blog | werkgroep caraïbische letteren

Asiento! (2)

De slavernij van de Oudheid tot nu

 
door Fred de Haas
Griekenland
In de Odyssee van de in de 8e eeuw B.C. schrijvende dichter Homerus (boek 15, 403-484) komen we de loyale varkenshoeder Eumaios tegen, de koningszoon die door een speling van het lot ooit als slaaf werd verkocht aan de vader van Odysseus. De emotie van Eumaios als hij Odysseus herkent, geeft aan dat hij – toen Odysseus nog thuis was – niet al te zeer geleden had onder zijn status als slaaf. Volgens Homerus, tenminste…
De – ook in de Oudheid – talloze oorlogen leverden de strijdende partijen massa’s krijgsgevangenen op (mannen, vrouwen en kinderen) die op ruime schaal als slaven werden ingezet. Het is bekend, dat de Atheense economie draaide op slavernij. De Atheense burger had daardoor zoveel vrije tijd (Grieks: ‘scholè’ =  ‘school’), dat juist daardoor de Atheense cultuur tot fabelachtige hoogte kon rijzen.
In de Peloponnesische oorlogen tussen Athene en Sparta in de 5e eeuw v.Chr. werden door beide oorlogvoerende partijen vrouwen, kinderen en krijgsgevangenen als slaaf verkocht. Tijdens de Romeinse expansie in de eerste eeuwen voor onze jaartelling werden grote aantallen mensen tot slavernij gebracht. Na de tweede Punische Oorlog (2e eeuw v.Chr.) werden er veel slaven geïmporteerd in Italië. Ze hadden de belangrijke taak de Romeinse economie op gang te houden (wijnbouw, veeteelt, olijven).
Wat de behandeling van de slaven betreft, er waren bepaalde grenzen die een eigenaar niet mocht overschrijden. Hij mocht niet zomaar een slaaf doden. Maar hij mocht ze, bijvoorbeeld, wel brandmerken. In de Wetten van Plato (een sociaalfilosofisch werk uit de 4e eeuw v.Chr.) werd vastgelegd dat slaven geen onrecht mocht worden aangedaan, maar dat ze wel harder gestraft moesten worden dan vrije burgers.
Rome
In het Romeinse recht waren er talrijke regels die de slavernij regelden. Het Romeinse recht ging terug op de Lex Duodecim Tabulae (Wet van de 12 Tafelen) uit de zesde eeuw v.Chr. en op een groot aantal wetten die bijeen waren gebracht tijdens de regering van Justinianus halverwege de zesde eeuw na Chr. , een soort Burgerlijk Wetboek dat sinds de 16e eeuw ‘Corpus Juris Civilis’ is gaan heten.
In dat Romeinse recht werden slaven beschouwd als roerende goederen. Ze waren eigendom van de koper. Binnen het Romeinse recht was het mogelijk dat slaven konden klagen bij officiële instanties als ze slecht werden behandeld, maar het was onmogelijk voor een slaaf om zelf een rechtszaak aan te spannen.
Slaven konden een ‘slavenhuwelijk’ aangaan, maar dat had geen rechtsgeldigheid. Ook konden ze wat kapitaal vergaren dat echter onderdeel bleef vormen van het vermogen van de eigenaar. Met dat kapitaaltje konden ze zich ook vrijkopen.
De koop en verkoop van slaven was in het Romeinse recht goed geregeld. De verkoper was verplicht om gebreken van de slaaf bij de verkoop te melden, bijvoorbeeld op een bord dat de slaaf om zijn nek kreeg tijdens een verkoop op de markt.
Slaven werden te werk gesteld als bedienden in de huishouding of als arbeiders in de land- en tuinbouw. Ze werkten op het land met de andere knechten. Als de baas afwezig was dan werden ze in de gaten gehouden door een opzichter die ook uit de slavenklasse afkomstig was.
Ook oefenden ze allerlei ambachten uit. Vrouwelijke slaven werden ook tot prostitutie gedwongen. Syrische slavinnen werkten vaak als weefsters. Slaven en slavinnen werden ook ingezet bij de opvoeding van de kinderen. Soms kregen ze verantwoordelijke functies (in Athene werkten Skythische slaven als politieagent).
Slaven die in een huishouden werkten, hoorden tot de „familia“ en werden gewoonlijk goed behandeld. Veel families hadden zelfs een speciale ‘paidagogos’  (‘paedagogus’), aan wie de opvoeding van de kinderen was toevertrouwd. In het Rome van de Keizertijd zijn er tal van voorbeelden van slaven die in de ambtenarij verantwoordelijke posities innamen en soms de vertrouweling en adviseur van hun hooggeplaatste meester waren.
Slaven werden ook af en toe vrijgelaten, maar moesten dan vaak tot hun dood diensten blijven verlenen aan hun vroegere eigenaar. Zij kregen de status van (geadopteerde) zoon of dochter.
In de Oudheid waren er niet veel slaven die vluchtten. Waar moesten ze naartoe? Als ze werden gepakt gingen ze terug naar hun eigenaar of werden aan het kruis genageld. Geen aanlokkelijk vooruitzicht. Maar soms ging het mis en konden ze hun vernederende situatie niet langer verdragen. Dat was de oorzaak van de slavenopstanden tussen 140 en 70 v.Chr.
Byzantium
In het Byzantijnse Rijk werd slavernij ook als iets gewoons ervaren. Het moet worden gezegd dat de oude Kerkvaders predikten dat er fatsoenlijk moest worden omgegaan met slaven en dat hun geen onrecht mocht worden aangedaan. Zij stonden ook toe dat kloosters slaven opnamen en beschermden die door hun eigenaren gedwongen werden tegen hun geweten in te handelen.
Centra van slavenhandel waren Konstantinopel (Istanbul) en de Krim (Zuid-Oekraïne).
De slavernij bleef als instelling nog wel bestaan tot in de 15e eeuw. De mogelijkheden tot vrijlating werden echter steeds ruimer, ook onder invloed van de Kerk.
[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter