blog | werkgroep caraïbische letteren

Asiento (11)

De slavernij van de Oudheid tot nu
 
door Fred de Haas
 
Felipe Guaman Poma de Ayala: een Peruaanse Indiaan tussen twee vuren
 
 
De reden waarom ik in dit artikel wat plaats wil inruimen voor Guaman Poma de Ayala is dat men zo weinig hoort en leest over het standpunt van de autochtone Indiaan in de tijd van de Spaanse overheersing en de ‘Atlantische’ slavernij. Guaman Poma is een goed voorbeeld van het denken van de ontwikkelde Indiaan uit die tijd.
Felipe Guaman Poma de Ayala (geboren ± 1550) was een Indiaan van adel uit de tegenwoordige Peruaanse provincie Ayacucho. Hij sprak Quechua en Spaans – dat hij overigens grammaticaal  niet helemaal beheerste –  en diende als tolk bij Fray Cristóbal de Albornoz. In die hoedanigheid reisde hij veel en maakte kennis met de manier waarop de Spanjaarden zijn land en volk regeerden. De neerslag van zijn observaties is te vinden in zijn Nueva Crónica y buen gobierno die hij schreef rond het jaar 1615 en die is gedigitaliseerd door de Koninklijke Bibliotheekvan Kopenhagen (op het Internet te vinden).
Guaman Poma zag ook hoe de ‘negers’ in Perú werden behandeld en vergeleek dit met de situatie waarin de oorspronkelijke Indiaanse bewoners verkeerden. Hij pleitte in zijn werk voor gelijke behandeling en kan met een beetje goede wil worden beschouwd als een vroeg socialistisch denker. Hij had trouwens veel van zijn kennis en manier van beschouwen te danken aan Bartolomé de las Casas, de geestelijke die zich had ingezet voor het lot van de tot slaaf gemaakte Indianen en er aldus – min of meer ongewild – voor had gezorgd dat men Afrikanen als slaaf ging gebruiken. Later had Bartolomé de las Casas daar spijt van en keurde die praktijk af. Guaman Poma heeft dit echter niet meer meegemaakt.
Het is curieus om te lezen hoe Guaman Poma onderscheid maakt tussen ‘Negros bozales’, de direct uit Afrika ingevoerde slaven en ‘Negros criollos’, de Afrikanen die in de kolonie waren geboren en voor wie hij geen goed woord over heeft. Over de ‘bozales’ schrijft hij o.a. het volgende (in het Spaans van begin 17eeeuw):
‘Estos son fieles, creen en Dios, guardan los mandamientos y las santas buenas obras y obedesen a sus amos. Cree más presto la fe y trabaja con sus prógimos. Tienen caridad, amorosos; de bozales salen buenos esclabos pues que San Juan Buenauentura salió de ellos. Dizen los españoles negros bozales no uale nada. No saue lo que se dizen. Lo que a de tener enseñalle con amor y criansa y dotrina. Uale déstos por dos negros criollos un bozal; de bozal salen santos’.
(Vertaling: die echte Afrikanen zijn trouw, geloven in God, houden zich aan de tien geboden, doen aan goede werken en gehoorzamen hun meesters. Ze nemen het geloof sneller aan en zijn coöperatief; ze hebben hun naasten lief en zijn goedhartig; het zijn goede slaven want de heilige Johannes Buenaventura is immers uit hen voortgekomen. De Spanjaarden zeggen dat de direct uit Afrika ingevoerde slaven niets waard zijn. Maar ze weten niet wat ze zeggen. Je moet ze liefde en geloof bijbrengen. Dan is één echte Afrikaan net zoveel waard als twee Creoolse Afrikanen; echte Afrikanen brengen heiligen voort’).
We zien dus dat de Indiaan Guaman Poma de slavernij, curieus genoeg, beschouwt als een gegeven en ook geen enkele kritiek heeft op de katholieke godsdienst.
Even verder lezen we hoe hij denkt over de zwarte Creolen die in de koloniën zijn geboren:
‘Cómo los negros y negras criollos son bachilleres y rreboltosos, mentirosos, ladrones y rrobadores y salteadores, jugadores, borrachos, tauaqueros, tranposos, de mal beuir y de puro uellaco matan a sus amos y rresponde de boca. Tiene rrozario en la mano y lo que piensa es de hurtar y no le aprouecha sermón ni predicación ni asotes ni pringalle con tocino. Mientras más castigo, más uellaco, y no ay rremedio, ciendo negro o negra ciolla’.
(Vertaling: wat zijn die Creoolse negers en negerinnen van hier toch babbelziek en twistziek, leugenachtig en diefachtig; het zijn rovers en struikrovers, gokkers, dronkenlappen, rokers, oplichters, ze leven er maar op los, het zijn schurken, doden hun meesters en zijn zo brutaal als de pest. Ze lopen met de rozenkrans in hun hand en denken alleen maar aan stelen: ze zijn ongevoelig voor preken en goede woorden, voor slaag en verwennerij. Hoe zwaarder ze worden gestraft hoe schurkachtiger ze worden en daar is niets aan te doen. Het zijn immers Creoolse negers en negerinnen van hier’).
Overigens is hij van mening dat met goed onderwijs en een behoorlijke behandeling er best wat te maken valt van de Creoolse negers en negerinnen.
Het loont de moeite om een een kijkje te nemen op de gedigitaliseerde versie op de website, want Guaman heeft niet alleen uitgebreid en scherp geschreven over het koloniale misbruik, maar ook nog tal van leuke en mooie tekeningen gemaakt bij zijn werk.
[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter