冰),William Cheung ( 張 威 麟 ) en Wilson Cheung ( 張 威臣). De zakelijke belangen van de familie Cheung werden deels buiten de bioscoopketen geȉnvesteerd.

Opgericht werd een filmmaatschappij op onder de naam: Tai Hing Hong Films die tussen 1956 en 1965 een dozijn Kantonese films vervaardigde. Ook werd een deel van het familievermogen ondergebracht in vastgoed in Hong Kong alsook in het buitenland: Vancouver en New York.

Gedreven remigrant in opkomende metropool

In zijn nieuwe woonplaats Hong Kong nam Tjong Kon Fong op bescheiden wijze deel aan het verenigingsleven. Hij sloot zich daar al spoedig na aankomst aan bij de “Tsung Tsin Association”, de vereniging van en voor Hakkas. Uit het Gedenkboek ter gelegenheid van het Gouden Jubileum (1921-1971) van de vereniging valt af te leiden dat hij daarin vanaf 1938 tot en met 1954 onafgebroken een bestuursfunctie heeft vervuld.

Hij bleef met andere aanwezige oud-Surinamegangers regelmatig contact onderhouden. Het betrof hier vooral personen die zich hadden teruggetrokken uit het tropisch zakenleven en zich in de loop van de jaren vijftig in de Kroonkolonie kwamen vestigen met hun gezin.

Van zijn overige sociale activiteiten is niet veel bekend. In het Archief van Hong Kong konden geen stukken van of over Tjong Kon Fong worden achterhaald. 

Na zijn overlijden konden de zakelijke belangen van Tjong Kon Fong, in Hong Kong uitsluitend bekend als: Cheung Kon-fong, niet langdurig als een geheel worden behouden en voortgezet.

Er circuleren hardnekkige geruchten dat Cheung Kon-fong meerdere partners en kinderen had. In zijn beschrijving volstaat York Lo met de mededeling dat de nagelaten betrekkingen van de bioscoopmagnaat betroffen: zijn weduwe, vijf zoons en drie dochters. De erfgenamen hebben in de jaren zestig een operatie in gang gezet die leidde tot een volledige scheiding en deling van de boedel.

In een overzicht van prominente Hakka-entrepreneurs in Hong Kong werd het vermogen van wijlen Cheung Kon-fong gesteld op meer dan tien miljoen dollars. (Gedenkboek Gouden Jubileum Tsung Tsin Association / 崇 正 會 (1921-1971): 67; jo. York Lo, 2021) Hiermee was Cheung Kon-fong a.k.a. Tjong Kon Fong ongetwijfeld de meest gefortuneerde Surinaams-Chinese zakenman tot dusver.

­Aan de Chinese University of Hong Kong en het New Asia College is het “Cheung Kon-fong Fonds” in het leven geroepen. Deze instelling staat rechtstreeks onder beheer van een nazaat. Ze heeft tot doel prijzen en beurzen toe te kennen aan studenten die bijzondere prestaties hebben geleverd op het gebied van de Chinese geschiedenis, taal en cultuur en in het bijzonder het Confucianisme (Chinese University of Hong Kong. Calendar 1991-1992: 238-239).

Op deze wijze is verder verzekerd dat de naam van “Cheung Kon-fong”, d.i. dus de Kantonees-Engelse spelling van de naam Tjong Kon Fong, blijvend wordt bewaard voor het nageslacht.

Van plaatselijke verwanten in Suriname

Van Tjong Kon Fong waren eveneens drie broers in Suriname  gevestigd: Tjon(g) Tjin Joe,  Tjong Tjin Tai en de 1922 te Zanderij in het district Beneden-Para door de Fransman Alphonse Pierre Coutanceau omgebrachte Tjon Tjin Fa. Van hun nazaten kunnen verschillende voorbeelden worden
aangewezen die door hun (hoge) opleiding op diverse gebieden werkzaam zijn en beroepsmatig de nodige bekendheid genieten. Aan deze groep wordt elders afzonderlijk en in ander verband aandacht besteed. Zie bij voorbeeld de afleveringen van: “Surinaams-Chinese auteurs van proefschriften”. Kortheidshalve wordt daarom hier en nu de keuze van het  aantal verwante personages in de Surinaams-Nederlandse context voorshands beperkt gehouden tot figuren die een publieke functie hebben bekleed.

André Haakmat (foto Anefo)

Kleinzoon jurist Mr. André Haakmat raakte bekend als lid van het Kabinet-Chin A Sen II (1980 – 1982) onder de Nationale Militaire Raad. Hij fungeerde korte tijd daarin als “… vicepremier, minister van Justitie, van Leger en Politie en van Buitenlandse Zaken”. Na terugkeer in Nederland vestigde hij zich als advocaat en procureur te Amsterdam. Hij promoveerde 2022 aan de Open Universiteit Heerlen.

Een andere locale verwant was orthopedisch chirurg drs. Jacques (Jack) Tjon(g) Tjin Joe (張 振 猷 [Zhang Zhen You] a.k.a. 張榮華 [Zhang Rong Hua]) die minister was in het Kabinet-Chin A Sen I (1980) en in het Kabinet-Venetiaan I (2000). Deze heeft zich door zijn hoge ambt en status ook meer internationale bekendheid weten te verwerven; hij is evenwel tijdens het bijwonen van een Caricom-conferentie op Trinidad in 2002 komen te overlijden.

Slot

Tot de nalatenschap van Tjong Kon Fong behoorde nog eveneens het hierboven vermelde pand op de hoek van de Waterkant en de Knuffelsgracht te Paramaribo. Bij de beschieting door de militairen op 25 februari 1980 is dit monumentale houten verdiepingsgebouw geheel verloren gegaan. Voor het overige herinnert niets meer aan deze opmerkelijke ondernemer. In het land waar hij zijn eerste vermogen heeft verdiend, geniet Tjong Kon Fong nog nauwelijks bekendheid. Dat is zeker het geval buiten de sterk krimpende kring der oudere Chinese migranten.

(1) Dit essay is een bijgewerkte versie van het artikel: “Van pandjesbaas tot bioscoopmagnaat” dat verschenen is in dagblad De West van 19 maart 2002, nr. 38380, p.8;

(2) Vooral bij persoonsnamen worden in bepaalde gevallen ter verduidelijking naast de Chinese karakters tussen vierkante haakjes ook de officiēle romanisatie van het Chinees, kortweg pinyin genoemd, weergegeven. In Hong Kong werd Tjong Kon Fong uitsluitend bekend als Cheung Kon-fong, zijnde de Kantonees-Engelse transcriptie van de Chinese naam: 張 觀 鳳 [Zhang Guan Feng]. Beide geromaniseerde vormen van de naam worden hier naast elkaar en soms ook wel door elkaar gehanteerd: Tjong Kon Fong als pandjesbaas in Suriname en Cheung Kon-fong als bioscoopmagnaat in Hong Kong.

Voor de duidelijkheid enkele kanttekeningen bij de besproken romaniseringen:
– de vorm Tjong Kon Fong en die van zijn verwanten in Suriname zijn gebaseerd op de Hakka-taal;
– de schrijfwijze van de naam Cheung Kon-fong en die van zijn nazaten in Hong Kong is gebaseerd op de aldaar gangbare Kantonese taal.

In voorkomende gevallen wordt in Hong Kong vaak als achternaam alleen de clannaam gevoerd met een Westerse voornaam dan ook wel de volledige naam in het Chinees, dus clannaam gevolgd door de eigen persoonlijke naam. Zie als voorbeeld hierboven: William Cheung naast: 張 威 麟.

Voor een beschrijving van de ontwikkeling van de firma van Cheung Kon-fong alias Tjong Kon Fong en zijn erven kan overigens verwezen worden naar de bijdrage van York Lo die in april 2021 werd geplaatst op de vermelde blogspot: The Industrial History of Hong Kong Group.

(3) Weiyang is de Kantonese benaming voor het district Huiyang van de Zuid-Chinese provincie Guangdong. Zie ook Foei-Jong, de Hakka-benaming.

Geraadpleegd

Chinese University of Hong Kong. Calendar 1991-1992.

Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië. Onder redactie van dr. H.D. Benjamins en dr J. Snellen. ‘s-Gravenhage/Leiden, 1914-1917;

De Gids. Almanak voor Suriname 1936. Paramaribo.

Gouvernements Advertentie Blad (G.A.B.).1934.  Paramaribo;

– André Haakmat. “Op zoek naar de Chinese tak van mijn familie”, in: Wi Rutu; Tijdschrift voor Surinaamse Genealogie, 5 no.1, p. 38 – 46;

Kong Ngie Tong Gedenkboek (1880-1980), Paramaribo.(Chinese tekst)

– Man A Hing, William L.:

a. “Rechtdoende: Veroordeelt tot de straffe des doods: Alphonse Pierre Coutanceau; Rohan (Rohana (No. 413 / Oo); Nicodemus Charles Apatoe: de drie laatste doodvonnissen gewezen door het Hof van justitie in Suriname die tevens zijn geëxecuteerd”. Orchid Books. Paramaribo, 1983. ISBN 90-70838-01-X; Amstelveen, 1983. ISBN 99914-904-1-8; 

b. “Van pandjesbaas tot bioscoopmagnaat”, in: dagblad De West van dinsdag 19 maart 2002, nr. 38380. Paramaribo. p. 9;

c. ‘Sranan Roots. De Indiaanse voorouders van Lou Lichtveld, Desi Bouterse en André Haakmat’, in: Wi Rutu. Tijdschrift voor Surinaamse Genealogie, jrg. 4 no. 2, p. 11-19;

d. “Surinaams-Chinese auteurs van proefschriften: kanttekeningen bij hun namen en achtergrond” (Addendum 5), in: Wi Rutu,Tijdschrift voor Surinaamse Genealogie, jaargang 23 no. 1;

– Fr. Oudschans Dentz. Geschiedkundige Tijdtafel. Amsterdam, 1949;

De Surinamer. Nieuwsblad. 1928 / 1931. Paramaribo.

– Tsung Tsin Association. Gedenkboek Gouden Jubileum (1921-1971). Hong Kong, 1971. (Chinese tekst);

De Vraagbaak. Almanak van 1925. Paramaribo;

De Vraagbaak. Almanak van 1928. Paramaribo;

De West. 1930-1934. Paramaribo.

– Zijlmans, G.C. en H.A. Enser, De Chinezen in Suriname. Een geschiedenis van immigratie en aanpassing: 1853 – 2000. Barendrecht: Batavia Publishing, 2002.

Digitale vindplaatsen

https://industrialhistoryhk.org/the-cheung-family-and-the-new-york-great-world-chain-of-cinemas/ York Lo, April 9, 2021; citeercode: York Lo;(raadpleegdatum: 16-01-2023)

https://werkgroepcaraibischeletteren.nl/andre-haakma-83-promoveert-op-corruptie-in-suriname/ (raadpleegdatum: 13-01-2023)

https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Jack_Tjon_Tjin_Joe; (raadpleegdatum: 12-01-2023).


1 comment to “Van Pandjesbaas Tjong Kon Fong tot Bioscoopmagnaat: Cheung Kon-fong”

  • Thank you for publishing this! Tjong Kon Fong is my great grandfather and it’s amazing to learn about my ancestral history.

1 Trackback/Ping

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter