blog | werkgroep caraïbische letteren
0
 

Identiteit en taal

door Fred de Haas

‘Ik zit bij Koninkrijkszaken’, zei de man tegenover mij als antwoord op wat ik hem net had verteld.
We zaten in Dudok, tegenover het Binnenhof. Ik moest de volgende dag een inleiding houden over ‘Identiteit’ bij de dichtersgroep Simia Literario in Amsterdam en was, op zoek naar wat inspiratie, neergestreken in het bekende Haagse journalistencafé. Identiteiten genoeg daar.
‘Ik ga over een half jaar naar Oranjestad’, zei de man. ‘Ben voor een jaar gedetacheerd bij het gouvernement daar. Als jurist, begrijpt u wel?’
‘Nou, dan bent u toch een beetje thuis…’
‘Hoezo?’
‘Nou, Oranje en zo…’
De man vond het niet leuk en keek chagrijnig voor zich uit. Mijn oog viel op de vier boeken die hij vóór zich had liggen. Mijn getrainde blik zag onmiddellijk dat het hier de Dikke Joubert en de Dikke Van Putte betrof.
‘Ik wil de taal een beetje leren spreken en schrijven’, zei de man, die mijn blik had opgevangen. ‘Ik zoek eigenlijk ook een leraar voordat ik naar Aruba vertrek’.
‘Dan hebt u de verkeerde woordenboeken gekocht’, zei ik monter.
‘Dat verwondert me niks’, zei de man. Ik volgde zijn blik en zag dat de Noticiero Aruba op de Dikke Joubert lag.
‘Ik heb me daarnet rotgezocht maar ‘diahuebs’ staat er niet in’, zei de man.
‘Ja, maar u heeft verkeerd gezocht’, zei ik. Zoek maar eens bij ‘djaweps’. De man begon te bladeren.
‘Verdomd, u heeft gelijk. Het idiote is dat ‘luitenant’ en ‘pinda’ er wel in staan. Maar daar heb ik die woordenboeken niet voor nodig’. ‘Ze hadden me in die winkel wel eens beter voor mogen lichten’, vervolgde hij. ‘En op kantoor hebben ze ook niks gezegd’.
‘Ze weten hier nergens wat vanaf’, zei ik troostend. Hulpzoekend keek de man me aan.
Ik begon hem uit te leggen dat er O-woordenboeken waren voor Papiamento en U-woordenboeken voor Papiamentu. ‘Zijn dat dan twee verschillende talen?’, vroeg de man. ‘Nee, maar de O-taal is Spaansachtig en de U-taal Portugezig en een beetje Hollandsachtig’. De man begon glazig te kijken. ‘Ze spreken ongeveer hetzelfde, maar ze schrijven het anders’, verduidelijkte ik. ‘Waarom in godsnaam?’, vroeg de man. Ik boog me naar voren en fluisterde: ‘Dat heeft te maken met een eng soort nationalisme’. ‘Kan je dat niet gewoon hardop zeggen?’, vroeg de man. ‘Beter van niet’, zei ik. ‘Je weet nooit wie er meeluistert en je kan ze ook niet herkennen. Allerlei identiteiten, begrijpt u wel? En je hebt zó last!’
‘Dus op Aruba schrijven ze de O-taal en op Curaçao de U-taal?’
‘Ja’, zei ik. ‘Dat heeft u goed begrepen’. De man dacht even na. ‘De Arubanen zeggen dat ze van Indianen afstammen. Zou het soms daarvan komen?’ Ik boog me weer naar voren: ‘Ach, meneer, kijkt u in Oranjestad voor de gein maar eens in het telefoonboek. Dacht u nou werkelijk dat Croes, Eman, Arends, Dirksz, Ramphal, de Vries, de Cuba, Abath en Kock Indianen waren?’
‘Wat een ingewikkeld land’, vond de man. ‘En die dichters van u, schrijven die in ‘O’ of ‘U’?’ ‘Dichteressen’, zei ik. ‘De een schrijft in O-taal en de ander in U-taal en de Surinaams-Antilliaansen meestal in het Nederlands of in het Surinaams Nederlands. Dat mag ook’.
‘Godsammezegene’, zei de man. ‘Zegt u dat wel!’, zei ik. De man verzonk in gepeins. ‘En in Bonaire? Is het daar ‘O’ of ‘U’?
‘Iets daartussenin’, loog ik. Ik boog me weer naar voren. ‘Curaçaoënaars vinden dat Bonairianen een beetje gek spreken. En Bonairianen hebben het niet zo op Curaçaoënaars begrepen. Oud zeer uit de tijd van de Shell. Bonairianen konden wel komen werken op Curaçao, maar huizen, ho maar! Ze moesten maar zien hoe ze onder dak kwamen.’
De man knikte. ‘Misschien willen ze daarom liever bij Nederland…’. ‘Denkt u dat er binnenkort ook een Bonairiaans woordenboek uitkomt?’ ‘Vast wel’, zei ik. ‘Dan heb je dus ook een B-taal?’ ‘God mag het weten’, zei ik. ‘Godsammezegene’, zei de man weer. Zijn ogen lichtten op.
Nou begrijp ik ook waarom ze op het Arubahuis zo kwaad waren dat we in die grondwetmotie alleen ‘Papiamentu’ hadden gezet. Ze zeiden dat Betico van zijn sokkel zou komen als dat geen Papiamentu/o zou worden. Die schuine streep O moest en zou erin! Waarom willen ze die taal zo graag in de Grondwet, eigenlijk? Wij spreken toch ook al eeuwen Nederlands zonder dat het Nederlands in de Grondwet staat?’ ‘God mag het weten’, sprak ik weer. ‘Jezus!’, zei de man. ‘Zegt u dat wel’, zei ik.
‘Ik moet weer eens gaan’, zei de man. ‘Aan die woordenboeken heb ik dus ook geen ene moer. Maar ik ga wèl een leraar zoeken. Ik moet me toch een beetje kunnen redden’.
We namen hartelijk afscheid van elkaar. Na een paar meter draaide ik me om: ‘Zorg er wel voor dat je een ‘O’-leraar vindt!’ riep ik nog.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter