blog | werkgroep caraïbische letteren

Asiento (12)

De slavernij van de Oudheid tot nu
 
door Fred de Haas
 
Afrikanen in Zuid-Amerika
 
Hoewel dit onderwerp eigenlijk te veelomvattend is om in het bestek van dit artikel te behandelen, is het toch interessant om de lezer een idee te geven van de invloed van miljoenen Afrikanen in het Caribisch gebied en de landen van Latijns-Amerika. We zullen een selectie maken van de gebieden waarin deze aanwezigheid in sociaal en cultureel opzicht nog steeds duidelijk aanwezig is. Vanuit het oogpunt van de Curaçaose geschiedenis ligt het voor de hand om de blik te richten op Spaanssprekende landen als Cuba, Venezuela, Colombia, Santo Domingo en Puerto Rico.
Cuba
Driekwart van de Afrikanen kwam in de eerste helft van de 19e eeuw naar Cuba. In totaal waren er in die tijd ongeveer 850.000, van wie er nog velen Afrikaanse talen spraken. Men duidde de Yoruba uit Nigeria aan met de term ‘Lukumí’. Ook de term ‘Carabalí’ kom je vaak tegen. Dat woord is afgeleid van ‘Calabar’, de Oostelijke kuststreek van het huidige Nigeria. Het is een naam die over heel Latijns-Amerika verspreid is, sinds de vroegste tijden. De Colombiaanse priester Sandóval merkte in 1627 het volgende over hen op: ‘los caravalíes son incontables y no se entienden unos a otros, ni hablan lenguas mutuamente inteligibles…’  (Vertaling: er zijn talloos veel Carabalí’s en ze verstaan elkaar niet en spreken ook geen onderling verstaanbare talen). Zie ook Pérez, Nancy e.a. El cabildo carabalí isuama, 1982, Santiago de Cuba.
Nog vager is de aanduiding ‘Mandinga’. Vanaf de vroegste tijden werd die term gebruikt om elke uit West-Afrika afkomstige ‘zwarte’ aan te duiden.
Nog zo’n onduidelijke term is ‘Congo’. In Cuba betrof het duidelijk Afrikanen die Bantoetalen spraken, voornamelijk Kikongo uit het Noordelijk deel van de Congo. Die taal is blijven voortbestaan in de religieuze rituelen en liederen van de Afrikaanse (met Europees-religieuze gebruiken doorspekte) rituelen die bekend staan onder de naam ‘Regla de Congo’, ‘Palo monte’ of ‘Mayombe’. Een verzamelnaam voor die religieuze fenomenen in Cuba is ‘Santería’.
In de negentiende eeuw was er veel sprake van arbeidsmigratie van de andere eilanden. Ook vanuit Aruba en Curaçao. Een zekere Gerardus Bosch had mensen in het Cubaanse Cienfuegos Papiaments horen praten (D.C. Hesseling, 1933, ‘Papiamento en Negerhollands’, Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, 52/2). Ook kwam Papiaments in andere delen van Cuba voor. Cubanen noemden het  wel ‘español arañado’ (Spaans met krassen). De meeste arbeiders kwamen uit het nabijgelegen Haïti. Alejo Carpentier schreef over de ellendige omstandigheden van die mensen in zijn boek Ecue-Yamba-O.
[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter