blog | werkgroep caraïbische letteren

Carry-Ann Tjong-Ayong – Kamrawenke, kamermeisjes en andere huisdieren

Het Sranantongo kent diverse grappige benamingen van alles wat er zich in en rond het huis beweegt. Als kind hadden wij daar veel plezier mee.

Ze rennen de hele dag langs de muren met hun bolle zwarte oogjes, hun vlugge pootjes met vijf zuignapjes en hun beweeglijke staartjes, die gladde lichtbruine huishagedisjes. Gekko’s heten zij in Indonesië, maar wij noemen ze beeldend kamrawenkes (kamrawintjes) of kamermeisjes, alsof zij ijverig de bedden opmaken, het huis van stof ontdoen. Toegegeven, geen vlieg of mier blijft liggen en bovendien zijn ze dol op cassaveboyo, zoals ik merkte toen ik mijn stukje boyo voelde verschuiven op mijn schoteltje en later het kamermeisje gretig de kruimels zag verorberen. En de laatste restjes cola slurpen ze gulzig op, als een dranklustig kamermeisje, dat de restjes whisky uit de glazen likt. Het zijn er twee die speels achter elkaar rennen, klepperen aan de glazen shutters, zich achter schilderijtjes verstoppen. En zij vermenigvuldigen zich kennelijk ook,want we zagen een paar piepkleine langs de muur naar beneden glippen. Maar ze zijn gezellig en horen bij het huis. Onze ijverige kamermeisjes.
.

Papitodo zijn die grauwbruine kikkertjes die in de trensen wonen en waar je als kind mee speelt. Waarom ze papakikkers heten? De mamitodos zijn er ook maar worden niet zo genoemd. Ze springen watervlug weg uit je handen.

Wel ken ik de zombi m’ma, grote zwarte bromvliegen of hommels, die de kinderen in het binnenland vangen in de gaten die deze hommels boren in houten balken. Zij doen er een lang touw aan en rennen over het erf, terwijl de zombi m’ma snorrend boven hun hoofden meevliegt.

Pierneki zijn die kippen met een kale veerloze nek. Ze zien er een beetje uit als gieren. Maar ze zijn onschuldig en lopen argeloos over het erf hun kostje bij elkaar te scharrelen. Hoe zij aan die kale nek komen? Is het een bepaald ras? Of pikken zij elkaar kaal? Ik heb het nooit geweten.
.

Mat’gadofowru is het kleine ijverig zingende vogeltje in de tuin. Ons vriendje, het godsvogeltje, klein en bruin als een huismus, hoort bij het huis.

Al deze benamingen geven de creativiteit van de Surinamer aan, in het benoemen van de meest simpele diertjes in de woonomgeving. Van kamermeisje tot godsvogeltje zijn ze dagelijks om ons heen.

Kalakaboru, zijn die sobere, schaars met krenten bedeelde bollen, die je op de zondagschool bij feestelijke gelegenheden kreeg uitgedeeld. Als er een bazaar of fancyfair was heetten ze stuivertjebol, omdat in sommige een in een vetvrij papiertje gewikkeld vierkant stuivertje was meegebakken. De vinder mocht dan een nieuwe bol gaan kopen voor vijf cent.

Awaridomri noemen wij iemand die zich schijnheilig gedraagt. Hij is vergelijkbaar met de vos die de passie preekt om later de domme kippen op te peuzelen. Ik vond het altijd een leuke naam en stelde mij de awari voor die in de Grote Stadskerk stond te preken.

cat 23/10 2010

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter