blog | werkgroep caraïbische letteren

F. Starik – Rots der struikeling

naar Boeli van Leeuwen
We weten het niet. We begrijpen het niet. Ons treft geen blaam. Het zit in het gras. Het zit in de melk. Sommige elementen zullen vierentwintigduizend jaar onafgebroken bestaan, onvernietigbaar. ‘It cannot happen here’, zeggen de gladde commentatoren op mijn flikkerende scherm. Ons worden tekenen gegeven om te beseffen dat. Wie een ander vernietigt, uiteindelijk ook zichzelf…

Grimmige mannen redetwisten over de toestand van zijn gebit en de afstand tussen de lege kassen van zijn ogen. Proeven worden genomen met verbazingwekkende apparaten. Mijn televisiescherm openbaart mij in de nacht ondoorgrondelijke en verborgen dingen. Want er is een God die verborgenheden openbaart.En de kelner zelf valt uit elkaar. Zijn haar ligt als zeewier op zijn glimmende schedel.Hij is kromgetrokken van de reumatiek. Men wil maar niet begrijpen dat die beschimmelde mannen daar in het oerwoud als karton uit elkaar vallen. Je kunt ze zelfs niet ophangen. Hun gebeente is reeds bij hun leven vergaan. Hij rommelt snachts in een apocalyptisch archief tussen krantenknipsels en rapporten. Telexapparaten, naslagwerken en iedere keer weer glipt hem een seniele moordenaar uit handen. ‘t Wordt tenslotte een wedloop tussen zijn eigen onontkoombaar einde en de schimmen die hem achtervolgen: we krijgen geen enkel mens terug die we hebben verloren.Alle gruwelijkheden zijn verpakt in ‘t cellofaan van het gedaas der presentator. Alle tekenen komen voor of na de advertenties. Soms hoor ik onder de koepel van mijn schedel mijn hersens als popcorn uit elkaar spatten. Ik stort van voor naar achter in elkaar als de facades van gebouwen in de zwart-wit films uit de tweede wereldoorlog. Mijn ziel is als een spinnenweb dat door duizenden ragfijne draden is verbonden met de levens van duizenden anderen. Iedere dag wordt er een draad doorgeknipt en het hele web trilt. Ik kan niet als voorheen naar believen langs de zilveren draden glijden. Want op een cruciaal punt sta ik voor een gat.

Grote brokken van mijn persoonlijkheid worden verpulverd. En iedere morgen sta ik voor het raadsel dat ik meer ben dan de vorige. Dan sjouw ik het zware materieel aan en begin geduldig een brug te slaan om te komen waar ik wezen wil.

Wanneer ik mijn video terugdraai zit ik gefascineerd te kijken naar de spoel die groter wordt en steeds langzamer gaat draaien, terwijl die kleine spoel, met het restje van mijn bestaan erop, steeds sneller draait…totdat opeens, bijna onzichtbaar voor het oog: klik, finish, het staat erop. Bijna heel mijn leven staat nu op de grote spoel. Maar niemand die er ook maar iets mee kan beginnen. Geen apparaat dat het kan draaien. Het kan ook uitgewist zijn.

Een geruis in de stilte. Wij weten het niet. We begrijpen het niet. Ons treft geen blaam. Ons worden tekenen gegeven om te beseffen dat. Want er is een God die verborgenheden openbaart. Maar er is niemand die er ook maar iets mee kan beginnen. Het kan ook uitgewist zijn. Een geruis in de stilte.

[Column voorgelezen op de Vierde Caraibische Letterendag, 1 oktober 2011]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter