blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Tjong-Ayong Carry-Ann

Majoie Hajary

door Carry-Ann Tjong-Ayong

De familie

Ze had maar een dochter, Carolina Beatsheba Andresa Essed. Verder had ze zeven zonen en waren er een paar babies vroegtijdig gestorven in het kraambed. Maar haar Willemientje was haar gudu. Ze was flink en intelligent, vrolijk en opgewekt. Carolina had graag meer van zulke dochters gehad.

read on…

Carry-Ann Tjong-Ayong vierde 70ste verjaardag

Afgelopen week vierde dichter en proza-auteur Carry-Ann Tjong-Ayong haar 70ste verjaardag. Zij werd geboren in Paramaribo op 10 februari 1941, als derde kind van de chirurg en uroloog Frits Tjong-Ayong en Paulina Comvalius. In 1955 verhuisde ze naar Nederland waar zij de Rijks-HBS in Groningen voltooide. Vervolgens studeerde zij Spaans aan de Rijksuniversiteit Groningen. Na haar verhuizing naar Utrecht haalde zij het doctoraal Klinische Pedagogiek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Op 28 december 1970 trouwde ze met de grafisch ontwerper Wim Verboven. Het paar heeft twee kinderen, Isabel en Chris.

read on…

Surinamers herkennen elkaar

door Ezra de Haan

Ter gelegenheid van de oprichting van de republiek Suriname, nu vijfendertig jaar geleden, heeft Michiel van Kempen (foto rechts) een bloemlezing van Surinaamse verhalen samengesteld. De oudste bundel verhalen die ik ken, dateert alweer van 1972 en droeg de mooie titel I sa man tratamara!? Het was een boek vol hoop en verwachting. Men droomde van radicale veranderingen en een nieuwe maatschappij. Dat liep allemaal anders dan verwacht. En daarmee veranderde ook de toon van wat in Suriname geschreven werd. Verhalen van Surinaamse schrijvers (1989) dat ook onder redactie van Michiel van Kempen verscheen en Waarover we niet moeten praten (2007, redactie Peter de Rijk) toonden aan dat Surinaamse auteurs niet langer ‘een bijdrage aan de opbouw van het land moesten leveren’ maar vrij waren te schrijven wat en waarover ze maar wilden. De nieuwe bundel Voor mij ben je hier is een goed voorbeeld wat voor verhalen dat uiteindelijk heeft opgeleverd. Michiel van Kempen, bijzonder hoogleraar West-Indische letteren aan de UVA, heeft een heerlijke verzameling verhalen samengesteld die literair en tegelijkertijd heel Surinaams te noemen valt.

Alleen al door de diversiteit van de schrijvers in deze bundel kan het haast niet anders dan een gevarieerde reeks verhalen opleveren. Er staan verhalen van bekende en goed verkopende auteurs in maar ook van nog net niet publicerende schrijvers en debutanten. Bijzonder goed is het verhaal van Karin Amatmoekrim. Haar verhaal ‘Gods trucje’ over Anton de Kom plaatst haar meteen in het rijtje van Nederlands meest veelbelovende jonge schrijvers. De empathie die ze tentoonspreidt in de beschrijving van de oude en ontgoochelde De Kom in een rusthuis raakt je diep.

‘Hij stond op en trok de deur van het kantoortje behoedzaam achter zich dicht. De gangen waren verlaten, de meeste mannen waren nu buiten, of deden een middagdutje. Hij wandelde gedachteloos naar de kantine en vond er een karaf met lauwwarme koffie. Hij schonk zich een kop in en ging aan een van de ronde tafels zitten. Hij zag zichzelf weerspiegeld in het glas dat de ruimte van de gang scheidde. Een zwarte man, alleen, aan een tafel als een eiland in een zee van niets.’

Ronduit onthullend is het verhaal ‘Carolina en de Chinees’ van Carry-Ann Tjong-Ayong (foto links). ‘Vaak vroegen de vriendinnen wat zij in de Chinees zag,’ is de eerste regel en vervolgens ontrolt zich het verhaal hoe een jonge, Creoolse vrouw voor een Chinese winkelier valt en hoe haar leven totaal verandert. Die ‘mix’ van culturen en de kinderen die daaruit voortkomen, spelen vaker een rol in deze bloemlezing. Een mooi voorbeeld daarvan is Guilly Kosters helder geschreven en uiterst gewaagde verhaal ‘De dominee is een vrouwmens’.

‘Ze zag er helemaal niet uit als een Surinaamse vrouw. Ze was wit en als ze haar mond zou houden, zou ze probleemloos als Hollandse vrouw door het leven kunnen gaan in Altweerterheide. Alleen haar lippen pleegden verraad. Haar ogen waren groen. Haar haar was langer dan kort, maar niet lang genoeg om lang genoemd te worden. Op haar voorhoofd vormde datzelfde haar een puntje dat wij in Suriname kiriw’wiri noemen, dat vertaald zou kunnen worden als “moordenaarsharen”.’

Clark Accord, schrijver van bestsellers als De koningin van Paramaribo en Bingo! stelt ons niet teleur met ‘Una casa particular’, dat zich niet in Suriname maar op Cuba afspeelt, en ook Herman Hennink Monkou, schrijver van het prachtboek De kleurling, toont vormbehoud. Wie ooit in Suriname was krijgt direct heimwee bij het lezen van zijn ‘Schubert in de Palmentuin’. Slechts eenentwintig pagina’s heeft deze stilist nodig om een hele wereld op te roepen.

Mala Kishoendajal toont ons een kijkje in de keuken door een deel van een historische roman in wording, De naamloze avonturiers, te laten lezen. Het is een verhaal waarin veel Hindoestaanse Surinamers zichzelf en hun geschiedenis zullen gaan herkennen.

Ruth San A Jong (foto rechts) schreef voor deze bundel ‘Schuldbelijdenis! Bladzijde 63!’, een verrassend verhaal waarin kerkgang en erotiek samenkomen. Hopelijk bevat haar, binnenkort te verschijnen, verhalenbundel De laatste parade meer van dit soort pareltjes.

Tessa Leuwsha verplaatste zich in de wereld van puberende jongens in ‘High five, zand erover’. Ondanks de wetenschap dat ze twee zeer goed ontvangen romans schreef, verbaasde ze mij met de kracht waarmee ze mij in het verhaal sleurde. Wie zoveel weet te bereiken met zo weinig tekst is een geboren schrijver.

En zo staan er nog veel meer verhalen in Voor mij ben je hier die de moeite waard zijn. Het verhaal van debutante Iraida Ooft (foto links), ‘High Maintenance’, verdient het zeker om in deze bundel te staan. Met haar korte maar sterk geschreven verhaal stormt de volgende generatie jonge schrijvers naar voren.

Daarmee is de bloemlezing een momentopname van de huidige Surinaamse literatuur geworden. Voor mij ben je hier is een must voor iedere lezer die Suriname in zijn hart meedraagt.

Voor mij ben je hier, samengesteld door Michiel van Kempen
Amsterdam: uitgeverij Meulenhoff, 2010

Ezra de Haan is schrijver, dichter en journalist

[overgenomen van Literatuurplein.nl]

Veel talentvolle prozaschrijvers met Surinaams bloed

door Armand Snijders

Echte boekenwurmen weten het natuurlijk allang: het aantal werken van schrijvers van Surinaamse komaf is de laatste jaren enorm toegenomen. Die constatering wordt bevestigd door Michiel van Kempen, de kenner van Surinaamse literatuur bij uitstek. In zijn voorwoord van Voor mij ben je hier stelt hij: ‘Sinds het jaar 2000 hebben de Surinaamse letteren een wonderbaarlijk aanzien gekregen: er zijn in de eerste tien jaar van de eenentwintigste eeuw meer prozaschrijvers bij gekomen dan alle schrijvers van de negentiende en twintigste eeuw tezamen’.

Niet zo gek dus dat Voor mij ben je hier werd geboren. Zestien schrijvers kregen de gelegenheid hun woorden met de lezers te delen. Sommigen met een al zeer gevestigde naam, zoals Ismene Krishnadath, Carry-Ann Tjong-Ayong, Rihana Jamaludin en Clark Accord, anderen voor het lezerspubliek behoorlijk onbekenden (Herman Hennink Monkau en Mala Kishoendajal). Het geheel is verworden tot een alleraardigste proza-mix, leuk om er in de hangmat of bij het haardvuur in weg te duiken. Soms moet je wel even doorbijten, de verhalen zijn niet altijd even luchtig. Het begint al direct met ‘Kuisheid’ van Rihana Jamaludin, zware kost over bedelmonniken en geloof. Ze heeft de irritante gewoonte veel te lange zinnen met veel te veel bijvoeglijke naamwoorden te schrijven: ‘Weliswaar ging de zelfverklaarde soefi altijd gekleed in een lang gewaad dat tot over de knieën van zijn broekspijpen viel, was zijn hoofd bedekt door het kleine witte gebedskapje en had hij een respectabele korte baard, maar tegelijkertijd was zijn zwaaiende tred net iets te nonchalant, zijn houding brutaal en hield de scherpe blik onder zijn warrige krullenbol de belofte van cynisme in, zodat menigeen hierover stilzwijgend zijn bedenkingen had’. Probeer dat maar eens in één ademteug te bevatten!

Daarna wordt het gelukkig een stuk leesbaarder, met ‘Blijf stil’ van Marilyn Simons, een Cubaans uitstapje (‘Una casa particular’) van Clark Accord, de nodige persoonlijke herinneringen van onder meer Tessa Leuwsha en Herman Hennink Monkau. Ook alle andere bijdragen zijn goed te verteren. Sla Jamaludin dus over en je hebt een heerlijk boek.

Met Voor mij ben je hier wordt bewezen dat de literaire wereld inderdaad veel talentvolle prozaschrijvers met Surinaams bloed bevat.

Voor mij ben je hier; Verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers Michiel van Kempen (samenstelling en redactie)
Amsterdam: J.M. Meulenhof, 2010
ISBN 9789029086790

[overgenomen van Parbode]

Carry-Ann Tjong-Ayong – Het water komt…!

Suriname, 1 februari 1953. Wij zaten met mijn vader en moeder, de vier oudste kinderen en oom Lenny Vasconcellos op het achterbalkon. Het moet een uur of zeven, acht ‘s avonds zijn geweest, want we waren nog niet naar bed, behalve de jongste Pammeke, die 2 jaar oud was.

read on…

Carry-Ann Tjong-Ayong – Whatever happened to Tara

Het is alweer een klein jaar geleden dat wij haar het laatst opzochten. Ooit de hoop van de migrantengemeenschap in Amsterdam werd zij van de ene dag op de andere smadelijk verguisd door heel Nederland en door de partij, die zij ruim 20 jaar met hart en ziel vertegenwoordigde.

Met stijgende ontzetting maakten wij de val mee van de vrouw, die alle allochtonen in Nederland vertegenwoordigde en waar nodig verdedigde. Zij zette haar huis altijd wijd open voor wie dat nodig had en menig Hindoestaans of Creools meisje vond in haar een warme moederfiguur.
Het verbaasde mij dan ook zeer dat die jonge vrouw, die maanden in haar huis woonde en zich te goed deed aan de rijk gevulde tafel, haar pinpas gebruikte voor alle persoonlijke inkopen, dat juist die vrouw een roman over haar weldoenster schreef, waar het venijn van afdroop. Maar dergelijke romans verkopen nu eenmaal goed.

Wij hadden al die jaren meegemaakt dat Tara, warhoofdig als zij was, haar administratie liever overliet aan haar trouwe partner. Dat zij haar geld kwistig uitgaf aan wie er maar om vroeg, maakte dat er steeds meer mensen een beroep op haar deden. En nooit vergeefs. Zij zette een bureau op voor migranten in nood, zorgde er voor dat illegalen medische hulp konden krijgen, was goede maatjes met de Amsterdamse politie en de overheid en stelde haar huis open voor o.a. politici. De GroenLinks parlementariërs en raadsleden deden zich op de zondagen steevast te goed aan haar goed voorziene tafel met staaltjes van kookkunst en drank.

Toen zij de Tweede Kamer verliet in een staat van volslagen ontreddering en verwarring, was er haast geen enkele tafelgast meer te vinden, die een goed woord voor haar over had. Ik ken er vijf, waarvan een inmiddels is overleden.
Stilzwijgend werd zij in de ban gedaan door de eens zo trouwe “vrienden”.

Wij bleven in haar geloven, samen met de twee bejaarde tantes, die in tranen waren. “Zij is ziek!” snikten zij. En dat wisten ook wij. Al die jaren van dreiging en intimidatie door extreem rechts gaan je niet in de koude kleren zitten.
Dat hadden wij immers zelf meegemaakt. Onze toen nog jonge kinderen werden op straat bedreigd. Onze dochter belandde in het ziekenhuis toen een auto haar aanreed en vervolgens doorreed. Ik werd thuis, een paar honderd meter verder, door de politie op de hoogte gebracht. “Niet schrikken mevrouw, maar uw dochter is naar het ziekenhuis gebracht.” We werden thuis, door de politie opgehaald. De fiets was totall loss. Zij had godzijdank slechts wat schrammen, kneuzingen en een hersenschudding. Onze zoon werd regelmatig in elkaar geslagen. De laatste keer hield hij er een gebroken arm aan over. Maar bij de partij moest je er niet mee aankomen. Het verband met een politieke functie werd nooit gelegd. Of dat je kinderen je kwetsbaarste plekken zijn.

De jaren die volgden bleven wij Tara opzoeken, samen met een enkele trouwe vriend.
De anderen bleven weg en wilden zelfs niet over haar praten. De tantes bleven haar liefdevol vertroetelen. Langzaam zagen wij haar herstellen. Maar de prachtige,
goedgevulde, flamboyante vrouw was een schaduw van zichzelf geworden. Broodmager, gedesillusioneerd, niet bitter, maar verslagen, woont zij in haar eenvoudige woninkje in Amsterdam. Blij met bezoek praat zij over de dingen van de dag. Leest zij wat. Kookt zij een lekkere maaltijd. Houdt zij haar tuintje bij.
Dappere Tara. Voor mij is zij een wereldwijf.

cat 1/1/2011

.

 

Carry-Ann Tjong-Ayong – Afscheid

De dood kent geen tijd of plaats. Tegelijkertijd bereiken ons de berichten van het overlijden van de buurvrouw twee deuren verder en van mijn neef ver weg in Suriname.

read on…

Carry-Ann Tjong Ayong – Wintergasten

Buiten is het wit, wit, wit. De sneeuw ligt dik op de takken van de kale bomen en bedekt mijn terrastegels, de hopen dorre bladeren die wij niet hebben opgeruimd en de daken van de achterburen. Het is een mooi gezicht, maar ik ril bij het idee dat ik naar buiten zou moeten.
Ondertussen arriveren de kerstkaarten en mailtjes uit warm Suriname. Zat ik daar nu maar. Wij kwamen in november terug voor de kinderen. Zij zijn groot genoeg om zonder ons te kunnen, maar steeds als wij zeiden, dat we hier bleven, zeurden zij weer dat het zo ongezellig was met de feestdagen…. Dus vertrokken wij maar weer uit het paradijs naar de kou. Winter in Holland. Wie vindt daar nou wat aan.

Wim heeft op mijn verzoek een netje ongebrande pinda’s opgehangen, omdat de merels zo zielig door de tuin hippen op zoek naar een verlaten worm, die vast nog stijfbevroren is ook. Nu bengelt er steeds een meesje aan, smullend van de nootjes. Eksters en Vlaamse gaaien vliegen hier ook al rond. Een brutale met blauwzwarte vleugels tegen de grijsbruine buik verjaagt het smullende meesje en gaa driftig zitten pikken. Ik bestudeer ze nieuwsgierig, maar mis toch mijn vrolijke grikibi, die mij iedere morgen wakker zong.
En de sabaku met hun dagelijkse vlucht. Een groep van 7, 9, of 11, nooit een even getal, achter mekaar met een leider voorop en altijd een stuntelige laatkomer er achteraan. ‘s Ochtends gingen ze heen en ‘s avonds vlogen ze terug weer in formatie
en dan naar een hoge boom ergens verderop waar zij sliepen.
Er zijn talloze vogeltjes in de tuinen van Paramaribo. Zij zingen om het hardst.
Kleurige roodborstjes, grijsblauwe bakkies, de bonkidif en nog veel meer. Ze zitten op de takken van de reusachtige oude nepbom en houden hun zangwedstrijden tegenover mijn deur, die ik wijd openzet.

De mooiste vogels zag ik in Bigi Pan, waar ik na veel gepleit eindelijk heen mocht, omdat het niet eenvoudig was over de gladde aarden wal te komen met een rolstoel in een korjaal. Drie mannen waren er voor nodig, die tot hun middel in de modder stonden. Maar zij deden het kranig, zodat ik ze wel moest zoenen na afloop.

Maar hier in mijn winterse tuin, komt de zwarte merel al ajren op bezoek en soms zie ik zijn bruine vrouwtje ook. Elk voorjaar hebben ze een nest ergens in de slingerplanten of in de groene bladeren van de klimop langs mijn balkon en jaag ik de dikke zwarte kater weg die hen reeds heeft ontdekt. Ze zingen om het hardst met de meesjes en lijsters en andere gevederde vriendjes. Ik heb vier vogelhuisjes laten ophangen in de hoop dat zij daar een comfortabel onderkomen vinden. Nu afwachten tot het voorjaar komt.
Winter in Holland duurt lang, lang, lang…..

cat 24 december 2010

Verhalenbundel gedoopt: ‘Ik voel het Surinaamse DNA in mij’

door Stuart Rahan

In een stampvol literair theater Perdu in Amsterdam werd zaterdag de bundel Voor mij ben je hier; verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers ten doop gehouden. De eerste exemplaren werden aangeboden aan twee auteurs van de roemruchte generatie van de jaren ’60: Rudy Bedacht en John Leefmans.Na het welkomstwoord van Meulenhoff uitgeefster-ad-interim Michaëla van Grinsven werd de literaire aftrap gegeven door Mala Kishoendajal, een van de zestien auteurs die met een verhaal in de bundel vertegenwoordigd zijn. Daarop ging Patrick Meershoek, journalist bij Het Parool en de Parbode, in gesprek met Rihana Jamaludin, Johan Herrenberg en Karin Amatmoekrim. Rihana Jamaludin ˗ pas laat doorgebroken met haar grote historische roman De Zwarte Lord ˗ zei het belangrijk te vinden te kunnen bijdragen aan de literatuur van Suriname. Voor de andere twee schrijvers aan tafel gold dat veel minder. ‘Ik ben geboren in Nederland uit een Surinaamse vader en een Nederlandse moeder, en ik voel het Surinaamse DNA wel in mij,’ zei J.Z. Herrenberg, ‘maar ik ben nog nooit in Suriname geweest en mijn oom, Henk Herrenberg, heeft wel beloofd ons tickets te sturen, maar dat heeft hij nooit gedaan. Ik ben óók Nederlands en vind mijn inspiratie bij Rilke, Mann en andere Europese schrijvers.’ Enig tumult veroorzaakte zijn opmerking dat hij al veertien jaar lang werkt aan een 800 pagina’s grote roman die volgend jaar moet uitkomen, ‘maar of Meulenhoff daarvoor goed genoeg is, weet ik nog niet.’

In een kort interview met Michiel van Kempen, de samensteller van de bundel, gaf deze aan vooral te houden van eigenzinnige, zo niet eigenwijze schrijvers. Hij gaf als voorbeeld dat Johan Herrenberg per se geen punt achter een bepaalde zin van zijn verhaal wilde, wat strubbelingen gaf met de tekstcorrector. Goede literatuur laat zich niet dwingen en gaat over alle grenzen. De titel Voor mij ben je hier ˗ ontleend aan een zin uit het verhaal van Joanna Werners ˗ geeft zo ook mooi de verbondenheid van mensen aan twee kanten van de oceaan weer. De keuze van Rudy Bedacht (Corly Verlooghen) en John Leefmans om de eerste exemplaren te ontvangen verklaarde Van Kempen ook vanuit dat idee: ‘Zij hebben de moed gehad om in een nationalistische tijd hun heil ver buiten hun land te zoeken (Leefmans in onder meer Chili, Trinidad en Zimbabwe, Bedacht in Spanje, Zweden en Bonaire) en ook werk te schrijven dat eigenzinnig was, en dat niet met de grote stroom mee ging. Daarvoor zijn zij niet altijd naar waarde beloond geweest.’

Clark Accord bood daarop de eerste exemplaren aan. Hij memoreerde daarbij hoe hij zelf als 19-jarige met zijn eerste tekst voor goede raad aanklopte bij Edgar Cairo, ‘maar die leek er vooral op uit mij te willen versieren.’ Bedacht las een verhaaltje voor over taal en identiteit en bracht zijn gedicht ‘Kevertijd’.

Daarop las Garrie van Pinxteren, China-correspondent van het NOS-Journaal en aangetrouwde tante van Iraida Ooft, een ingekorte versie voor van Oofts verhaal ‘High Maintenance’. Iraida Ooft, woonachtig in Paramaribo en zelf afwezig, is de enige echte debutante in de bundel. De andere schrijvers maakte allemaal hun debuut de laatste tien jaar.

Vervolgens wist Raj Mohan, begeleid door de gitarist Lourens van Haaften, de zaal tot tranen toe te beroeren met een intimistische voordracht van twee liederen in het Sarnami, een op een tekst van hemzelf, de ander een vertaling van het bekende gedicht ‘Suriname’ van Shrinivási.

Een tweede tafelgesprek werd voorgezeten door Gloria Wekker, hoogleraar gender en diversiteit. Zij confronteerde Henna Goudzand Nahar, Clark Accord en Carry-Ann Tjong-Ayong met haar interpretatie van hun verhalen. Accord merkte op dat Van Apoera tot Oreala zijn dierbaarste boek is, omdat hij er helemaal uit zijn cultuur moest komen en zich verplaatsen in die van de Indianen. Herman Hennink Monkau sloot op het gesprek aan met een speciaal voor de gelegenheid geschreven column.

Twee topmusici sloten de avond muzikaal af: Pablo Nahar, contrabassist van de oudere generatie, met het grootste jazztalent van de jongste generatie: Sanne Landvreugd op altsax. Een staande ovatie viel hun ten deel.

Sytske Jellema, journaliste bij Omroep Gelderland, maakte als presentatrice benauwde momenten mee met het kritische publiek dat elke verspreking (Parimaribo) ongenadig corrigeerde, maar sloeg zich met flair en vrolijkheid door het programma.

De nieuwste verhalen van Suriname

Uitgeverij Meulenhoff presenteert in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren en Theater Perdu op zaterdag 11 december a.s een gloednieuwe bundel met verhalen van de jongste generatie Surinaamse schrijvers: Voor mij ben je hier.

Voor mij ben je hier wordt uitgegeven ter gelegenheid van 35 jaar onafhankelijkheid van de Republiek Suriname. Aan de bundel, die samengesteld is door Michiel van Kempen, werkten 16 schrijvers mee. Dit zijn: Rihana Jamaludin, Marylin Simons, Herman Hennink Monkau, Carry-Ann Tjong-Ayong, Clark Accord, Henna Goudzand Nahar, Mala Kishoendajal, Guilly Koster, Iraida Ooft, Tessa Leuwsha, Karin Amatmoekrim, Joanna Werners, Annette de Vries, J.Z. Herrenberg, Ismene Krishnadath en Ruth San A Jong.

De eerste exemplaren worden namens de schrijvers door Clark Accord aangeboden aan twee prominenten uit de Surinaamse schrijversgeneratie van de jaren ’60: Rudy Bedacht (CorlyVerlooghen) en John Leefmans.

Patrick Meershoek (journalist Het Parool) en Gloria Wekker (hoogleraar gender en diversiteit) ontvangen zes schrijvers aan tafel.Er zijn literaire voordrachten van verschillende schrijvers en van NOS-correspondente Garrie van Pinxteren .

Muzikaal wordt de avond omlijst door Raj Mohan & Lourens van Haaften en Sanne Landvreugd & Pablo Nahar.

 
Televisieomroepster Sytske Jellema zal de avond presenteren.Plaats: Theater Perdu, Kloveniersburgwal 86 (vlakbij café De Jaren, om de hoek), Amsterdam
Aanvang: 20.00 uur
Toegang vrij
Reserveren noodzakelijk via deze link:
http://www.perdu.nl/reserveren.cfm?voorstelling=343

Voor meer informatie over Voor mij ben je hier kunt u contact opnemen met
Marianna Sterk, m.sterk@meulenhoff.nl, tel. 020-5533560.

Een verrassende avond vol literaire kunst

door Charles Chang

Paramaribo – “Wan tru puwema na wan skreki sani!” Met deze kreet aan het begin werd vrijdagavond de feestelijke afsluiting van het gelijknamige confest (conferentie/festival) beleefd. Pangi’s hingen aan het plafond, schotten van zwarte lappen hielden de stem verborgen of vormden de achtergrond voor een voordracht. De belichting toverde de spreker uit zijn of haar donkere hoek. Regisseur Tolin Alexander toonde daarmee zijn artistieke waarde.Voor het eerst zat het publiek in Tori Oso niet als in een theater opgesteld maar creatief in een flauwe S door de lengte van de zaal. De avond die gelijk met Divali viel, startte met de Surinaamse schrijvers uit Nederland.

Brandend ging de dia van Usha Marhé naar Karin Amatmoekrim en dan naar Clark Accord die ook uit eigen werk – in zijn geval De koningin van Paramaribo – voorlas. “Een backpoen kost twee gulden vijftig en de sigaar vijf gulden,” luidde het tarief van Maxi Linder. De vierde uit Nederland, dichter en zanger, Raj Mohan, lijmde met lyrische zang in het Sarnami de optredens aan elkaar. Een vocale performance ondersteund met gevoelig snaarwerk van Jimmy Westfa en ritmisch slagwerk van Bongo Charlie. Els Beerten en Kaat Vrancken vormden een Belgisch duo voor story en poëzie in het Vlaams. “Wenken voor Schrijvers is speciaal voor alle schrijvers die wij hier zijn tegengekomen,” zegt Vrancken die erg onder de indruk was van de afgelopen vijf dagen.

Daarna volgde het ‘Antilliaans’ blok. Olga Buckley, bijgestaan door Munye Oduber, vertelde een anekdote over Jozef de dansbakru die goed in de gaten gehouden werd door zijn vrouw Ramona. In het ware verhaal over haar ouders, sprak haar vader uit Grenada alleen Engels en haar moeder uit Venezuela alleen Spaans. Toch had het echtpaar een eigen taal thuis (Spanglish) om met elkaar te communiceren. Roy Evers bracht samen met Ini Statia een ander sterk Caribisch verhaal. Was de jonge Mimi zwanger van João, de zoon van een Portugese handelaar of van Boisi, de zoon van een tuinman? Mimi’s oma hoopt dat João de vader is, maar als het toch de zwarte Boisi is, is dat ook goed, “want Boisi studeert voor arts en artsen verdienen goed!”

De vier vertellers drukten zich af en toe uit in de eigen taal, het Papiaments, wat goed paste op het thema meertaligheid, taal en leven. Van de Zuid-Afrikanen mocht de volle zaal ook hetzelfde verwachten: het volkslied, Nkosi sikelela Afrika (God bless Afrika), werd in het Xhosa gezongen. Dramatisch en krachtig gesticulerend las Tanya Chan-Sam uit haar boek Mr Mohani over de levende verbranding van een zwarte collaborerende politieman in een volkswijk. Chan-Sam: “Dit heette necklacing en gebeurde veel tijdens de apartheid. De autoband om de nek werd dan aangestoken.” Als laatste voor de avond kwamen de lokale schrijvers aan de beurt. Voor Karin Lachmising zijn klanken zuiver zonder woorden en gezicht. “Ik zal schrijven zolang ik kan zwemmen in een rivier van woorden,” zegt Jeffrey Quartier in zijn voordracht. “Wan tru puwema na wan skreki sani!” riep Carry-Ann Tjong Ayong op haar beurt. Sombra dook op met een gedicht uit het donker, Ismene Krisnadath verscheen hoog op een ladder met eigen werk. Ceremoniemeester Arlette Codfried had het laatste woord: “… einde, ik wens u verder een fijne avond.” Lang zal eenieder zich deze verrassende avond vol literaire kunst blijven herinneren.

[overgenomen uit de Ware Tijd, 08/11/2010]

Carry-Ann Tjong-Ayong – Het laatste huisje

Het houten huisje in de Mgr Wulfinghstraat, dat grensde aan de Sommelsdijkse Kreek is verworden tot een hoop verveloze planken met roestige spijkers. Vorige week stonden ze er nog met z’n drieën, scheef tegen elkaar aangeleund. De middelste was het hoogst, twee verdiepingen met een puntdak. In het rechter was vroeger een fietsenmaker. In het linker huisje woonde een Creoolse vrouw, die altijd aan het raam zat.

Als ik voorbij kwam met mijn schooltas, op weg naar huis in de Prins Hendrikstraat, zei ze steevast: “Dag meisje, ik ken je moeder, groet haar voor me”. Ik vond dat zo aardig, dat het mijn vaste route werd. Thuis bracht ik de groeten over en Ma lachte, “Ja, ik weet wie het is”.
Mijn moeder was erg bekend en geliefd, want ik kwam altijd wel iemand tegen, die haar liet groeten.
“Dag mevrouw!” “Dag meisjelief!”

Hier moest ik aan denken toen ik het oude lege huisje vermoeid tegen het andere zag leunen. Het rechterhuisje lag al in planken in elkaar geslagen op een hoop. De andere twee zouden spoedig volgen. Ik realiseerde mij dat overal in de stad deze vriendelijke arbeidershuisjes aan het verdwijnen waren, met hun twee raampjes, met jaloezieën of luiken en een gebloemd katoenen gordijntje ter grootte van een kussensloop, een houten deur in het midden en een klein stenen stoepje.

Het was begonnen in de Keizerstraat waar mijn ouma woonde. Ook zij zat altijd aan het raam en maakte een praatje met voorbijgangers. ik hield er van bij haar op de stoep te zitten luisteren naar de roddels uit de stad. Na haar dood werd het huisje verkocht aan een grote ondernemer die het met de grond gelijk maakte. Vergeefs zocht ik naar de plek waar ik zo gelukkig was.

Maar nu zie je steeds minder kleine huisjes en in de grote stenen huizen blijft iedereen boven achter lange gordijnen onzichtbaar zelfs voor de buren. Mijn stad wordt vreemd en onvriendelijk. De vroegere warmte en sociale cohesie verdwjnen met de kleine huisjes.

Wij rijden rond richting Kwatta of Molenpad en wijzen elkaar de laatste aan, als zeldzame juweeltjes. “Kijk die! en die!. Ik ken iemand die daar woonde. Zij zijn allemaal naar Holland.” Sommige zijn begroeid met groene ranken, struiken of bomen die door de ramen of het dak naar buiten komen. Daar is reeds lang niemand geweest. Ik voel me weer een kind op weg naar school, maar ik besef tegelijk, dat ik mezelf voor de gek houd. Ik ben stokoud. Zo oud als mijn wegkwijnende stad.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter