blog | werkgroep caraïbische letteren

‘Curaçaoënaars van de oude stempel zijn een beetje huichelachtig’

Hij gaf Franse les aan het Radulphus College op Curaçao. Een leerling van zijn klas keek even door het glas van de deur waarmee de twee lokalen verbonden waren en ging weer zitten. “Even later kwam de collega uit de andere klas binnen. Een Nederlander. Hij zei: ‘Welke makaku stond bij mij door het raam in de klas te kijken!’ Ik sta nog perplex, als ik hieraan terugdenk”, vertelt Fred de Haas. “Ik vroeg me af waarom de leerlingen zijn collega niet aanvlogen, maar opeens drong het tot me door. Ze waren bang. Ze dachten, bewust of onbewust, dat ze nooit van school of van het eiland zouden raken als ze moeilijkheden zouden maken. Die angst stamt nog uit de slaventijd.”

Een vergelijkbare herinnering heeft De Haas aan de rellen van 30 mei 1969, vier jaar later. De Nederlandse leraren overwogen de mogelijkheden om weg te komen van de school, bang dat het geweld in de stad zich persoonlijk tegen hen zou richten. “De gezichten stonden somber en één leraar zei: ‘Geef me een geweer. Dan schiet ik ze allemaal kapot.’ Hij begrijpt er helemaal niets van,dacht ik toen.”

Dergelijke incidenten vormden de directe aanleiding voor De Haas om cultuur een nog belangrijkere rol te laten spelen tijdens en buiten de les. “Ik vatte het plan op om een tambú-groep op te richten met leerlingen. Ze wilden het eerst niet, maar ik hield hen voordat de tambú echt iets van hen was, van de Antilliaanse cultuur. Uiteindelijk kregen ze er plezier in en traden ze op, uitgedost in door henzelf gemaakte min of meer traditionele kleding.” De Haas richtte ook een Aguinaldo-groep op, zorgde ervoor dat een leerling van Luciano ‘Chan’ Koots, de benta leerde bespelen en organiseerde culturele shows in samenwerking met Toni Halabi op Curaçao en met Robbie Schouten en Halabi op Aruba.

Inmiddels is De Haas 73 en al jaren met pensioen, maar eigenlijk geeft hij nog altijd les. Niet op school, maar door middel van krantenartikelen over de Caribische literatuur, ingezonden brieven en vertalingen van Papiamentstalige, Franstalige en Spaanstalige gedichten. Op 25 september wordt in Amsterdam zijn vertaling gepresenteerd van de dichtbundel Hé Patu/Waggeleend van Elis Juliana, een dichter van onschatbare waarde voor de bewustmaking van de Curaçaose bevolking, een man die volgens De Haas een standbeeld verdient.

Juliana stelt in zijn werk niet zichzelf centraal en weet als geen ander de gevoelens van schaamte en minderwaardigheid van Curaçaoënaars te verwoorden. “Curaçaoënaars van de oude stempel zijn onzeker, een beetje huichelachtig. Ze durven niets direct te zeggen, maar gebruiken verhullende taal. Juliana merkte dat in de gesprekken die hij voerde met oudere generaties. Ze spraken zonder daarbij hun echte gevoelens over te brengen. Ik sprak ooit een keer met een Antilliaanse politicus in Nederland hierover en hij zei: Curaçaoënaars zijn negentig procent harimentu (gelach) en tien procent bullshit. Hij meende het. Ik snap het. Kijk maar hoeveel er gelachen wordt door Antillianen.

Natuurlijk, veel Antillianen functioneren gewoon goed in de maatschappij, maar die lacherige houding zit er gewoon in. Dat betekent dat er iets fout zit met het zelfbeeld. Curaçaoënaars kregen decennia lang te horen dat hun cultuur niet deugde, hun tradities niet deugden en dat hun taal inferieur was. Die gedachte hebben ze overgenomen. Ze hebben jarenlang een imitatiecultuur gehad.Schrijvers op de Antillen zijn begonnen met schrijven in het Nederlands. Ik meen dat het Luis Daal was, die nog in 1941 zei dat ‘verheven’ ideeën beter konden worden uitgedrukt in het Nederlands, Engels of Spaans dan in het Papiaments. Tegelijkertijd nam Nederland nooit de moeite om de Nederlandse taalgoed te onderwijzen op de eilanden. Dat gebeurde pas na de komst van de Shell en de Nederlandse werknemers. De Fransen onderwezen wel de Franse taal in hun kolonies. De bevolking die naar school is gegaan, spreekt perfect Frans. Dat betekent niet dat ze niet de pest hebben aan de Fransen.”

Maakte dat een groot verschil?
“De Fransen zijn honderd keer arroganter dan de Nederlanders. Dat irriteerde de zwarte intellectuelen zo dat ze zich hoelanger hoe meer bewust werden van de waarde van hun eigen tradities. De geprivilegieerde inwoners van de Franse kolonies gingen al heel vroeg studeren in Parijs,richtten tijdschriften op en schreven felle poëzie en artikelen tegen dementale kolonisatie. Zo was er de ‘négritude’-beweging van Aimé Césaire die draaide om de zwarte identiteit en die op Afrika gericht was. Maar de kolonies in het Caribisch gebied hebben niets gemeen met Afrika. Op de Franse Caribische eilanden was er sprake van een geheel eigen cultuurbeweging, die bepaald werd door mensen van Afrikaanse afkomst, maar ook door Indiërs en Chinezen. Op Curaçao kwam de bewustwording van een eigen identiteit veel later tot stand en toonden de meeste critici zich toch vol begrip voor de koloniale machthebbers.Maar in de tambú-liederen leefden de zangers zich uit en spuiden naar hartenlust hun kritiek op de regering. Zo had je Shon Kolá met zijn kritiek op de Democratische Partij, de partij van de blanke protestanten, de Nederlandse passanten en de Surinaamse immigranten. Shon Kolá veegde de vloer aan met de politici van de Democratische Partij. Maar daar bleef het bij. Een van de eersten die zich echt boos maakte, was Frank Martinus Arion. Hij beschuldigde de Nederlanders ervan dat ze in de afgelopen 350 jaar geen greintje beschaving hadden gebracht. Niet helemaal ten onrechte.

U was vast bij de herdenking van de slavernijopstand.

“Ik heb over mijn aanwezigheid bij zulke gelegenheden dubbele gevoelens. Ik interesseer me wel voor het fenomeen, maar ik vind dat herdenken meer een zaak is van mensen die er meer bij betrokken zijn.Ik kan toch niet voelen wat mensen beleven die hier meer verwantschap mee hebben. Ik wil geen bermtoerist zijn, iemand die uit nieuwsgierigheid komt kijken. Het is goed om de slavernij te blijven herdenken, zolang mensen nog steeds moeite met het verleden hebben. Alleen moet herdenken wel uit het hart komen. En de slachtofferrol moet worden vermeden. Herdenken heeft ook een functie als waarschuwing tegen discriminatie, want die is met de slavernij in alle hevigheid begonnen en duurt nog altijd voort. Maar ja, je moet ook niet verwachten dat er op woensdag geen sprake meer is van slavernij als ie op dinsdag wordt afgeschaft. Nederland is 350 jaar aan de macht geweest. Helmin Wiels kan dat vacuüm niet zomaar opvullen en anderen ook niet. Curaçao zal echt wel eens onafhankelijk worden, alleen nu nog niet.”

Het zijn ideeën die ik eerder zou verwachten bij een iemand met een donkere huidskleur in traditionele kleding.
“Ik krijg veel scheldbrieven. Ze noemen me een racist, een negervriend en soms een fellow traveler, een vroegere benaming voor mensen die met de communisten heulden. Wat een niveau! Mensen gaan meteen schelden en komen niet met argumenten. Ik vind dat Wiels soms verstandige dingen zegt. Vooral als hij in besloten kring tegen zijn mensen spreekt. Hij neemt de moeite om de mensen bewust te maken van hun geschiedenis.Hij heeft ook ooit een spotje opgenomen, waarin hij een banaan opeet achter tralies. Ik vond dat een goede grap. Hij houdt sommige mensen gewoon een spiegel voor en maakt duidelijk dat ze vroeger als apen gezien werden.Natuurlijk maakt Wiels ook fouten. Hij doet, bijvoorbeeld, Hugo Chávez na. Nadoen is altijd zwak. Er is een ander politiek tijdperk voor Curaçao aangebroken. Dat gaat van ‘au’. En het feit dat je door je eigen mensen geregeerd wordt, betekent nog niet dat je goed geregeerd wordt. Goed regeren betekent dat de belangen van de Curaçaose bevolking worden gediend, niet alleen die van jezelf. En het allerbelangrijkste blijft natuurlijk het belang van het kind, de toekomstige burger. Het zou verstandig zijn als de regering besloot om Engels de instructietaal van de school te maken om het Antilliaanse kind zoveel mogelijk kansen in de wereld te geven.”

Waarom Engels?
“Engels is een wereldtaal en voor een Antilliaan gemakkelijker dan Nederlands, want er zitten veel Romaanse woorden in en mensen horen het veel meer om zich heen. Nederlands als instructietaal slaat in deze tijd nergens meer op en leraren hebben ook geen zin meer om Nederlands te spreken tegen hun leerlingen. Spaans is niet echt een wereldtaal.Dat spreekt men eigenlijk alleen in Spanje en Zuid-Amerika. Als de regering besluit om Engels als onderwijstaal te gebruiken, dan krijgen docenten ook een echte uitdaging en hebben kans om zichzelf te ontwikkelen via cursussen elders in het Caribisch gebied of daarbuiten; ze kunnen dan ook over goede leerboeken beschikken. De Antilliaanse regering zou contact kunnen leggen met goede universiteiten in de Verenigde Staten om zo’n overgang te begeleiden. In het lager onderwijs zou natuurlijk Papiaments moeten worden gebruikt en als kinderen eenmaal een goede basis hebben in de moedertaal, kunnen ze spelenderwijs bekend gemaakt worden met Engels, bijvoorbeelddoor aardrijkskunde- of geschiedenislessen in het Engels.”

Tegenstanders zeggen dat het Papiaments een te kleine woordenschat heeft.

“Het Frans, het Engels en het Spaans zijn oude talen. Die hebben allerlei woorden kunnen absorberen, in de eerste plaats uit het Latijn. De woordenschat en de grammatica hebben zich over 1500jaar ontwikkeld. Het Papiaments bestaat nog niet zo lang en is pas 500 jaar geleden begonnen in de slavendepots, maar het is nu wel een volwaardige taal.Het is echter ook een taal die maar door 300.000 mensen wordt gesproken en daar kom je niet zo ver mee in de grote wereld. Je moet kinderen opvangen in hun moedertaal. Dat stelt ze op hun gemak en dat ben je ook aan hun onzekere gevoelens verplicht. Je moet ze bewust maken van hun eigen geschiedenis in hun moedertaal en veel verhalen en gedichten lezen, bijvoorbeeld Atardi van Jozef Sickman Corsen, Balada di Buchi Fil van Pierre Lauffer en Hé Patu van Juliana en nog zoveel andere juweeltjes uit de Papiamentstalige literatuur. Je moet kinderen leren waar ze vandaan komen en wat hun plaats in de wereld is. Dat biedt hen houvast. Je moet zorgen voor belangrijke bewustwordingsmomenten in hun leven. Zeg niet dat ze iets moeten doen omdat jij het zegt, maar leg uit waarom het zin heeft dat ze bepaalde dingen leren. Dat ze zich later dankbaar herinneren wat meester Huppeldepup zei. Bied ze perspectief. Kinderen moeten niet denken dat Curaçao de navel van de aarde is. Maar ze moeten weten waar Curaçao ligt en wat er allemaal voor mensen en landen om Curaçao heen liggen. Begin maar met de geschiedenis van de indianen. Vertel ze over Columbus, over de Spanjaarden, de Nederlanders, de opstand in Haïti, de slaventijd, devrijwording en de invloeden die dat allemaal heeft gehad op het volkskarakter. Ze hebben niets meer te maken met Afrika,maar wel met flarden van de Afrikaanse cultuur. Niet iedereen hoeft de tambú te dansen, maar bewaar dat erfgoed en maak de kinderen bewust vanhet feit dat ze over dit erfgoed kunnen beschikken en er trots op kunnen zijn.”

Gaat u niet voorbij aan de aanwezigheid van de Nederlandse gemeenschap op Curaçao?

“Het is niet uitsluitend de taak van de Antilliaanse regering om ervoor te zorgen dat de Nederlandse gemeenschap het naar z’n zin heeft. Nederlanders maken maar een heel klein deel van de bevolking uit, dat heel goed voor zichzelf kan opkomen. Daar zijn ze slim genoeg voor. Dat betekent natuurlijk zeker niet dat je ze moet discrimineren vanwege het verleden. De huidige generatie Europeanen kan er niets doen wat hun voorouders gedaan hebben. Ik vind trouwens, dat Nederland de morele plicht heeft om tot het eind te helpen bij de ontwikkeling van de voormalige koloniën. Net zoals je een kind helpt, ook al schopt het tegen je aan.”

Politici zullen het wel eens zijn met het geven van prioriteit aan onderwijs. Waarom lijkt het dan toch niet te lukken?
“De regering moet zorgen voor meer sturing. Men moet goede opleidingen creëren, goede leerboeken beschikbaar stellen op school en docenten verplichten om ze te behandelen. Desnoods zetten ze er maar een sanctie op, als een soort stok achter de deur. Voor de hoofden van school, niet voor de leraren. Dat zijn over het algemeen geen erg weerbare types, geen mensen die luid protesteren. Onderwijzers en leraren moet je beschermen. Ze worden altijd als sluitpost gezien, terwijl ze zo’n essentieel onderdeel zijn in de opvoeding. Maar ja, met onderwijs kan de politiek niet scoren, hè? Aan de andere kant moeten onderwijzers en leraren wel leren om samen te werken, want het zijn vaak allemaal baasjes in hun eigen klas. Dat was ook de kern van het internationale leerplan dat ik samen met collega’s van internationale scholen uit Argentinië, Canada, Oostenrijk, Frankrijk en Nederland mocht helpen ontwikkelen. Leraren moeten hun eigen vak onderwijzen,maar er ook voor zorgen dat ze daarbij allemaal een aantal onderwerpen behandelen als, bijvoorbeeld, burgerschap, geschiedenis, de inventiviteit van de mens, enzovoorts. Daar kun je het bij muziekles over hebben, bij taal, bij alle vakken. Aan het einde van vier jaar middelbare school laat je ze een groot opstel schrijven om ze de kans te geven te laten zien dat ze er iets van hebben begrepen. Geef leraren een focus om onderlinge samenwerking te bevorderen. Goede opleidingen voor leraren en onderwijzers zijn cruciaal. Geen gebeunhaas voor de klas. Maar dat kost geld en moeite.”

Zou u eigenlijk niet veel liever nog steeds voor de klas staan?
“Nee. Ik schrijf nu artikelen, waarmensen misschien iets aan hebben. Ik heb niet de idiote pretentie dat mensen volgende week gaan doen wat ik zeg, maar misschien worden er een paar mensen,een paar leraren aan het denken gezet. Ik weet dat sommige politici ook mijn stukken lezen. Ik hoor het soms als ze formuleringen gebruiken die ik kort daarvoor heb opgeschreven. Dus een beetje invloed heb ik wel. Ik hoop dat mensen er hun voordeel mee kunnen doen. En daar ga ik mee door zolang ik kan.”

De band die Fred de Haas heeft met Zuid-Amerika, komt voort uit zijn liefde voor Zuid-Amerikaanse muziek. Reeds als tiener was hij een groot bewonderaar van Los Paraguayos, Los Panchos en de Sonora Matancera. “Ik hield van het ritme. Tegelijk met mijn taalstudie ben ik begonnen met het beoefenen van de Zuid-Amerikaanse muziek. Ik zocht mensen om muziek mee te maken en kwam in contact met Angel Salsbach, die in die tijd in Utrecht landmeetkunde studeerde. Hij had een nicht die voor onderwijzeres studeerde, een fantastische meid, met wie ik later verloofd was en met wie ik zou gaan trouwen. Toen besloot ik om ook het Papiaments te leren.” Omdat Antillianen destijds terug naar de Antillen moesten om te helpen bij de opbouw van hun land, raakte de verloving uit, maar de liefde voor het Caribisch gebied bleef.

Tot op de dag van vandaag is De Haas leider, zanger, gitaristen presentator van het Latijns-Amerikaanse Ensemble Alma Latina. Hij is nu getrouwd met een Arubaans-Curaçaose vrouw.

[uit Amigoe Ñapa, 24 september 2011]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter