blog | werkgroep caraïbische letteren

Vakantie op Commewijne

door Carry-Ann Tjong-Ayong

De monotone geluidjes van het veer Marataka, dat – pakkapakkapakka – de rivier oversteekt en ons meevoert naar Meerzorg. We gaan logeren op Voorburg, Commewijne bij oom Bert Sanches en tante Emmy Ferrier.

Elke schoolvakantie is dit het hoogtepunt. Logeren in het grote houten plantagehuis met de andere kinderen, Leo en Stanley Ferrier, Ricardo Wong Fong Sang, Cynthia Ferrier, mijn broers Wim en Fritz en ik. Nell gaat niet altijd mee. Ze doet liever andere dingen, wanneer wij als jonge honden over het erf en de grond er naast rennen, op onze buik op de steiger liggen om in het water de “zoutjes” te zien en de kleine krabbetjes uit de gaten te zien kruipen. Op blote voeten de hete zandweg af te lopen naar Zoelen of Tamanredjo met Javaanse vriendjes spelen. We plukken zure birambi die we met zout opeten, tot onze tanden zo zuur zijn, dat ze pijn doen. We eten telo en petjil bij de Javanen. We genieten. Tante Emmy staat ons op te wachten. Ze probeert streng te kijken.

”Waar waren jullie?”

We moeten al lang eten. Oom Bert is er al op zijn motorfiets met de grote brede leren zadels. We mogen om de beurt een ritje mee. Hij lacht hartelijk en tilt ons een voor een achterop.

We moeten gaan baden. Het water is fris en koel. We slapen op de vloer op gevlochten papayamatten met alleen een laken. De jongens zijn nog lang bezig, bulderen van het lachen, vertellen yorka tori, tot zelfs tante Emmy het genoeg vindt.

“Zo, ga slapen, morgen is er weer een dag!” roept ze bij de trap. Vlugge voeten rennen door de kamer. Oom Bert lacht bulderend.

De volgende morgen zijn de jongens vroeg op. Ze fluisteren geheimzinnig, ze zijn wat van plan. Ik probeer ze uit te horen, maar ze ontwijken mij. Dat belooft wat.

Later op de dag verdwijnen ze een voor een in het hokje, waar René, de opgeschoten hulp huist. En dan rennen ze allemaal hoestend weer naar buiten gevolgd door een grote rookwolk. “Brand!” roepen ze door elkaar.

Tante Emmy komt al aanlopen.

“Allemaal naar boven!” zegt ze streng. Ze grijpt Leo bij zijn arm. Hij moet alles opbiechten. Hij aarzelt maar zijn gevoel voor rechtvaardigheid overheerst. Het komt er op neer, dat ze een pakje met twee sigaretten van oom Bert hadden gevonden en in het hokje van Rene waren gaan oproken. De sigaret viel en Rene’s kleren vlogen in brand. Tante Emmy is boos.

”Weet je wat er had kunnen gebeuren?” waarschuwt ze de kwajongens. En nu heeft René geen kleren meer.

De jongens kijken schuldbewust. Ze roepen door elkaar dat zij het niet meer zullen doen.

Cynthia en ik zitten gierend van het lachen op het balkon. Morgen hebben ze weer een andere streek uitgehaald.

Dit is de vakantie van de jaren ’50 toen zwarte dienstmeisjes nog Blanche heetten, en je een stang ijs in een kist met zaagsel koud hield, je de koolpot waaierde met de driehoekige rieten waaier en je pofmouwtjes met rikrak versierd werden.

cat 24/8 011

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter