blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Mea culpa’ (1)

In eerdere artikelen zijn de lezers  meegevoerd langs bekende en minder bekende mijlpalen in de geschiedenis van de slavernij. Nu neemt onze medewerker Fred de Haas u mee op een zoektocht naar het geweten van het Rooms-Katholieke Spanje en Portugal in de eerste eeuwen na Columbus. Hij probeert het antwoord te vinden op de vraag hoe het Rooms-Katholicisme in het reine kon komen met wat ieder weldenkend mens, ook de mens van de 16e en 17e eeuw dus, moet hebben ervaren als een groot onrecht. We zullen op grond van voornamelijk Spaanse bronnen zien hoe geleerde R.K. geestelijken zich met allerlei argumenten in duizend bochten hebben gewrongen om zowel God als de slavenhandelaar te kunnen behagen. En we zullen ook kennismaken met dappere Broeders (frailes) die, in het belang van de tot slaaf gemaakte Afrikanen, het gevecht met de autoriteiten niet uit de weg gingen en bereid bleken hiervoor een onvermijdbare prijs te betalen.

door Fred de Haas

Pausen, priesters en prelaten maakten in die eerste eeuwen na Columbus allemaal nog deel uit van een cultuur waarvan het instituut ‘slavernij’ nog niet helemaal was uitgebannen. Ze acteerden nog altijd tegen het verre decor van een klassieke beschaving die ‘slavernij’ nog niet beschouwde als iets onmenselijks. Zij voelden zich nog steeds gesteund door denkers als Aristoteles die had gezegd dat niet alle mensen gelijk waren…

Dat klassieke decor begon echter langzaam te veranderen. Het tijdperk kantelde en er kwam plaats voor een ‘geweten’ dat lastig begon op te spelen. Er moesten morele keuzes worden gemaakt. Wat te denken van slavernij? Deugde het of deugde het niet? Of deugde het een beetje?
De leiders van de Kerk werden als de hoeders van de moraal en de gidsen van het geweten geacht zich over dat soort vragen uit te spreken. In 1537 keerde Paus Paulus III zich tegen de slavernij van de ‘Indianen’, maar pas driehonderd jaar later, in 1839, deed Paus Gregorius XVI dit met betrekking tot de Afrikanen.
Hoe speelde men het klaar om de stem van het geweten tot bedaren te brengen toen er op grote schaal handel werd gedreven in mensen die allemaal zwart waren en uit Afrika werden gehaald? Het antwoord is simpel: geld bleek sterker dan de moraal.
Plantages en arbeidskrachten
Omdat de Turken in 1453 Konstantinopel (Istanbul) hadden veroverd en de toevoer van slaven uit het Zwarte Zeegebied hadden afgesloten, moesten de eigenaars van de grote plantages in het Middellandse Zeegebied gaan omzien naar arbeidskrachten uit andere landen. Die gebieden werden gevonden in Afrika. De zeevarende Portugezen hadden al geconstateerd dat er in Afrikaanse gebieden een grote binnenlandse slavenhandel bestond waar ze alleen nog maar op hoefden in te spelen. De Afrikaans-Europese slavenhandel kende een voorspoedige geboorte en zou in de eeuwen daarna een drukke en sinistere toekomst ingaan.
Natuurlijk was dit alles niet onopgemerkt gebleven in het katholieke Rome. Maar Paus Nicolaas V had in zijn Bul Romanus Pontifex (1454) aangegeven dat wat de Koning van Portugal op dat gebied deed welgedaan was mits hij maar streed tegen de vijanden van het geloof. In 1462 kwam er wel een brief van Pius II waarin deze een bisschop vermaande om niet toe te staan dat mensen tot slaaf werden gemaakt omdat zoiets een bekering tot het ware – katholieke – geloof in de weg stond, maar deze zou geen consequenties hebben.
Dat alles speelde zich af enige tientallen jaren voordat Amerika door Columbus werd ‘ontdekt’. Wat er daarna zou volgen heeft niet opgehouden het leven en denken in de West-Indische gebieden en Zuid-Amerika te beïnvloeden.

[voor afl. 2, klik hier]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter