blog | werkgroep caraïbische letteren

Naschrift Cariben laten we het onmogelijke vragen (1)

door Willem van Lit

Men schreef nieuwe complotten

In februari 2013 verscheen mijn derde boek Cariben laten we het onmogelijke vragen. Ruim een half jaar na het verschijnen ontstond bij mij de behoefte een kleine beschouwing achteraf te maken. Dit had voornamelijk te maken met de actuele ontwikkelingen op de eilanden sindsdien. Op Curaçao werd een moord gepleegd op een controversiële politicus. Op Bonaire woedt op het moment van schrijven van dit naschrift (weer) een bestuurscrisis in het college. Op St. Maarten is er een bestuurscrisis geweest. Er zijn verschillende opwellingen geweest van woede en furie. Men schreef nieuwe complotten. Ook mijn bezoek in het voorjaar aan Curaçao en Bonaire en de presentatie van mijn boek deden andere inzichten ontstaan en ik realiseerde me dat ik bepaalde thema’s niet had besproken. Het gaat dan om onderwerpen die op verschillende plekken mijn betoog raken en die deels een aanvulling zijn op hetgeen ik heb geschreven. Dit betreft onder andere de invloed van de georganiseerde misdaad en de zogeheten Latino leefstijl, de invloed van het Zuid-Amerikaanse continent op de eilanden. Na ruim zes maanden staat de inhoud van mijn boek nog steeds overeind. Ik heb niets kunnen ontdekken wat ik vandaag anders zou schrijven.

Het boek is niet door heel veel mensen gelezen, maar toch voldoende om eventueel kritische opmerkingen te krijgen. Ook is het door mensen gelezen die heel nauw betrokken zijn bij het leven op de eilanden of mensen die door studie en ervaring uitgebreide kennis hebben van de Caribische eilanden. Ik weet ook dat het onderwerp ‘Antillen’ slechts weinigen van belang of interessant achten; de doelgroep is klein.

Het is zeker niet zo dat ik expliciete erkenning of bevestiging vraag. Met dit naschrift wil ik wel weer de aandacht vestigen op dit boek omdat ik de inhoud nog steeds van belang acht voor de actuele situatie en waarschijnlijk ook de ontwikkelingen in de naaste toekomst op de eilanden zelf en in de relatie van die eilanden met Nederland.
Bevrijd van een historische blunder?
Van crisis naar crisis naar crisis, enz. Dat houd je alert en betrokken. Ik schreef die eerste woorden van dit naschrift op een artikel uit ‘nu.nl’ (3 juni 2013) dat iemand op Facebook had geplaatst. Het artikel betrof een interview met Daniël Hodge, de toenmalig premier van Curaçao die een tussentijds zakenkabinet heeft geleid om orde op zaken te stellen. Hodge merkte op dat politici op het eiland vooral goed voor zichzelf zorgen en dat ze het belang van het volk en het eiland daarbij verwaarlozen. “Een kentering ten goede bespeurt hij niet: ‘we zijn gestagneerd’”, merkt hij op. In het boek van Freek van Beetz (Het einde van de Antillen) staat het nogmaals, maar dan nadrukkelijker. Op 28 februari 2013 (tweeënhalf jaar na de ontmanteling van het land Antillen) zegt Hodge: “Een schone droom is een nachtmerrie geworden”. (Van Beetz pag. 314). Hodge heeft als zakenman dit tussenkabinet geleid. Gedurende zijn premierschap was het een aantal maanden rustig… totdat op 5 mei 2013 Helmin Wiels werd vermoord.
Gestagneerd. Dat begrip staat ook centraal in ‘Cariben’. Het komt er geregeld in terug; ik heb het genoemd het resultaat van het voortdurend uitgestelde leven en de ziekmakende omhelzing. Het gedrag van politici zoals Hodge dat aangeeft, is van ondergeschikt belang. Zij vertolken slechts in een rebelse of narrige staat van bewind voeren of besturen de rol van de geest van de tragedie, waarin de cultuur van boosheid en schaamte gedijt. Het is doorgaans een verbeelding van manische aard, die in het voorjaar van 2013 op een extreem dramatische wijze tot een voorlopig dieptepunt is gekomen. Het is dit complex van krachten die tot stagnatie leidt en die ik met name beschrijf in hoofdstuk 5. (Cariben, pag. 272 e.v., pag. 290 – 295).
Van Beetz beschrijft dit uitvoerig in zijn kroniek. Vooral de politieke situatie vanaf 2003 lijkt een grote georganiseerde chaos, slechts gedreven door de puls tot een zo grondig en spoedig mogelijke afbraak: het opheffen van het land Antillen. Alsof men met schaamrood op de kaken zichzelf wilde verlossen van een bijzondere historische blunder. En bijzonder hierbij is dan ook dat dit proces grotendeels onder de regie stond van een groep mensen die zich aanvankelijk hadden verenigd onder de vlag van de héropbouw van datzelfde land: de PAR (Partido Antiá Restruktura). De Antilliaanse – en dan vooral de Curaçaose – politieke tégencultuur heeft trekken van schizofrene en paranoïde aard, terwijl plat opportunisme, grootheidswaan en het calimerocomplex er voortdurend vanaf spat onder verwijzing naar (re)kolonialisering, discriminatie, racisme, oorlog, nationalisme, patriottisme, hoogverraad, enz. Beetz verwijst er zowat óm de twee pagina’s naar. Op een zeker moment noemt hij het ‘een orgie van bestuurlijk en politiek vandalisme’ (Van Beetz, pag. 190). Het is alsof alle frustratie in deze jaren van manie zich heeft samengebald en dat men de afbraak van een land, dat nooit een natie is geworden, heeft gebruikt om zich hierop te concentreren.
.
Nog eens: het motief
Cariben verscheen eind februari 2013. Op 9 maart kondigde ik het uitgebreid aan en startte ik de promotie. Ik maakte vooral gebruik van het wereldwijd web, maar ik verstuurde ook per post persberichten aan diverse kranten en tijdschriften in Nederland. “Daar heb je weer zo’n gek die een boek heeft geschreven over Curaçao en zo. Lekker belangrijk”. Ik hoor het al roepen. Schouderophalend gaat mijn bericht vervolgens zonder te ritselen in de papierbak. Op internet zag ik wel reacties. Ik merk heel goed als mensen het boek wel hebben gelezen, ook mensen die ik niet persoonlijk ken. Van Bonaire kreeg ik enthousiaste reacties. Dat viel in elk geval op.
De vraag rijst weer: waartoe heb ik dit boek geschreven? Ik heb ontdekt dat het schrijfproces een ontdekkingstocht naar mijn eigen motieven is geweest. Ik heb ook dingen ontdekt die ook buiten de context van de Caribische eilanden van waarde zijn gebleken. Het is nu duidelijker dan voorheen: nationalisme is een gevaarlijke leugen, een waan van twee eeuwen waarin men elkaar gevangen houdt. En ik weet nu ook waarom dat zo is (Cariben, pag. 229 – 232 en 292 – 293). Ik weet ook wat het nefaste effect daarvan is .

Ik weet nu ook dat het historisch determinisme een grove leugen is en dat deze leugen is ingegeven door de angst keuzes te moeten maken. Een bekende Curaçaose publicist en opiniemaker zei in een reactie (op een stelling van Jacob Gelt Dekker) dat anderen (buitenstaanders) nooit in staat zouden zijn de eros (hij schreef het met een hoofdletter Eros) te doorgronden van de Caribische mens. Ik weet nu ook dat dat een mythische leugen is. Als we de eros niet kunnen doorgronden, zouden (vreemde) culturen hermetisch gesloten zijn. Ik heb aangetoond dat dat niet zo is (Cariben, pag. 155 – 165, 174 – 175 en 211 – 215). En als je het over eros hebt, dan moet je ook de thymos noemen (Cariben, pag. 22 – 23). Het is juist deze laatste kracht die in dit boek centraal staat en die we zeer wel goed kunnen doorgronden: de laaiende furie en haar gevolgen, waarvan er zeker één is dat de mythe van de ondoorgrondelijkheid in stand blijft. Ook die fascinatie heb ik ontmaskerd, waarmee niet gezegd is dat hij daarmee is verdwenen.

In een ongeregeld ritme laaien de discussies over deze thema’s op, zeker na de moord op Wiels. Men spreekt dan over etnisch nationalisme, racisme, fraude en corruptie, afgunst en ongenoegen; het wordt letterlijk allemaal zo genoemd. Hierbij wordt – in repliek – gezegd dat Wiels weliswaar een nationalist was, maar geen racist. Daarbij zei iemand dat buitenstaanders niet in staat zijn het volkssentiment te begrijpen dat Wiels vertegenwoordigde, een sentiment dat wordt ingegeven door de geschiedenis van machtsongelijkheid én het feit dat veel immigranten op Curaçao het recht zouden ontkennen dat het eiland een natie kán zijn. Het merkwaardige is dat die schrijver dan betoogt dat Wiels racisme wel weer gebruikt in weerwil van die structurele ongelijkheid en de ontkenning van dat recht. Racisme als wraak dus, de ruilinterventie van de wraak, zoals ik dat heb genoemd (Cariben, pag. 324 – 326); dat is een gevolg van de pathetische omhelzing. In die zin wordt het primaat van de cultuur en het historicisme wederom aangevoerd in een romanteske verwijzing naar het volk en hun ressentiment; iets wat buitenstaanders nooit zouden kunnen bevatten. Dezelfde sentimenten (gestuurd door eros en thymos) komen in allerlei gradaties voor in België (Vlaanderen – Wallonië), Baskenland, Schotland, Catalonië, het voormalig Joegoslavië, enz. (Cariben, pag. 231). Niets menselijks is u en ons vreemd. In het Caribische gebied komt daar de menselijke smet (van de huidskleur) nog bij als extra factor (Cariben, pag. 163 – 165, 368).
In deze discussie zegt een ander dat men op de eilanden gebruik moet gaan maken van eigen mogelijkheden en kansen die de samenwerking met Europa kan bieden. Men moet uitgaan van de kracht van de onderlinge menselijke betrekkingen en samenwerking zoeken om zo vooral economisch tot ontwikkeling te komen. De verbinding via Nederland biedt daarvoor goede mogelijkheden. Deze schrijver wordt door de nationalistische denker op een intellectueel-ideologische manier en toon bijna kleinerend teruggezet: het gaat om dé nátie (wat dat ook moge betekenen) en daaraan moet alles ondergeschikt zijn. In dergelijke discussies woekeren overigens ijdelheid en demonstratief intellectualisme uitbundig en voortdurend door de gesprekken heen: in woord en wederwoord kleurig bloeiend in de trant van : “kijk mij eens heel veel weten! En u kunt mij toch nooit snappen; ik ben hier de leermeester”.

[vervolg, klik hier]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter