blog | werkgroep caraïbische letteren

‘donjuan’ in Suriname

door Joop Vernooij

In het Nationaal Archief in Den Haag-Nederland is enige tijd geleden het verslag van Pieter Groen van zijn reis naar de West-Indies, inclusief Suriname en Paramaribo, gevonden. Zijn tekst van 2.300 woorden is niet lang, maar wel interessant, niet zozeer om welke landen hij aandeed, maar om wat er in die tijd te beleven was. We lezen over leefwijze en cultuur van die tijd in onze regio, met name over het plantageleven. Het verhaal is interessant omdat het van een jongeman van negentien jaar is.
Jacco Hogeweg van het Nationaal Archief heeft de uitgave verzorgd, maar ook zijn eigen uitgebreid verhaal ter verduidelijking toegevoegd. Zijn verhaal geeft een prima inleiding en aan het eind behandelt hij ook het verdere verloop van het leven van Pieter Groen, een koopmanszoon uit Amsterdam. De schriften van Pieter Groen hebben eigenlijk als titel Journaal van een reis naar de West-Indien, van 1792 tot 1794, genummerd 1, 2 et cetera, tot 7. Jacco Hogeweg heeft het geheel de titel Een donjuan in de Westgegeven, daarmee Pieter Groen tekenend naar aanleiding van zijn relationele leven ten aanzien van vrouwen.
Pieter Groen ging jong op reis. Hij moest aanleren hoe zaken te doen in die koloniale tijd. Juist aan het begin van zijn reis overleed zijn vader. De familie bleek genoeg geld te hebben om Pieter te veld te sturen en hij keek dan ook als een beginnende zakenman. Hij was niet van alles op de hoogte maar vond in de West-Indies toch wel het een en ander. Hij had genoeg geld bij zich om twee jaar onderweg te zijn. Het eerste deeltje heeft als titel Journaal van een reis naar West-Indiëen het tweede Journaal van een reis door West-Indië. Het derde deeltje heet Journaal door het Hollandse West-Indië. Daar komt Paramaribo aan bod, evenals de plantage Courtvligt, plantage Halle en Saxen (in 1863 met 98 slaven, eigenaar Wilhelm Rühmann), plantage Cuylenborg (in 1863 9 slaven, eigenaar W. Rühmann), en dan gaat hij naar Guyana. Hij vervolgt met het 4de Journaal over de kolonies en rivieren Essequibo en Pommeroon, de Arabisker Kust en Orinoco en de levenswijze van de indianen. Groen is geen rasechte antropoloog of socioloog en schrijft voor zich uit met de nodige vooroordelen zoals toen gebruikelijk. En het is ook helemaal niet zijn bedoeling volledig te zijn. Niettemin is hij een van de eersten die iets over de oorspronkelijke bevolking meldt, zoals over hun ‘huizen’ (kampen), over hun wijze van planten en oogsten, over hun huwelijk en visvangst. Het 5de deel heeft de titel Journaal van een reis van Demerara naar Berbice en mijn verblijf in de kolonie. Deze kolonies waren Nederlands, evenals Essequibo en Pommeroon, maar vormden later in 1830 het grootste deel van het huidige Guyana. Het 6de deel bericht ons over de terugreis, Journaal van een reis naar Rotterdam met het schip The Non Pareil van kapitein Edward Barker. Ik denk dat menigeen, zoals ikzelf, vanuit Suriname de Atlantische reis heeft gemaakt. Toen was het vooral bij gelegenheid van het West-Indisch verlof en tegenwoordig heet het de Caribbean Cruise.
Voor Jacco Hogeweg is het 7de deeltje het basisboek door de eigenaardige titel. Het heet Een apart journaal over Engels en Hollands West-Indië, 1792-1794. Opmerkingen te vinden in het samengevatte journaal van mijn reizen in Europa en door de West. Hierin gaat Groen min of meer uitgebreid in op zijn amoureuze activiteiten met vrouwen in de West, wel of geen slavin, wel of niet wit. Hij is openhartig en wil als jongeman wat opscheppen over zijn relaties, kort of lang, vrij of met dwang en als het allemaal lukt, gebruikt hij de uitdrukking ‘Constantinopol werd belegerd’. Hoe hij daarop komt, is een raadsel. Verbazend dat hij in die tijd erover praat en het aan vrienden en familie bekendmaakt. In het algemeen is het een geseculariseerd verhaal. God wordt niet overal bij gehaald. Groen, die katholiek schijnt te zijn, heeft het niet over kerken, predikanten en priesters en is wat geloof betreft, uiterst sober. Misschien een relict van de Verlichting en de Franse Revolutie. Pieter Groen had eerst in het klad over zijn belevenissen geschreven en heeft in 1794 alles in het net uitgewerkt.
Zoals gezegd was het niet de bedoeling een verhandeling over slavernij, plantage-economie of Europese expansie te schrijven. Het is een reisjournaal, inbegrepen de windrichting (en windstilte), de graden en minuten van de scheepvaart. Dus historisch of literair niet zo interessant.
Maar toch: het is een tijdsbeeld en een logistieke verkenning. Dit boek is wel interessant vanwege de illustraties. Hogeweg heeft kaarten en plattegronden gevonden, die min of meer origineel zijn en ons verder brengen wat de West-Indies betreft. De kaart van pagina 6-7 geeft een aantal plantagenamen van Essequibo-Demerara, van Berbice en van Suriname. Zeer verhelderend. De uitgave bevat ook een lijstje woorden van het Berbice-Nederlands die Groen heeft opgetekend en wellicht heeft gebruikt (pp. 128-129).
Hogeweg geeft ook het verdere verhaal van Pieter Groen, die in 1830 in Beverwijk is overleden. Hij voegt er een stamboom van Groen aan toe. Met een literatuurlijst en een effectieve index. Er zijn wel moeilijke of vreemde woorden zoals bezaar, bramstagen en bramra’s.
Deze publicatie is informatief vanwege de in- en uitleiding van Jacco Hogeweg en geeft een beeld van een zwierbol, een pierewaaier of op z’n Sranan, een boroman.
Jacco Hogeweg: Een donjuan in de West. Het reisverslag (1792-1794) van koopmanszoon Pieter Groen, 175 pp. met illustraties. Uitgeverij Balans, 2013

1 comment to “‘donjuan’ in Suriname”

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter