blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: creolen

Lancering VN Internationaal Jaar voor Mensen van Afrikaanse Afkomst

Onder de titel, Met de menselijke waardigheid voor ogen: Bezinning, Rechtvaardigheid en Erkenning, vindt op vrijdag 4 februari a.s., in de Raadzaal van Stadsdeel Amsterdam Zuid Oost, de Nationale lancering plaats van het VN Internationaal Jaar voor Mensen van Afrikaanse Afkomst. Initiatiefnemers zijn: het Landelijk Platform Slavernijverleden, Tiye International en de samenwerkende Afrikaanse Diaspora netwerken in Nederland. De officiële opening wordt verricht door Mevrouw Drs. Andrée van Es, Amsterdamse (Groenlinks) wethouder ’Burgerschap en Integratie’. Voorafgegaan door het welkomstwoord door (PVDA) Stadsdeelvoorzitter Amsterdam Zuid Oost, Drs. Marcel Larose. Verder is er een toespraak van mevrouw Anna Maria Jojozi, diplomatieke vertegenwoordiger van de Republiek Zuid-Afrika, alwaar in 2001 de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban plaatsvond.

Dit jaar vindt, onder de VN-slogan: From rhetoric to reality. A global call from the UN for concrete action against racism, racial discrimination, xenophobia and related intolerance, de tienjarige herdenking plaats van deze historische VN-wereldconferentie. Het huidige VN-Plan is om in navolging van de Durban Review Conferentie van april 2009, een “VN High Level”-Conferentie annex Panel te realiseren, waarbij stilgestaan gaat worden bij de tot nu toe bereikte resultaten in de verschillende VN-lidstaten betreffende de implementatie van de DDPA.

In april 2009 heeft de VN-Algemene Vergadering, haar eerste Follow UP Durban Review Conferentie in Genève gehouden. Onderwerp van de Review was de evaluatie van de bereikte resultaten voortvloeiende uit de afspraken van de VN‐lidstaten in 2001 op de in Durban georganiseerde Wereldconferentie betreffende Racisme, Discriminatie, Vreemdelingenhaat en aanverwante Onverdraagzaamheid. Tijdens de Review in april 2009 hebben de VN-lidstaten de UN WCAR DDPA (Durban Declaration and Program of Action) in artikel 1 van de Durban Review Slotresolutie, herbevestigd.

Verder is bij resolutie nr. 64/169, van 18 december 2009 door de Algemene Vergadering van de VN besloten om 2011 te verklaren tot het VN Internationaal Jaar voor Mensen van Afrikaanse Afkomst. Doelstelling is om de VN-lidstaten vooral aan te sporen tot de ontwikkeling van een nationaal actieplan racismebestrijding. In Nederland is aan de uitvoering van de resoluties nog geen gevolg gegeven, evenmin aan de aanbevelingen van de CERD, het hoogste VN-toezichthoudende orgaan op het gebied van Racismebestrijding. Onder andere zijn er aanbevelingen gedaan ten aanzien van mensen van Afrikaanse afkomst en specifiek de Antilliaanse gemeenschap die door Nederland vanwege het buitenlandse beleid wordt vertegenwoordigd.

Hoewel uitgangspunt is dat VN-lidstaten op eigen wijze gevolg geven aan de implementatie van de VN-resolutie inzake het VN-jaar voor mensen van Afrikaanse afkomst, is het duidelijk dat VN-lidstaat Nederland niet staat te springen om aan de oproep van Ban Ki Moon, gedaan op 10 december jl, gevolg te geven en evenmin aan de uitvoering van de resoluties terzake de ontwikkeling van een nationaal actieplan racismebestrijding. Dit zegt, mevrouw Drs. Barryl Biekman, voorzitter van het Landelijk Platform Slavernijverleden. Wij zijn daarom blij met het initiatief van samenwerkende netwerken in Nederland om de launching zelf ter hand te nemen. Want als het aan de politiek bestuurlijke autoriteiten in Nederland ligt, gebeurt er niets. Liefst willen ze het low profile houden. Maar dat laten wij ons niet overkomen, zegt Biekman. In de aanloop naar de WCAR in 2001 hebben wij ons wereldwijd intensief ingezet, en gelobbyed bij staten om de Transatlantische Slavenhandel, Slavernij en Kolonialisme, vanwege de omvang, de eeuwenlange duur, en het niet te beschrijven misdadig karakter, tot misdaad tegen de mensheid te verklaren. In 2009 probeerde voormalig Buitenlandse Zaken minister Verhagen de Review te boycotten. Het is hem niet gelukt. Integendeel, de Durban Verklaring is herbevestigd. Dat betekent dat Nederland hoe dan ook verplicht is om de resolutie uit te voeren.

Verdeeld over vier thema’s zullen de volgende sprekers hun zegje doen: directeur van het Nationaal instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis, Dr. Artwell Cain; Bestuursvoorzitter van het Orgaan Caribische Nederlanders, Drs. Glenn Helberg; mevrouw Drs. Hellen Felter, vice-bestuursvoorzitter van Tiye International; Ludwich van Mulier, uitgever, publicist en opinionleader. SP Tweede Kamerlid Harry van Bommel. De Slotrede wordt uitgesproken door Drs Frank King, internationaal expert en advocaat op het gebied van Immigratierecht en Aanverwante Vraagstukken. Het vertonen van een documentaire over de VN-Wereld Anti Racisme Conferentie in 2001 is onderdeel van het programma.

Aanmeldingen om de bijeenkomst bij te wonen kunnen tot uiterlijk 26 januari a.s. Registratieformulieren op te vragen via secretariaat LPS lanplatf@xs4all.nl.
Nadere informatie bij de heer Iwan Leeuwin +31 (0)651367547

[bericht van de Coördinatie- en Strategie Groep AD Platform]

Dilemma viering dag van de zwarte beschaving blijft

door Claudine Saaki

Paramaribo – Voor de derde keer wordt de ‘Dag van de zwarte beschaving’, Blakaman Dey, gevierd. Organisatie Un Bondru pakt het groots aan. Un Bondru werkt samen met de organisaties Fiti fu Wini, La Rosa en Panafstrag Suriname aan deze viering.

De Blakaman Dey wordt deze keer op 30 januari op het Brownsplein gevierd. Dit, omdat het makkelijker bereikbaar is voor eenieder. “We zijn ruim van te voren gestart, omdat wij een kwalitatief goed programma willen bieden aan de bevolking. We hebben elk jaar ons best gedaan om deze activiteit zo goed mogelijk te organiseren. Daarom betrekken wij ook professionals bij”, laat Armund Zunder, voorzitter van Un Bondru weten.

Het geheel vangt om twaalf uur ‘s middags aan met een plengoffer van de du uma Marie Starke.

Op die dag kunnen de bezoekers de expositie ‘Black History’ bezichtigen. Daarnaast ook lezingen in het kader van Blakaman Dey en als laatst een cultureel programma die uit optredens van topbands zal bestaan. Deze bands zijn onder andere Naks Kasekoloko, App’tijt, united, generals en Pruberi, Sweet Melody, Traffasi en Tooido.

Zij zullen tot twaalf uur ‘s avonds invulling geven aan het geheel. De organisaties willen op die dag aan de gemeenschap tonen wat de AfroSurinaamse gemeenschap te bieden heeft. Ook de marron en de creoolse keuken zullen wat te bieden hebben.
Het thema van de viering ‘Internationale jaar van mensen van Afrikaanse afkomst’, werd op 10 december vorig jaar door Ban Ki-moon, secretaris-generaal van de VN (Verenigde Naties) afgekondigd. Het doel van de viering van de Blakaman Dey is de internationale rol en betekenis van de zwarte beschaving aan te wakkeren en de positie van de Afrikaanse Surinamers te versterken.

Volgens de regels van de Unesco moet de viering van de dag van de zwarte beschaving op de eerste zondag van januari en op het platteland worden gehouden. “Dit gebeurt al vijftien jaren, onafgebroken zo. Ik wil mij houden aan de regels”, laat Iwan Wijngaarde, voorzitter van de stichting Feydrasi fu Afrikan Srananman weten. Zijn stichting heeft daarom al op 2 januari, de eerste zondag van januari, op Bersaba de Dag van de Zwarte Beschaving gevierd. Volgens Wijngaarde is de resolutie niet goed begrepen en is het belangrijk dat de beschaving goed gewaardeerd wordt en de juiste plaats krijgt. Krin Konsensi, ook een culturele organisatie, leverde ook haar bijdrage op die dag. [Klik hier voor een fotoverslag van die dag.]

[uit de Ware Tijd, 18/01/2011]

15e Dag van de Zwarte Beschaving

9 Paranen gehuldigd

De Coropinakreek diende als prachtig natuurdecor en het weer zorgde voor de juiste ambiance. Beide vormden de basis voor een bezinningsvolle Dag van de Zwarte Beschaving op plantage La Prosperité, beter bekend als Bersaba. Op zondag 2 januari organiseerde de Feydrasi Fu Afrikan Srananman voor de vijftiende keer activiteiten in het kader van de internationale herdenkingsdag, die in 1978 per resolutie door de Unesco werd ingesteld en vanaf 1996 wordt herdacht in Suriname.

read on…

Dubbele boekpresentatie Trowstu Singi (Troostliederen)

Welke liederen worden er tijdens, ‘singi neti’, afscheid, ‘aytidey’ en ‘siksi wiki’ gezongen? Mario Hiwat’s nieuwste zangboek getiteld Trowstu Singi bevat liederen die voornamelijk gezongen worden bij Surinaamse rouwrituelen. De liederen zijn voornamelijk gehaald uit zangbundels van de Evangelische Broedergemeente en de Katholieke kerk en zijn zowel in het Sranan als het Nederlands. Het boek bevat naast gewijde liederen ook schoolliederen en alledaagse liederen. Mario Hiwat en zijn groep zullen u op deze avond een originele ‘aytidey’, (dat is een rouwbijeenkomst welke acht dagen na overlijden wordt gehouden), presenteren volgens de Afro-Surinaamse traditie.

Over de auteur
Mario Hiwat is in 1949 geboren op plantage Berlijn in het district Para te Suriname. Hij heeft er zijn jeugd doorgebracht en vertrok op 12-jarige leeftijd voor verdere studie naar Paramaribo, alwaar hij in 1970 de onderwijzersakte behaalde. In 1974 vertrok Mario naar Nederland waar hij heeft jarenlang op verschillende basisscholen in Amsterdam en vanaf 1990 in Rotterdam werkzaam is geweest. Mario Hiwat heeft jarenlang deel uitgemaakt van de groep Afoe Sensi en tot voor kort nog van de groep Koropina. In de
afgelopen 35 jaar heeft Mario zich verdienstelijk gemaakt voor het handhaven en ontwikkelen van de Afro-Surinaamse cultuur, vooral op het gebied van zang. Hij heeft tevens tal van ‘dedeoso’s’ (rouwbijeenkomsten) mogen leiden en vele workshops over Surinaamse begrafenisrituelen verzorgd. Van zijn hand zijn er 4 cd’s met troostliederen verschenen.

Presentaties
Datum: Vrijdag 10 december 2010
Adres: Linnaeusstraat 35F, 1093 EE Amsterdam
Programma:
18.00 – 18.45 Presentatie
18.45 – 19.15 Vragenronde/Discussie
Contact:
Drs. Ruth Dors
r.dors@ninsee.nl
(020) 5682083
NB. Bij voorkeur reserveren
Afsluiting met borrel!

Boekpresentatie Trowstu singi Rotterdam
op zondag 12 december 2010
Programma vanaf 16.00 uur
Odeon Multicultureel Centrum
Adres: Gouvernestraat 56
3014PP Rotterdam
Nederland (Zuid-Holland)
Tel. (010) 4363855

Boekgegevens
Trowstu Singi; Surinaamse troostliederen, Mario Hiwat
Taal: Nederlands / Surinaams / Engels
Uitgever: Oliemex
Aantal pagina’s: 187, gebonden
ISBN nummer : 978-90-79997-02-2
Verkoopprijs: € 12,95
www.oliemex.nl
info@oliemex.nl

Slaven (en geen tot-slaaf-gemaakten), negers (en geen Afro-Surinamers)

“Ik heb geleerd dat je de slavernij moet bekijken met de normen van zijn tijd. Als je naar de Gevangenenpoort in Den Haag gaat zul je zien dat blanke Hollanders daar de vreselijkste martelingen moesten ondergaan door andere blanke Hollanders. Zwarte slavenhouders in Suriname hielden zelf zwarte slaven. Slavernij heeft niets te maken met huidskleur, ras of etniciteit. Nu, op dit moment, anno 2010, zijn er wereldwijd 27 miljoen slaven. Dat is meer dan er ooit zwarte Afrikanen in slavernij naar de Nieuwe Wereld zijn gevoerd. Maar ik hoor de mensen die herstelbetalingen eisen, nooit over die slavernij die er nu is.”

Dat zei John H. de Bye (geboren in Paramaribo in 1942) bij de presentatie van zijn nieuwe historische roman Liefde in slavernij in Afro-Surinaams cultureel centrum Kwakoe in Amsterdam op 31 oktober j.l. Een redelijk gevulde zaal luisterde eerst naar het voorlezen van fragmenten uit het boek door Noraly Beyer en Alida Neslo. Daarna kwam de auteur zelf aan het woord, niet echt een soepel verteller, maar je kon een speld horen vallen. De Bye heeft niets met gemakzuchtige verhaaltjes. Een dame in het publiek kreeg lik op stuk, toen ze de opmerking maakte dat het woord ‘neger’ denigrerend is. Onmiddellijk haalde John de Bye er Frank Martinus Arion bij, die tijdens een discussie bij het festival Winternachten in 2002 zei: ‘Ik ben er trots op een neger te zijn.’ De Bye had ook Edgar Cairo kunnen citeren, of Rellum, of Dobru. John de Bye gebruikt dus het woord ‘neger’ in zijn boeken, en hij gebruikt ook het woord ‘slaaf’ want van het krampachtige ‘tot slaaf gemaakten’, dat je tegenwoordig zo vaak bij de politiek-correcten hoort, moet hij niets hebben. En in zijn boek zegt hij nog meer: ‘Wat kan het Nederlandse volk nu, honderden jaren later, verweten worden? Dat ze in slaven gehandeld hebben die door zwarte slavenhalers aangeleverd werden? In een tijd waarin zulks geheel normaal was en niemand anders wist? Laat me niet lachen.’

Je zou denken dat de ‘herstelbetalers’ wel flink tegengas gaven. Maar dat gebeurde niet. Niks van een debat. De ‘herstelbetalers’ bleven weg. Met het ‘nu’ kun je niet veel, dan komt het te dichtbij, dan word je aangesproken op je ethiek van alledag. Geen gezelliger melkkoe dan de geschiedenis van de slavernij.

John H. de Bye, Liefde in slavernij. Schoorl: Conserve, 2010, € 17,95.

.

.


 

Foto’s: @ Michiel van Kempen

Nieuwe Oso weer gevarieerd en rijk

Het nieuwe nummer van Oso, tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied is net verschenen, jrg. 29, nr. 2. Het is het varianummer van deze jaargang en bevat elf bijdragen.

Sabine van der Greft opent met een bijdrage over een Surinaams fenomeen dat in reisgidsen, buitenlandse kranten en televisieprogramma’s veel aandacht krijgt: de Surinaamse zangvogelsport. De auteur bespreekt de culturele betekenis van deze sport en besteedt daarnaast aandacht aan de mogelijkheid van plaatsing van de zangvogelsport op de UNESCO-lijst voor immaterieel werelderfgoed.

In de tweede bijdrage bespreken Jolijn Duijnhoven en Yvon van der Pijl een smakelijke bezigheid in Suriname: de Surinaamse publieke eetcultuur. Ondanks de vele verschillen in het multiculturele Suriname vinden Surinamers in de liefde voor eten een grote gemene deler. De auteurs signaleren ontwikkelingen in Suriname die wijzen op constructie van een ‘eenheidsidentiteit’ dóór en in eten. De (vermeende) invloed van mondialisering op de publieke eetcultuur van Paramaribo is het centrale thema in deze bijdrage.

Dianca Schipper beschouwt in haar bijdrage hoe Creoolse mannen de eigen rol in de zorg en opvoeding van hun kinderen zien, hoe zij zelf de band met hun kinderen ervaren en wat hun kinderen voor hen betekenen. In veel wetenschappelijke literatuur is het beeld over Creoolse mannen en vaders dat ze onverantwoordelijk gedrag vertonen door als partner ontrouw te zijn en niet of onvoldoende aan het huishouden en de zorg voor vrouw en kinderen bij te dragen.

Diana van Bergen en Sawitri Saharso behandelen in de vierde bijdrage suïcidaal gedrag van jonge Hindostaans-Surinaamse vrouwen in Nederland. Zij gaan in op de vraag in hoeverre deze groep in vergelijking met autochtone Nederlandse en andere migrantenvrouwen vaker overgaat tot suïcidaal gedrag en op de relatie tussen suïcidaal gedrag (zonder dodelijke afloop) en etnische afkomst.

In de vijfde bijdrage, van de hand van Peter Reimink, staat de strijd van de Trio-Inheemsen in het diepe zuiden van Suriname om hun leefgebied tegen pananakiri (mensen van buiten) te beschermen centraal. De auteur beschrijft lokale percepties en overwegingen van Trio ten aanzien van het landrechtendebat en de zich steeds meer opdringende mogelijkheden om te komen tot meer economische ontwikkeling.

Vanessa Elisa Grotti bespreekt in de zesde bijdrage de relaties tussen de sedentaire Trio en de nomadische Akuriyo in het zuiden van Suriname sedert eind jaren zestig. Begin jaren zeventig werd het merendeel van de nomadische Akuriyo overgebracht naar Trio-dorpen waaronder Tëpoe aan de Tapanahony. De auteur richt zich in haar bijdrage op de ontwikkeling van een duale hiërarchie tussen beide groepen, inferioriteit van de Akuriyo in de zichtbare wereld (het Trio-dorp) versus hun superioriteit in het woud.

In het zevende artikel behandelt Lodewijk Hulsman de handel van Nederlanders met Indianen in Suriname in de periode 1604-1617, een tijdvak dat tot op heden sterk onderbelicht is in de historiografie over Suriname. In deze handel vervulde De Guiaansche Compagnie een belangrijke rol. Op basis van verslagen van de Guiaansche Compagnie schetst de auteur een beeld van Suriname waar kleine groepen Europese mannen leefden tussen Indianen waarmee zij handelden en exportgewassen plantten.

De achtste bijdrage, van de hand van Suze Zijlstra, handelt over de representatie van inheemse vrouwen in Suriname in Nederlandse vroegmoderne reis- en landbeschrijving waarbij zij ingaat op de rolverdeling in het gezin en de kraam en opvoeding van de kinderen. De auteur vergelijkt deze beschrijvingen met de latere beelden van slavenvrouwen in dezelfde vroegmoderne literatuur over Suriname om verschuivingen in perspectief te plaatsen en het uitgangspunt van auteurs beter te kunnen duiden.

Ruud Paesie beschrijft in het negende artikel twee expedities naar de Akuriyo van de Coppename in 1717. De twee journalen van beide expedities zijn uniek historisch en antropologisch materiaal en behoren tot de eerste beschrijvingen van de Akuriyo. Beide journalen zijn als transcriptie in de bijdrage van Paesie opgenomen.

In de voorlaatste en tiende bijdrage van Fred de Haas staat de poëzie van de Arubaanse dichter Henry Habibe centraal. Habibe schrijft zijn gedichten voornamelijk in het Papiamentu, incidenteel ook in het Spaans en Nederlands. In zijn bespreking gaat De Haas in op de verwantschap tussen de inspiratie en de beelden van Habibes liefdespoëzie en een aantal Spaanse en Zuid-Amerikaanse geestverwanten.

Deze aflevering van OSO wordt zoals gewoonlijk afgesloten met de rubrieken Recensies (deze keer opmerkelijk kort , Lijst van recente publicaties en Berichten. Daartussen staat nog een artikel waarvan niet duidelijk is waarom dat niet als normal artikel bij de andere staat: ‘Suriname door de ogen van een achttiende-eeuwse biologiestudent’ van Tinde van Amstel.

Al met al weer een divers en rijk nummer.

Te bestellen: KITLV, T.a.v. Ellen Sitinjak, Postbus 9515, 2300 RA Leiden, E-mail hofte@kitlv.nl

Slavernijconferentie Martinique

The association “Dodine” announces a Conference to be held April, 19, 20, 21 2011 in Martinique. The purpose of this conference is to investigate the following fields in which the creativity of slaves developed itself: religions, music, dance, painting, carving, literature, technical inventions. Though they may explore their African origin, studies should focus upon the creative contribution of Africans, in countries of the American continent.

read on…

Schrijver Ernest Pépin: trots zijn op eigen identiteit

door Carmen van Zijl

Paramaribo – In alle gauwigheid werd op 12 augustus j.l. in Tori Oso een informele ontmoeting door Schrijversgroep ‘77 en Alliance Française georganiseerd voor schrijver Ernest Pépin. De schrijver, bekend van de historische roman De man met de ivoren stok, was in Suriname voor de inauguratie van president Desi Bouterse en werd daarna ‘s avonds warm onthaald door een klein gezelschap in Tori Oso.

De man, afkomstig uit Guadeloupe, kwam in informele setting praten over het schrijverschap en de identiteit van creolen binnen de literatuur. In discussie met de voorzitter van het schrijversgezelschap, Ismene Krishnadath, en de geïnteresseerden kwamen verschillende meningen aan de oppervlakte.

Vooral tijdens het wisselgesprek over: in welke taal te publiceren als voormalig kolonie, Suriname, en als departement van Frankrijk, Frans Guyana en Guadeloupe, liep de spanning hoog op. Krishnadath is van mening dat traditionele taal van de Caraïbische creolen een belangrijk deel is van de geschiedenis van de bevolking en dat er zodanig ook in die taal literatuur geschreven moet worden. Pépin was het daar in grote lijnen mee eens maar erkent dat het moeilijk is om die boeken aan de man te krijgen.

De conclusie van de avond lijkt te zijn dat de afro-caraïbische bevolking trotser moet zijn op haar afkomst en dat zo ook moet uitdragen onder het mom van de stroming creolisme. Er zullen meer romans geschreven moeten worden over de eigen tradities en verhalen in eigen taal. Dat zou een manier zijn om onder het juk van de (voormalig) overheerser te geraken en om zo een eigen identiteit te creëren en te behouden.

[Uit De Ware Tijd, 14/08/2010]

Kuantu Afro Kurasaleño tin anto?/Hoeveel Afro-Curaçaoënaars zijn er toch?

[De vertaling in het Nederlands volgt na deze versie in het Papiamentu]

door Hitzig Bazur

Señor Rosalia, e actual diputado i posiblemente proximo minister di kultura di pais nobo Korsou, resientemente a pone e isla ariba abou ku su konstatashon tokante di e posishon kultural di e Afro-Yu di Korsou. Kisas ta algun pensamentu no bon lansa di e gobernante nobo aki, ku ta haña su mes awor ta defendé su puntonan di bista enfatiko. Rosalia mester sinembargo revisá su vishon tokante di e posishon dominante di e Afro-Kurasaleño. Anto mas lihé posibel. No pa motibu di tabata inkompleto, diskriminatorio, prepotente of di tin un forsa finansiero kultural defisiente, ni tampoko pa motibu ku por ehempel e expreshon musikal popular tradishonal di Korsou, manera esaki ta zona por ehempel riba radio, a praktikamente wordu dekapitá door di otro expreshonnan musikal strañero. Pues e tumba, ku no muchu tempu pasa tabata e forma musikal mas skuchá na radio of na fiesta a wordu kambia pa rap of regeton of e baciata Dominikano. Ta bal de hecho un estudio, kon esaki por a sosode, ku nan por a korta tumba su halanan di e manera aki. Ta net algu pa esun responsabel pa e area di gobernashon aki.
Pero mi tratado no ta mustra ariba e kosnan aki pero mas na e esensha di dominansha: Ku e grupo dominante tin tambe e kantidadnan nesesario. Pues e kantidad di hendenan ku ta pertenese na e grupo i a base di kual e por defende su claim riba e posishon dominante.
Kon e kos ta pará riba e tereno aki pa e Afro Kurasaleño? E Afro Kurasaleño aki por ta muy bien den peliger di existensha. Laga nos pa e prueba di esaki presentá e sifranan global neto di migrashon: emigrashon minus imigrashon. Pa e periodo te ku 2000 mi tin e sifranan exakto. Pa e periodo 1994-2000 ta establesé sin ningun luga na duda, ku Korsou a konosé un saldo di emigrashon hopi fuerte. Den e periodo ei 45.000 Yu di Korsou a bai Hulanda. E kos tabata asina serio, ku e tempu ei a papia di un exodo. Korsou a konta na 1994 ku 147.000 habitante. Kita e 45.000 for di esei i ta sobra 102.000 Yu di Korsou riba Korsou irespekto di ki tipo.
Lamentablemente nunka mi a logra haña e sifranan di migrashon ofisial di e añanan 2001-2009. Pero ta praktikamente un hecho, ku den e periodo ei tabatin por lo menos dos aña, den kual tabatin un saldo di baída dramatiko. E indikashonnan ta en todo kaso, ku e migrashon neto over di e periodo ei ta alkansa komo 20.000 persona. Pues, ku den e periodo ei, 20.000 hende a kambia Korsou en fabor di Hulanda. Neto! Pues ku mas a bai! Esei ta trese nos na final di 2009 na alrededor di 82.000 Kurasaleño na Korsou. Total, pues ademas di Kurasaleño Afro, tambe esnan blanku, gel, kora, strepia i sin koló. Kuantu Afro tin inklui den eseinan? I kon grandi ta nan dominio?
Pa fin di 2009 e kantidad di habitante na Korsou ta komo 141.000. E diferensha entre esaki i e 82.000 ya menshona ta komo 60.000. Kuantu extrangero legal – Dominikano, Colombiano, Haitiano ku of sin paspoort Hulandes – i Hulandesnan autogtono resien yega, tin den e sifra aki?
Posiblemente mi sifranan neto di migrashon over di 2001-2009 no ta klop kompletamente ku e realidad. Esei no ta kita nada di e tratamentu aki. Mi obgetivo ta pa habri wowo di esnan responsabel pa e desaroyo general di e isla, espesialmente di esnan ku ta preokupa nan mes pa e Afro Kurasaleño. Ta bon pa nan realisá ku tin un desaroyo kaminda ku e Yu’i Korsou ta wordu menasá numerikamente. Esaki ta un fenomeno ku nunka a presenta su mes for di tempu ku e Kurasaleño di desendensia Afrikano a establese su mes 300 aña i piku pasá. Ta urgentemente nesesario pues pa pone e desaroyo aki i e strategianan pa koregié riba mesa ku sifranan klarito. Un homber avisá ta konta tog pa dos, te hasta ora e tin un Afro. No laga pa sosodè, ku dentro di poko tempu, lo mester konstata di e (Afro) Kurasaleño e mesunkos ku e loke nos lo por konstata di e hende di Babylonia.

.

Hoeveel Afro-Curaçaoënaars zijn er toch?

Heer Rene Rosalia, de huidige gedeputeerde en mogelijk toekomstige cultuurminister voor nieuw land Curaçao, brengt het eiland recentelijk in rep en roer met zijn vaststelling omtrent de culturele positie van de Afro-Yu di Korsou. Wellicht enige niet geheel goed geplaatste denkbeelden van een bleekjes-om-de-neus nieuwe gezagsdrager, die zijn nadrukkelijke standpunten nu moet verdedigen. Rosalia dient echter zijn visie omtrent de Afro-Curaçaoënaar als dominante bevolkingsgroepering van het eiland te herzien. Zo snel als mogelijk. Niet vanwege onvolledigheid, discriminatie, overheersingsdrang of gebrekkige financiële culturele draagkracht of het feit, dat bijvoorbeeld de traditionele populaire Curaçaose muzikale expressie, zoals dat bijvoorbeeld op de radio is te beluisteren, nagenoeg onthoofd is door andere, buitenlandse uitdrukkingen. Dus de tumba, niet al te lang geleden de muziekvorm die het meeste op de radio of op feesten ten gehore werd gebracht, vervangen door de rap of regeton (de Latijns-Amerikaanse benaming), of de Dominicaanse baciata. Het is overigens een studie waard, hoe dit zo heeft kunnen geschieden dat de tumba op deze wijze is gekortwiekt. Net iets voor de toekomstige staatsverantwoordelijke op dit gebied.
Mijn betoog verwijst dus niet naar deze eigenaardigheden, maar meer naar de essentie van dominantie: Dat de dominerende groepering ook beschikking hebbe over de nodige aantallen. Als in het aantal mensen, dat tot de groepering behoort en op grond waarvan zij haar claim op het hebben van dominantie met cijfers kan onderbouwen.
Hoe is het dan hiermee met de Afro-Curaçaoënaar gesteld? Die verkeert mogelijk in bestaansgevaar. Laten wij voor het bewijs hiervan even de globale netto migratiecijfers erbij halen: emigratie minus immigratie. Over de periode tot en met 2000 heb ik exacte cijfers. Het staat onomstotelijk vast, dat Curaçao in de periode 1994-2000 een zware emigratieoverschot heeft gekend. In die periode zijn er netto zo’n 45.000 Yu di Korsou van het eiland richting Nederland vertrokken. Zodanig, dat men in die tijd van een exodus heeft gesproken. Curaçao telde in 1994 bijna 147.000 inwoners. Trek daar die 45.000 ervan af en ongeacht het type Yu di Korsou, resteert er dan een kleine 102.000 daarvan op het eiland.
Helaas lukt het mij nimmer om de migratiecijfers over de jaren 2001-2009 van de officiële instanties te pakken. Maar dat er in deze jaren in minstens twee jaren een dramatische netto-vertreksaldo is geweest is zo goed als een vaststaand gegeven. De indicaties zijn in ieder geval, dat de nettomigratie zo’n 20.000 mensen betreft. Dus, dat er in die periode 20.000 inwoners Curaçao ten gunste van Nederland hebben verruild. Netto! Dus dat er meer zijn weggegaan, dan dat er terug zijn gekomen. Brengt dat ons eind 2009 op zo’n 82.000 Curaçaoënaars op Curaçao? In totaal, dus behalve de Afro- ook de witte-, de gele-, de rode-, de gestreepte- en de kleurloze Curaçaoënaar? Hoeveel Afro’s zijn er dan daarbij? En hoe groot is dan hun (onze) heerschappij?
Per eind 2009 wordt het aantal inwoners op Curaçao op zo’n 141.000 becijferd. Het verschil met de reeds genoemde 82.000, bedraagt ongeveer 60.000. Hoeveel legale vreemdelingen – Dominicanen, Colombianen, Haïtianen al dan niet met Nederlands paspoort – en pas aangekomen autochtone Nederlanders zitten daarin!
Mogelijk kloppen mijn netto migratiecijfers over 2001-2009 niet helemaal met de werkelijkheid. Dat doet niets af aan deze beschouwing. Mijn doelstelling is, de ogen openen van de verantwoordelijken voor de algemene ontwikkeling van het eiland, met name zij die zich om de Afro-Curaçaoënaar bekommeren, dat er een ontwikkeling is, waarbij de Yu di Korsou nummeriek wordt bedreigd. Dit is een fenomeen, die zich sinds de vestiging van de Curaçaoënaar van Afrikaanse oorsprong ruim 300 jaar geleden, niet heeft voorgedaan. Dringend noodzakelijk dus om deze ontwikkeling en de strategieën om haar recht te trekken met klare cijfers op tafel te leggen. Een gewaarschuwde man telt toch voor twee, ook al draagt die een Afro. Dat het niet gebeure, dat er binnenkort van de (Afro) Curaçaoënaar hetzelfde geconstateerd zal moeten worden als van de Babyloniër!

Poëzie / Poetry Talks – African Pride

Revealing Food for Thought – wOrds & BeyonD!

Afrikanen uit de diaspora delen hun gedichten/spoken words in Amsterdam. Zulile (& Charissa on Steelpan) is een poet performer die Engels, Nederlands en een vleugje Sranan gebruikt in haar werk. In 2008 won zij de ZAMI-award voor haar taboedoorbrekend werk en activiteiten. SpringIls (& Do-photography) is bekend om haar gedichten die worden gepubliceerd in Zij aan Zij magazine. De Amerikaanse seksuoloog, socioloog, sjamaan en auteur Dr. Herukhuti spreekt over zijn boek Conjuring Black Funk (Notes on Culture, Sexuality and Spirituality Vol I) & meer (check: http://www.blackfunk.org/).

OPEN MIC & Art Showcase (Interested to contribute/share and more? – send e-mail zulile.com@gmail.com)

OBA / IHLIA-Homodok (6e verdieping).
Oosterdokskade 143
Donderdag 5 augustus, 17:00 – 18:00 uur
Toegang vrij

Nigger of N?

In de Verenigde Staten is deining ontstaan over ‘te politiek-correcte censuur’ bij de heruitgave van een boek van de beroemde Pools-Engelse schrijver Joseph Conrad (1857-1924). De obscure Nederlandse evangelische uitgeverij WordBridge Publishing publiceert Conrads in 1897 verschenen The Nigger of the Narcissus nu onder de titel The N-word of the Narcissus. De roman vertelt over de belevenissen van een zwarte West-Indische man op het Britse zeeschip de Narcissus, dat met muiterij krijgt te kampen. Telkens het woord ‘nigger’ (‘nikker’) in het verhaal voorkomt, heeft de uitgever de term vervangen door ‘N-word’.

[Lees hier verder]

Mitrasingh onversneden

Naar aanleiding van mijn eerder hier gepubliceerde artikel Wat bezielt Ben Mitrasingh? van 29 juni j.l. heeft de Werkgroep Caraïbische Letteren mij verzocht het desbetreffende artikel van Mitrasingh in zijn geheel te plaatsen opdat de lezer beter kan oordelen, aan welk verzoek ik hierbij graag gevolg geef.

Het kan inderdaad geen kwaad dat de lezer zelf kennis neemt van het onversneden racisme van Ben Mitrasingh en van het dagblad Times of Suriname, dat deze artikelen op 20 en 27 juni 2009 schaamteloos heeft gepubliceerd.

Creolen mogen na 146 jaar hun geschiedenis grondig herschrijven (deel I)

door Benjamin S. Mitrasingh

Creolen hebben voldoende intellect in huis om de geschiedenis van Suriname te herschrijven, meer nog, om hun eigen geschiedenis eindelijk waarheidsgetrouw op papier te zetten. Rond 1 juli manifesteert deze behoefte zich altijd weer, omdat dan weer eens blijkt hoeveel misvattingen er rond deze bevolkingsgroep in Suriname bestaan. Die misvattingen zijn niet bepaald positief voor de creolen, maar doordat ze steeds weer worden opgesomd in wetenschappelijke werken, beginnen deze onwaarheden en misvattingen een eigen leven te leiden. Dit geldt ook voor de andere bevolkingsgroepen in Suriname, maar die hebben niet zozeer te lijden onder een reeks van streotiepen en vooroordelen waaronder vooral Afrikanen, negers en nu ook creolen, gebukt moeten gaan. Voor creolen lijken al de vooroordelen en stereotiepen bijna op een vicieuze cirkel. Veel wetenschappelijke literatuur en met name die door creolen zelf is geschreven, is nooit internationaal geaccepteerd geworden, omdat zij of te agressief is of te onderdanig en dus nooit eerlijk en objectief. Deze kritieken schijnen de creoolse wetenschappers enorm veel problemen te bezorgen. Zij moeten zich vereenzelvigen met de westerse waarden en normen of zij hoeven als ‘enfant terrible’ niet te rekenen op enige steun en erkenning van de kant van deze ‘beklaagden’.

Volksmonument
Aangezien Suriname nog geen nationaal museum heeft en er ook weinig aandacht wordt besteed aan de nationale geschiedenis van het land, krijgen historici bijna nooit de kans om de juiste toedracht van de geschiedenis te schrijven. Geen enkele sponsor zal ook geld geven voor een publicatie waarin hij moet lezen dat zijn vader of grootvader een ‘notoire schurk’ is geweest. Dit geldt ook voor de musea en archieven in Suriname. Zolang Suriname zijn musea niet zelf kan onderhouden en voeden, moet het als land genoegen nemen met alle soorten zoetsappige verhalen over zijn eigen geschiedenis. Alles mag dan in de musea en archieven mooi bewaard en tentoongesteld zijn, de pronkstukken zijn bijna altijd en aldoor ‘naast de waarheid’. Bovendien, en dat komt nog erbij kijken ook, als je als land in 1975 de ‘guts’ had om het monoument van prinses Wilhelmina te verwijderen, maar tot 2009 je te ‘blut’ bent gebleken of erger nog, je geen idee hebt gehad om er iets anders voor in de plaats te zetten, dan zal daarvan ook nooit iets komen. Zeker niet met buitenlandse hulp. Zo hoeft het Surinaamse kind dus op 1 juli niet te gaan naar een museum om over de slavernij iets te leren en ook niet om te zien hoe wreed de slavernij is geweest en natuurlijk nooit niet te weten wat het aandeel van Nederland in die wreedheden is geweest. Voor deze naschoolse vorming heeft Suriname het geld niet en als het geld er wel is, dan schort er nog een hoop aan het cultuurmilieu van de beleidsmakers. Uit vrees voor het wegvallen van de Nederlandse sponsoring, gaan de Surinaamse beleidsmakers óf de Nederlandse collega’s nadoen óf zij zetten er nog een schepje bovenop. Na 1975 wist men niet wat er op het plein moest komen te staan. Na 5 jaar ook niet en na 35 jaar, dus in 2010, misschien ook nog niet. Want op 25 november 2010 zijn de verkiezingen net achter de rug en dan moeten eerst de politieke drijfnetten uitgezet worden en dan kan het weer een jaar of wat duren alvorens men met een goed idee komt. En aangezien Surinamers houden van lustrumvieringen, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat men dan weer moet wachten tot 2015 en dan ook nog op een datum in de regentijd met een ‘25’ erin.

Deskundigen
Het onaangename van veel gedenkdagen is ook, dat er bijna nooit een officiëel staatsorgaan valt aan te wijzen dat ook werkelijk belast is met de totale organisatie van alle activiteiten over het hele land. Waar zijn bijvoorbeeld al die ‘geweldige’ organisatoren van Carifesta 2003, toch niet bij het Directoraat Cultuur? Waar zijn ook al die ‘betweterige sweet talkers’ en waar is het evaluatieverslag van die Carifesta?

Rond 1 juli zal men, zoals gebruikelijk, weer bekvechten over de juiste naam van die dag; is het Dag der Vrijheden, Emancipatiedag (Manspasi), Keti Kotidag of gewoon Afschaffing van de Slavernij. In haar afstudeerscriptie over de introductie van Holi en Idul Fitre als nationale feestdagen, schrijft de jonge sociologe Kirtie Algoe wel heel nadrukkelijk, dat 1 juli Keti Kotidag heet. Waarom doen andere wetenschappers dit ook niet met een reeks van andere onduidelijkheden rond 1 juli? Waarom worden er niet door gezaghebbende deskundigen tijdens gedenkdagen elk jaar weer rubrieken, flyers of boekjes gemaakt en ook gratis verdeeld? Drukwerk waarin de historische juistheden staan vermeld, die elke Surinamer over zijn land moet weten. Of heeft zo een soort vorming niets te maken met volksontwikkeling? Rond elke 1 juli zouden enkele historische feiten over de creolen steeds opgesomd moeten worden. Daardoor kan er een beter begrip ontstaan over het wel en wee van hun ontwikkeling.

Aan de hand van de bestaande literatuur volgen hieronder enkele historische feiten over de slavernij, die elke Surinamer heel goed moet kennen.
Het woord creool is afgeleid van het Franse créole, dat weer is afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord crioulo in het Portugees, dat ‘niet gekocht’ betekent, dus in huis geboren of opgevoed. De slaven werden al vroeg verdeeld in ‘creolennegers’ en ‘zoutwaternegers’. Creolennegers waren in het land geboren en zoutwaternegers werden van overzee aangevoerd. De Nederlandse West-Indische Compagnie monopoliseerde de slavenhandel op Suriname tot 1789 (zie foto). Tot 1844 mochten slavenkinderen geen onderwijs volgen. Pas in 1844 kregen de zendelingen van de Evangelische Broeder Gemeente toestemming tot het geven van onderwijs aan de kinderen van slaven.

Aankondiging van een aanbesteding voor de Zeeuwse Kamer der W.I.C. voor levering van goederen bestemd voor haar kolonies in de West, waaruit men kan opmaken van welke artikelen deze zoal uit Nederkand werden voorzien. Zij dienden slechts voor een klein gedeelte als compensatie voor de uitgevoerde koloniale waren, soms echter ook voor de ruilhandel in Afrika tegen de zozeer begeerde negerslaven.
(Bron van foto en tekst: Albert Helman, Avonturen aan de Wilde Kust, 1982, blz. 103)

Reeds een jaar voor de afschaffing van de slavernij, richtte het Gouvernement in 1862 in Totness (Coronie) een vestigingsplaats in voor ex-slaven. In Nieuw-Amsterdam gebeurde dit in 1875 en in Domburg in 1877.

Het West-Indische familiesysteem
Binnen bepaalde bevolkingsgroepen in Suriname hanteert men een term voor het familiesysteem van de groep zelf. Zo kent de literatuur voor hindostanen de term ‘joint family’ ofwel de grote familie, javanen kennen de term ‘rukun’, ofwel saamhorigheid, maar bij creolen is dat niet zo duidelijk. Wel concluderen wetenschappers dat ‘proletarisering’ als vanouds het levenspatroon heeft bepaald van de slaven en van hun nakomelingen, de creolen. Het was een familiesysteem van de armoede en van de bezitlozen. In de loop der tijd waren de creolen gedwongen hun familieleven aan deze ongunstige omstandigheden aan te passen. Dit familieleven hebben sociologen gelarakteriseerd als het West-Indisch familiesysteem. Men treft het in heel ‘Plantation America’ aan en daarmee bedoelt men te zeggen, het gebied dat bekend staat als de West-Indische Eilanden, de ‘Deep South’ van de VS, de Atlantische kusten van Midden-Amerika, Venezuela, de drie Guyana’s (dus ook Suriname) en het noordoosten van Brazilië.

De belangrijkse kenmerken van dit familiesysteem zijn volgens de sociologen en antropologen:
1. De aanwezigheid van erkende alternatieve man-vrouw verhoudingen. Naast het huwelijk kent men het concubinaat, waarbij man en vrouw samenleven zonder gehuwd te zijn.
2. Veelvuldig voorkomen van vrouwelijke huishoudhoofden. De vrouw vervult een centrale rol in het huishouden.
3. De vrouw is in veel huishoudens de dominerende autoriteit, waardoor kinderen zowel gevoelsmatig als economisch van haar afhankelijk zijn.

Verder leest men in de literatuur dat de kenmerken van het familiesysteem van de creoleen vanf de vroegste dagen van de slavernij tot op de huidige dag aan te wijzen zijn. Het systeem is nauwelijks van karakter veranderd, ondanks de vergaande sociale wijzigingen zoals emancipatie, industrialisatie en dekolonisatie. Het familiesysteem van de creolen is dan ook, zo gaat de literatuur verder, te beschouwen als een aanpassing aan ongunstige omstandigheden zoals armoede, werkeloosheid en discriminatie. Door de creoolse intellectuelen in Suriname wordt te weinig op deze zaken de nadruk gelegd, en ook te weing verklaard, ontkend of ontzenuwt.

Creoolse intellectuelen hebben ook te weinig kritiek geleverd op zaken als ‘zakenrecht’ en ‘personenrecht’. Zo viel de slaaf onder het zakenrecht, wat wil zeggen dat hij geen huwelijk kon sluiten, hij mocht dus niet trouwen. Hij kon wel het ‘slavenhuwelijk’ sluiten en daarna bepaalde zijn meester of hij ‘s avonds of op zondagen zijn vrouw mocht bezoeken. Dit slavenhuwelijk moet worden beschouwd als het begin van de ‘vaderloze’ gezinnen. Dit verschijnsel is helaas nooit goed in Suriname onderzocht, althans niet op een wijze die een beter begrip voor de vaderloze gezinnen heeft bewerkstelligd.

De vaderloze kinderen bij creolen (deel II)

door Benjamin S. Mitrasingh

De vraag naar hedendaagse studies over creolen wordt het best verwoord op bladzijde 89 van het boek ‘Geschiedenis van Suriname’ uit 1993 van Frans Steegh en anderen, waarbij er wordt gesteld: “Dat op deze wijze het matrifocale gezin ontstond lijkt zeer aannemelijk. Maar daarmee is niet verklaard waarom het matrifocale gezin zo lang bleef voortbestaan nadat de historische noodzaak was weggevallen.” Simpel gezegd komt het dus hier op neer dat historici en alle andere sociaal wetenschappers zich in gemoede afvragen hoe het komt dat alleen de creolen in Suriname, populair gezegd en ook volgens de internationale normen en waarden van een traditioneel gezinsleven, zo een losbandig leven hebben. En dat al langer dan 146 jaar. Los van de gemakken, vooropgesteld dat losbandigheid ook gemakken kent, van de moderne term West-Indisch familiesysteem of van de sociologische term ‘matrifocaal’, is het heel duidelijk, dat Surinamers te doen hebben met met al die duizenden kinderen, die bij lange na niet kunnen zeggen wie hun vader is. Dat zulke kinderen soms op jonge leeftijd al ontsporen, baart veel Surinamers zorgen. Zolang ze nog jong zijn kan men om ze lachen, maar zodra ze jong volwassen zijn, dus na hub 15de jaar, is er helaas vaak sprake van schoolverzuim, criminaliteit, seksueel geweld en de laatste jaren ook drugsgebruik. Dan is opeens de lol ervan af. Surinamers vragen zich ook af waaraan het precies ligt dat creoolse vrouwen de losbandigheid van de mannen blijven accepteren. In Suriname is het algemeen bekend dat creoolse vrouwen heel goed geëmancipeerd zijn. Dat waren ze al voor ‘gender’ ontstond en toch moeten ze nu zo gebukt gaan onder een bijna primitief gezinsleven. Hoewel Surinamers het verschil tussen een marron en een creool wel heel goed kennen, wordt iedereen die maar een beetje op elkaar lijkt na elk maatschappelijk incident, gestigmatiseerd met de populaire Surinaamse term ‘Blakaman’. Deze onviendelijke term is afgeleid van het Engelse ‘Blackman’, wat niets anders betekent dan zwarte man, neger of Asfrikaan. Net zoals ‘baljaren’ (= dansen) is afgeleid van het Portugees/Spaanse ‘bailar’, wat uitbundig feestvieren betekent.

Een manumissie-brief uit 1857, waarin de vrijheid wordt gegeven aan de zevenjarige slavendochter Mimie. Zij kreeg hierbij de naam Maria Arkard.
(illustratie uit Evelien Bakker e.a., Geschiedenis van Suriname, Zutphen 1998)

Vrolijke cultuur
Over het algemeen staan creolen in Suriname bekend als vrolijke mensen die goedlachs zijn. Ze hebben altijd enorm veel lol en daarom houden ze van feestvieren en van dansen. Van creolen is ook bekend dat ze heel goed kunnen zingen en dat hun gevoel voor ritme de duidelijke verbinding aangeeft voor hun ‘Roots’ ergens in Afrika. De kerkdiensten bijvoorbeeld van de Evangelische Broeder Gemeente, kennen het gezang bij uitstek, in tegenstelling tot de iets saaiere diensten van de katholieken om nog maar te zwijgen over de eentonige monologen met bijna geen gezang van de hindoes en de moslims. Creolen hebben dus altijd veel lol en hun goede humeur brengt ook met zich mee dat ze veel moppen en ook veel zelfspot kennen. Ze lachen zich ‘dood’ om hun eigen zelfspot en die zelfspot kan variëren van mislukte liefdesrelaties tot de verzonnen ‘lollige’ doodsoorzaak van een kennis of van een belangrijk persoon. Hun uitbundige levensbvorm gaat vaak ook samen met lekker eten en drinken. Creolen zijn daardoor ook de consumenten bij uitstek in Suriname, en veel restaurants en cafetaria’s zou men gevoeglijk kunnen sluiten als creolen zouden besluiten een bepaald gerecht niet meer te eten. Een bekend merk bier in Suriname gaat zelfs zover dat het bijna alleen maar creoolse modellen gebruikt voor zijn reclame. Ook radio-advertenties pakken volgens marketing deskundigen (en Joost mag weten wie dat zijn) beter in het Sranantongo dan in een taalcombinatie met bijvoorbeeld een duidelijke Hollandse strekking. Het moet in Suriname nog onderzocht worden wat het effect is van deze taalvariaties op de officiële taal van Suriname. Het is wel algemeen bekend dat creoolse kinderen mondiger zijn dan bijvoorbeeld de kinderen met een Aziatische achtergrond. Maar het is nog niet wetenschappelijk aangetoond dat een ‘vlotte babbel’ ook ‘een foutloze’ schrijfwijze van de Nederlandse taal impliceert. Volgens correctoren bij Surinaamse dagbladen is het nog steeds bar en boos gesteld met een goede taalbegeersing van de Surinaamse journalist. Bovendien moet ook nog onderzocht worden in welke taal een Surinaams kind denkt en in welke taal hij zijn gedachten onder woorden wil brengen. Ten aanzien hiervan moet het sluiten van het Taalinstituut jaren geleden beschouwd worden als een van de grootste culturele blunders van het MINOV sinds de onafhankelijkheid, en ook als een flagrante miskenning van de taal als het belangrijkste vehikel van communicatie binnen elke multiculturele samenleving.

De afschaffing van de slavernij werd met behulp van deze proclamatie aangekondigd. Wie de proclamatie leest, zal kunnen constateren dat de vrijheid niet direct ook gelijkheid met zich meebracht. De ex-slaven moesten wel hun plaats weten.
(illustratie uit Evelien Bakker e.a., Geschiedenis van Suriname, Zutphen 1998)

Vaderloze kinderen
Behalve dat veel Surinamers begaan zijn met het lot van de jonge creoolse kinderen die hun vader niet kennen en misschien ook nooit zullen kennen, hebben ze ook te doen met de moeders van deze kinderen. Die staan er letterlijk en figuurlijk bijna altijd alleen voor, en zeker als het gaat om de opvoeding en begeleiding van het jonge kind. Het zijn deze zelfde jonge kinderen van wie bekend is dat zij het stadsleven door en door kennen, maar waarvan ook bekend is dat zij alles wat los en vast zit van de vruchtenbomen eraf halen en dat zij ook geen enkele loslopende straathond met rust laten. Het zijn kwajongens ten voeten uit, die de samenleving nog net geen overlast bezorgen en die leven volgens het oeroude Surinaamse principe ‘dat wij allen kinderen van een vader zijn’. Dus zijn ook deze kwajongens de kinderen van alle Surinamers. Hoewel er bij deze kinderen vaak ook van een lichte verwaarlozing sprake is, zien deze kinderen er in de naschoolse tijd zichtbaar hongerig uit. Het komt ook vaak voor dat zulke kinderen thuis moeten wachten tot moederlief in de late middaguren thuis komt. Maar het zijn uitgerekend deze kinderen in Suriname die altijd vrolijk en blij door de straten huppelen. De meeste van deze kinderen kennen helaas hun vaders niet. Papa heeft nooit naar ze omgekeken, waardoor ze ook nooit door hem zijn erkend, laat staan verzorgd. Deze kinderen hebben daardoor ook de familienaam van hun moeder. Doordat ze hun vader niet kennen en ook niet aan hem kunnen refereren zijn ze ook bijna altijd in de samenleving de ‘underdog’. Binnen het matrifocale familieleven kennen zulke kinderen vaak ook geen enkele mannelijke voorbeeldfiguur. Surinamers zouden er daarom uitdrukkelijk voor moeten waken, dat dit verschijnsel van de vaderloze kinderen geen algemene vormen begint aan te nemen. Dit familiesysteem heeft nog nergens in de wereld positief gewerkt en het is ook niet een systeem waarover men trots moet zijn.

Emancipatieboodschap
Over het algemeen hebben Surinamers echt te doen met deze vaderloze kinderen, maar na 146 jaar afschaffing van de slavernij, dus na tweemaal een mensenleven, kunnen de boosdoeners zich niet blijven beroepen op een slavernijverleden dat ze bovendien niet eens goed kennen. Maar om alle soorten wandaden van onmenselijk gedrag goed te kunnen praten, lenen sommige negatieve aspecten van de slavernij zich nog altijd uitstekend voor. Waar zijn al de onderzoekers die keer op keer erop hebben gewezen dat bepaalde creoolse gebruiken en gewoonten anno 2009 volstrekt onaanvaardbaar zijn geworden? De bestuurskundige August Boldewijn heeft onlangs een duidelijke uitspraak gedaan ten aanzien van de interne strubbelingen in de politieke partij SPA. Heel ongezouten verweet hij de politici van de SPA dat als zij niet eens in staat zijn orde op zaken te stellen binnen hun eigen partij, hoe in hemelsnaam willen ze dan een land besturen? Niet leuk voor de SPA, maar Boldewijn is ook niet de eerste en de beste, maar waarom zijn zulke uitspraken nooit eerder gedaan door creoolse voorbeeldfiguren ten aanzien van het creoolse gezinsleven? Waar is het creoolse intellect en waar is hun lotsverbondenheid met hun eigen zwakke zusters en broeders? En dan weer voor de zoveelste maal, en meer nog naar analogie van de uitspraak van Boldewijn, “Wat Jupiter mag, mag de os nog niet”, maar waar zijn al die creoolse Jupiters? Vooral die van de Surinaamse politiek, en ook die van de wetenschap.

Moesten de creolen als de meest geëmancipeerde Surinamers er niet voor zorgen dat elk geboren kind heel nadrukkelijk moet weten wie zijn ouders zijn, en dat ook de hele Surinaamse samenleving van elke mannelijke verwekker moet eisen dat hij zijn kind moet erkennen en tot een bepaalde leeftijd moet verzorgen. Dat moet na 146 jaar nu toch wel heel duidelijk bij wet worden vastgesteld en de uitvoering van die wet moet ook op een hele rigide wijze gebeuren zonder aanzien des persoons. Want het kan toch niet zo zijn, dat Surinamers op alle gedenkdagen en feestdagen alleen maar in staat zijn een hoop ‘kiekeboe-achtige’ cultuurevenementen te ontplooien met ‘dromerige’ slogans op spandoeken en billboards, die zo onwerkelijk zijn als maar wezen kan. Op 1 juli 2009 zouden alle Surinaamse mannen elkaar eens eindelijk moeten beloven dat zij voortaan een duidelijk oordeel zullen uitspreken over al die andere mannen die hun kinderen niet hebben erkend en ook nooit hebben verzorgd. Dan hebben Surinamers tenminste een daad gesteld op een van hun herdenkingsdagen. Daar lijkt 1 juli als emancipatiedag uitstekend voor geschikt.

P.S.: de illustratie bij deel I is een keuze van de auteur; de illustraties bij deel II zijn door mij toegevoegd om de woordenbrij zo mogelijk iets te verlevendigen, RvdM.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter