blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Tjong-Ayong Carry-Ann

Carry-Ann Tjong-Ayong – Mijn kankantri

Dit was de grootste kankantri die ik ooit heb gezien. Een reus onder de reuzenbomen met een rechte metershoge stam en een brede regelmatig wijdverspreide kruin. De wortels vormden kamertjes en de uitlopers liepen meters ver onder de grond om hier en daar als omgevallen boomstammen weer boven te komen en vervolgens weer te verdwijnen.

Bergershoop, vlak voor Lelydorp. Neficawipa had mijn vader het terrein gedoopt, dat hij in de jaren vijftig aanschafte en dat sindsdien door hem en zijn gezin, later door mijn oudste broer en zijn gezin wordt bewoond en dat nu tevens een crèche is voor vele Surinaamse kindertjes.

Mijn kankantri werd als religieus symbool aanbeden door mensen ver in de omtrek. De tekenen hier van zagen wij dagelijks onder de boom liggen. Bordjes eten, flessen drank, geld. Als kind begrepen wij dit niet ten volle en mijn broers waren enthousiast over de vondst. Tot een oudere neef ons uitlegde wat de betekenis hiervan was. Geheimzinnig vertelde hij van de rituele die ver naar binnen op de Bergershoopweg plaatsvonden. Maar Pa verbood ons er heen te gaan met neef Humbert. die alles durfde en overal “boorde”. Wij waren te jong. acht, negen, tien, elf….. “Niks er van. Ik wil het niet hebben!” waarschuwde hij. We keken elkaar teleurgesteld aan.
Pappy’s wil was wet.

Ik bleef dromen van mijn grote vriend, de kankantri en speelde tussen de wortels. We kerfden onze namen in de stam, verdeelden de kamertjes, verstopten daar onze kostbaarheden. Maakten foto’s en genoten de bescherming van onze reus.

Iedereen die op bezoek kwam keek vol ontzag omhoog. “Zo’n grote boom…..!” Wij waren trots op onze boom. Op veel kindertekeningen is hij te zien. Een boom is meestal vrouwelijk in Suriname. voor mij was het soms een vrouw, soms een man. De Mamabon, de Bigi Masra.

Wij viertjes gingen een paar jaar later naar Nederland op school. Mijn oudste zus zat op de AMS en de andere drie op de Calorschool. De twee oudsten vonden het spannend en verheugden zich op alles wat tieners bezig houdt. Nieuwe vrienden, uitgaan, andere kleren, avonturen. Ik wilde niet, Ik wist zeker dat ik heimwee zou krijgen, net als mijn jongere broer. En dat was ook zo. Het meest miste ik mijn kankantrie.

Jaren later kwam ik terug. Mijn broer werd zestig. Een bigiyari. “Waar is mijn kankantri?! Heb je hem omgekapt!” vroeg ik hem geschrokken. Toen vertelde zijn zoon mij, dat het op een dag vreselijk onweerde en dat de bliksem in de boom sloeg. Zij zagen die als een fakkel branden en weg was hij. Kurkdroog hout brandt fel. Ik huilde om mijn boom. Maar vuur heeft ook iets louterends, bedacht ik, mijzelf troostend. En ik schreef een gedicht.

Mijn Kankantri

mijn kankantri, je brede kruin getooid met nest
waar gieren zwieren rond je bladerdak
het bijennest als een camee onthult je lange hals
en eindeloos lange gestalte die als een reuzin
haar rok ontplooit in forse vouwen waar wij als kinderen
nog vol vertrouwen te rusten lagen

ooit de tatoeages van vijf kindernamen gekerfd
in je stam groeiden gestadig mee
en toen na jaren weer terug in Suriname
wij blij verrast weer in je schaduw toevlucht zochten
waren wij kind weer tussen je verknochte plooienkleed
onder de hete tropenzon

ik weet nog goed die nachten in mijn bed dat ik
het raam uitstaarde naar je silhouet en in gedachten
jou daar roerloos steeds zag wachten
en in de verte hoorde ik weer rituelen en vreemde
zangen uit mystieke kelen en dof geroffel van de oerwouddrum
en in de ochtend lagen aan je voeten soms
porties rijst wat eieren of een fles rum

maar hoe sinister ook die tekens waren
nooit heeft de angst ons blind vertrouwen doen bedaren
jij was voor ons de grote geest die ons beschermde
en dat is altijd zo geweest wij keken naar je uit van verre
zagen tegen je op tot aan de sterren en wisten
dat je er altijd voor ons was

Mijn kankantri, wat was ik diep bedroefd toen ik
na jaren weer terug op mijn vertrouwde grond
je trouwe reuzentorso niet meer vond
en werd verteld: een droge hete dag een donderslag
een bliksemschicht in middaglicht heeft onze reus geveld

mijn trouwe kankantri
net als mijn jeugd ben jij opeens voorbijgegaan
maar altijd in de nacht
is het of ik je nog op wacht zie staan

cat 8/3/2002

Carry-Ann Tjong-Ayong – Zomaar een tropenochtend

Woman on Wheels en Wim zitten heerlijk op het terras onder de knippaboom met veel trossen vruchtjes, die nu zo rijp zijn, dat ze steeds op het zinken dak vallen. De huisbaas heeft een flinke tak beloofd aan een arm vrouwtje dat met Ketikoti langs de weg gaat zitten.

Er zijn hier veel vogeltjes, hadden we maar een kijker, de kolibrie is zo klein, de blauwtjie’s, grikibi, roodborstjes, en talloze anderen, ook een papegaaienpaartje, een ara en soms apen, leguanen (heerlijk gebraden, mmmm) en vleermuizen, die allemaal, net als ik, dol zijn op knippa!
Dus hoor je aldoor tik tik tik – tegenover ons appartement – van een grikibi, die steeds haar naam roept, en die de knippa-pitten openbreekt, door ze steeds op het dak te tikken. Slim beestje. Af en toe gaat zij rechtop zitten en kijkt ons uitdagend aan!

Dat is de romantiek van de tropen, plus nog de zwoele avonden op ons donker terras bij olielamp of tl-buis, voor elk wat wils. Wij kiezen voor het eerste, behalve als wij de krant willen lezen, wat we overigens liever ‘s-morgens doen. Wim fietst dan naar het krantenvrouwtje dat onder een parasol op de Wilhelminalaan zit, vlak bij Texaco en De Ware plus The Surinam Times verkoopt. Voor De West moet je op de hoek van de Lim Apostraat zijn. of bij de Waterkant.

Het heeft al twee dagen niet geregend, felblauwe lucht met wollig witte wolken, de zon is behoorlijk fel, dus iedereen loopt met een paraplu/parasol. Wim moest uit de taxi springen om er een voor mij te kopen, een lelijke blauw geruite, die in de wind meteen binnenstebuiten sloeg. maar wat wil je voor 6 Srd.

We liepen van Zus & Zo naar huis, niet ver, 10 minuten, maar levensgevaarlijk met auto’s die rakelings langs je scheuren en Wim kon niets zien vanwege die plu, dus die klapte ik weer in. Terug bij af. Zon die schijnt op mijn bolletje.

Ik heb zin in die lekkere bami of nasi van Tini, dus Wim slentert naar de hoek en komt terug met een heerlijke portie plus baka bana. We brunchen voortreffelijk. Er is nog een blikje Parbo en een fles lekker heet gemberbier in de ijskast. Dat haalt hij altijd bij ouma op de Tourtonnelaan, op zondag. Dan is er zondagsmarkt op straat, waar je van alles en nog wat kunt krijgen. Ook lekkere birambi op zuur met rode uien, of zoute lemmetje. Ik hou van zuurgoed bij mijn eten.

Zo gaat de ochtend lekker relaxed voorbij in ons trage Surinaamse tempo. Een beetje eten, een beetje babbelen, een beetje lezen. Heerlijk…..

cat 30/6 2011

Carry-Ann Tjong-Ayong – Fri Yeye

Gehuld in een kleurrijke eigen creatie met bijpassende angisa, schrijdt ze als een koningin, nee, een black goddess, de stenen treden af. In haar gevolg twee sierlijke, jonge meisjes, gekleed in op de koto geïnspireerde gewaden. Celestine Raalte, woordkunstenaar, dichter, schrijver, performer, modeontwerper en nog veel meer, die haar inspiratie haalt uit onze oude cultuur, staat op het punt haar eerste CD te presenteren aan het publiek waar zij het liefst voor schrijft, de gewone mensen uit het volk die houden van hun kulturu.

De locatie is perfect gekozen, het terrein van de wintigemeenschap Fiti Fu Wini. aan de oever van de Surinamerivier bij Boxel. De openingsact heet “Ingi Mma gran tangi”, een dankgebed aan de Inheemse oermoeder van Suriname, aan wie de zwarte mens pardon had moeten vragen, voor het binnendringen in haar territorium; de titel van de CD is Fri Yeye, en verwijst naar de bevrijding van de geest van haarzelf.

Celestine heeft 15 jaar gewerkt aan dit project en realiseert het nu met haar kinderen in Akwenda Productions. De gedichtenbundel (haar derde) en de modeshow met het Akwenda-label zijn in aantocht. Met haar warme stem en meeslepend taalgebruik roept zij aangrijpende beelden uit het verleden op. De zang en de muzikale begeleiding door haar kinderen past er uitstekend bij.

Fri Yeye is zowel in Suriname, als binnenkort in Nederland verkrijgbaar. Warm aanbevolen.

cat 26/7 011

Carry-Ann Tjong-Ayong bundelt columns

De komende maand presenteert Carry-Ann Tjong-Ayong (CAT), zelf rolstoelster, haar gebundelde columns die in Utrecht in het SOLGU-blad zijn verschenen. SOLGU is het Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht. Het boekje verschijnt in september ook in Utrecht. Zij zal het aanbieden aan tien rolstoelgebruikers aan en tevens aan Zr Pon Karijogeno, de directrice van het Tyltylhuis te Paramaribo.

Marcel Pinas, Kiibi wi Koni en de nostalgie

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Ik zit in de grote hal van de Kamer van Koophandel in mijn rolstoel onder 10.000 lepels, die zijn opgehangen aan dunne nylon draadjes. Dat is weer het voordeel van de lage zit. Ieder ander moet om het kunstwerk heen lopen, ik rol er onder door.

Even flitst het door me heen: “Stel je voor dat die draadjes loslaten en het opeens lepels over me heen regent…” Het is geen angstgevoel, eerder een heerlijke sensatie van spanning, als bij een avonturenfilm, waar in ik de hoofdrol zou willen spelen, Indiana Tjong en de Ten Thousand Spoons.

Ik ben dol op dat soort films en leerde onze kinderen al vroeg er van te genieten in de tijd van de videotheek, toen we in het weekend bij 4 uitgezochte banden en grote zakken snoep en chips de halve dag in pyjama op de grond zaten te smullen van 1 spannende (Indiana Jones), 1 griezelige (Stephen King), 1 humoristische(Charley Chaplin of Cool Runnings) en 1 serieuze of leerzame film (Microcosmos). Wat collega’s ook zeggen over de nadelen van films en TV voor jonge kinderen, wij kregen er niet genoeg van en zaten te genieten. Zij zijn nu volwassen en hebben het er nog over.

Terug bij Marcel Pinas, waar ik de katapult van mijn broers in duizendvoud opgehangen zie. Ik leende die altijd, tot ik er zelf een had gemaakt van een stevige kraka, een gevorkte tak en een stuk fietsbinnenband. We schoten in de tuin op van alles en nog wat en raakten soms ongewild iets kwetsbaars. Niet vogeltjes, zoals de jongens in de Andes, die met ons de berg op liepen naar hun piepklein dorpje, waar ook Isabel is geboren.

De tientallen opgehangen matapi, de kunstig gevlochten rollen, die je met een stok ronddraait om de bittere cassave te ontdoen van blauwzuur. Ik heb er altijd al 1 willen hebben, dol als ik ben op de Inheemse en Marron gebruiksvoorwerpen. Pinas heeft ze overal uitgestald in veelvoud. De kokolampu, waar ik zelf drie van heb in mijn vensterbank. De emaillen borden, al dan niet met bloemetjes versierd. De besneden kalebassen, de houten wasborden, mijn favorieten.

Deze expositie roept zoveel nostalgie op, zoveel herkenning, ontroert door de schoonheid van het gewone, het alledaagse, dat door de vermenigvuldiging ervan de nadruk op de details legt. ik kan er niet genoeg van krijgen.

Ik sta stil bij het schoolklasje met de houten banken, met open vakken voor de boeken, het ronde gaatje in het midden, voor de porseleinen inktpot. Ik voel nog de kroontjespen, die je er in doopte, afveegde aan je inktlap, gemaakt van vierkantjes stof, op elkaar genaaid met een knoop. Op de laatste schooldag moesten wij een glasscherf meenemen om de inktvlekken van de bankjes te krabben. Jaren vijftig….

Pinas heeft Afaka tekens op de bankjes geschilderd, het syllabische schrift van de Ndyuka, de Marrons van de Marowijne. De openingshandeling werd verricht door zijn drie zoontjes, die iets in Afaka schreven. Het intrigeert mij altijd, als ik een taal tegenkom, die ik niet beheers. Ik wil het dan ook beheersen.

Het begin van de eerste brief in het Afaka luidt:

ke mi gadu | mi masa | mi bigi na ini a ulotu |
fu a papila di yu be gi afaka |

Mijn God, mijn Heer, ik begin met de worden op het papier dat Jij Afaka gaf.

En zo kun je door de twee enorme hallen rijden en de kunst van onze voorouders tot je laten doordringen. De expositie van Pinas is creatief, educatief, nostalgisch, briljant. Als mijn kids met vakantie komen is die naar Moengo verhuisd, maar we gaan er absoluut heen. Ook dit wil ik op hen overbrengen.

cat 24/6

Taal – blijspel – Spinozapremium

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Van een conferentie over meertaligheid in Suriname tot een blijspel van Bodil de La Parra over vrouwen die mannen bekritiseren en tussendoor op internet lezen over de toekenning van de Spinozapremie aan o.a. een vrouwelijke hoogleraar Jeugd en Media in Amsterdam, dat zijn stappen met zevenmijlslaarzen. Maar dat is nou de zegen van internet. Je kunt je hier of daar overal in storten en van alles op de hoogte blijven.

Nou kon ik altijd al tien dingen tegelijk doen in tegenstelling tot mijn man die liefst 1 ding doet en dan ook heel goed. Als kind oefende ik in het schrijven van de tekst van een liedje en tegelijk een ander zingen. Van die dwaze dingen die kinderen doen. Maar het scherpte mijn geest en vooral mijn geheugen, wat weer handig was bij het leren van een proefwerk. Mijn jongere broer en ik staken elkaar de loef af bij het snel opzeggen van alle rugtitels van de Winkler Prinsencyclopedie in mijn vaders boekenkast. Zo leerden we al op drie- en vierjarige leeftijd lezen en dat leverde ons levenslang plezier op.

Maar om terug te komen op de conferentie met als thema “ordening van meertaligheid”, die het sluitstuk vormde van zeven weken consultaties over talen in Suriname. Talen zijn mijn hobby en ik vind het jammer dat ik nu pas in Suriname ben, zodat ik alleen de slotconferentie kon bijwonen. Hoewel ik mij niet voor 15 juni had opgegeven kreeg ik van die aardige meneer Roozen, die ook dagvoorzitter was, een Vipplaats op de eerste rij toegewezen, met extra stoel voor Wim, waar ik ook mijn blocnote kon neerleggen en in de pauze een broodje en een pakje mangojuice, die dezelfde heer attent verzorgde. Zo’n plaats heeft voordelen en nadelen. Je kunt alles op het podium goed volgen, maar je zit pal onder de ijskoude airco en je ziet niet wie er achter in de zaal zitten. Veel vrienden bleek bij de karige lunch, die Hr. Roozen schertsend een hapje noemde, wat het ook was.

De conferentie werd geopend met woorden van minister Raymond Sapoen van Onderwijs en Stanley Sidoel van het Directoraat Cultuur. De Taalraad onder de deskundige leiding van “oom “ Hein Eersel hield een aantal inleidingen, over talen, democratie en taalrechten (hijzelf verwees in dit verband naar artikel 8.2. van de grondwet, het enige artikel waar het woord taal in voorkomt en stelde onder meer dat iedere burger het recht heeft de eigen taal te gebruiken en daarin niet belemmerd mag worden door bv overheidsinstanties aan loketten.
– talen in historisch perspectief door Lila Gobardhan-Rambocus, die aagaf hoe de meertaligheid zich vanaf de vroegste tijden met één bevolkingsgroep, de reeds meertalige Inheemsen, ontwikkelde. Volgens haar zal de meertaligheid altijd blijven bestaan en het Nederlands, dat eigen is geworden, zeker nog 100 jaar. Wij hebben 23 verschillende talen hoorde ik tot mijn verwondering. Jaren geleden woonde ik in Leiden een interessante conferentie bij over talen in Suriname, waar ik leerde dat er alleen al 35 Inheemse talen in Suriname zijn. Met alle andere gesproken talen er bij zou je dus al over de 40 komen. Maar misschien zijn er inmiddels al weer talen verdwenen.
– standaardisatie en standaardisering van talen door Renate de Bies, die ook het woordenboek Surinaams Nederlands heeft samengesteld en die het aanschouwelijk illustreerde, door de vergelijking te trekken met kippen voor de consumptie, maar daardoor de noodzaak er toe goed duidelijk maakte. Vier fasen zijn nodig om een taal te standaardiseren: selectie, beregeling, uitvoering en onderhoud;
– landen met meer dan ‘’en officiële taal, zoals India, Zuid-Afrika en de Antillen werden toegelicht door Bholanath Narain;

– en tenslotte gaf Paul Middellijn op zijn eigen wijze een statement over de wenselijkheid van het Engels en desnoods het Spaans als officiële voertaal in plaats van het Nederlands dat afgebouwd dient te worden. Hij gaf voorbeelden van woorden in het Surinaams-Nederlands die uit het Engels of Spaans komen en wees op het economisch belang in de regio.

In de discussie met de zaal kwamen de diverse visies nog meer tot uiting en voordat de taalwet een feit is zal er nog heel wat water door de Suriname-rivier stromen.

Verfrissend was het blijspel Onder vrouwen over mannen van Bodil de la Parra, het regiedebuut van Helen Kamperveen. Drie voortreffelijke jonge actrices, waarvan twee van Helen’s theaterschool gaven vol humor en zichtbaar plezier hun visie op de Surinaamse man. De zaal voor meer dan 90 % gevuld met vrouwen in alle leeftijden genoot zichtbaar en hoorbaar en zelfs het handjevol mannen, zoals de mijne, die als excuus had dat hij mijn rolstoel moest “stoten”, kon om de pittige grappen lachen. Ik had mijn vaste VIP-plaats als gast en hoefde dus niet naar boven te worden gedragen. Het Patronaat heeft een oprit en een rolstoeltoilet had Helen mij trots verteld.

Maar de Mgr. Wulfingstraat veranderd helaas erg nu de drie huisjes met erven bij de brug over de Sommelsdijksekreek getransformeerd zijn tot parkeerterrein met portier voor het in aanbouw zijnde, vier verdiepingen tellende kantongerecht naast het Patronaat. Liever had ik gezien dat de RK meisjesscholen, de Hoedenvlechtschool en de Paulusschool gerestaureerd waren. Maar ook het bisdom lijdt onder de malaise en de regering bouwt wat zij wil. Toch denk ik dat ik liever een regeringsgebouw hier zie dan een zeshoog Chinees warenhuis., zoals er overal in de binnenstad en aan de rand van de stad oprijzen… Dat heet vooruitgang, waarbij het vooruitdenken wordt vergeten.

Op ‘Utrechtse Vrouwen spreken’ (Linked In) ontdekte ik een blog ‘Kopstukken in Komkommertijd’, van Sylvia Valkenburg, over haar zus, prof. dr. Patti Valkenburg, die als enige vrouw tussen drie laureaten, winnaar van de Spinozapremium is, een prestigieuze wetenschappelijke prijs van 2,5 miljoen euro, voor haar onderzoek naar Jeugd en Media. Sylvia beklaagt zich over de beperkte aandacht van het NOS-Journaal, dat het feit bovendien linkt aan domme studenten.

Carry-Ann Tjong-Ayong – Knippa-tijd

Als je vroeger zogenaamd Frans praatte zei je met nasale stem: “Knepa lep’na bon!” En dan kocht je op het schoolplein een trosje van die ronde groene vruchten die je tussen je voortanden openknakte om de roze met zacht zoet vruchtvlees omhulde pit leeg te zuigen. Met de pitten bekogelden we elkaar.

Nu zestig jaar later zie ik soms aan de kant van de weg jongens staan, die bosjes knippa aanbieden. Maar ik heb het geluk te logeren op een erf met een reusachtige oeroude knipbrood. Het zijn eigenlijk drie dikke stammen die vanuit hetzelfde punt omhoog schieten en zich vertakken tot een enorme boom, met een weelderig bladerdak en overdadig rijk aan vruchten. Op plukhoogte zijn ze nog niet zo groot en te groen om te eten. Helemaal bovenin hebben ze de grootte van een flinke “bam” of knikker en met zekere regelmaat hoor je ze op de grond of met een harde klap op het zinken dak vallen. Die variant is rijp en lekker zoet.

De boom zelf is oud en grijs en begroeid met prachtige vinger- of gatenplanten, bromelia’s en orchideeën. Het is het type boom dat mij als kind altijd uitlokte om in te klimmen. Ik daagde mijn twee broertjes uit: “Wil je zien dat ik helemaal bovenin ga…”
“ Je lijkt!”
En dan renden we naar de boom en ja hoor, ik was het hoogst. Triomfantelijk zat ik op een tak. Mijn vader keek lachend toe.
“Goed vasthouden!”

cat 14/6 2011

Carry-Ann Tjong-Ayong – Een ommetje langs het Plein

Het mooiste plein van Suriname, het Onafhankelijkheidsplein, wordt gedomineerd door auto’s. Zij staan kriskras geparkeerd in de omgeving van de Assemblée. op de trottoirs, op de grasrand van de straat tegenover de ingang. Want de Assembléeleden mogen geen stap meer verzetten, dan vanuit hun auto naar de ingang van het gebouw. ‘s Avonds en in het weekend staan op diezelfde plekken auto’s van mensen die uitgaan. Dat mag in Paramaribo. Vrij parkeren, liefst zo rommelig mogelijk, tot er geen auto meer bij kan.

Voor die enkele voetganger is er geen ruimte meer om veilig te lopen, laat staan voor een rolstoelrijder. Met ware doodsverachting moet jij je door een rennende begeleider laten oversteken, richting grasveld, want het verkeer komt in volle vaart oprukken. Vooral in het donker, want het presidentieel paleis is weliswaar stralend verlicht, de straten er om heen echter schaars, lijkt dit een zelfmoordpoging.

Het trottoir tussen Assemblée en Kabinet van de President bestaat uit slecht bestraat wegdek, met stoeptegels die hier en daar opgestapeld lijken. Soms zo smal dat de rolstoel half op straat moet hangen. De ongebruikte parkeervakken zitten vol gaten en kuilen. Die wandeling heeft dus ook geen charme. Maar wie loopt er nou in Suriname? Zelfs die 50 – 100 meter doe je toch zeker met de auto.

Om het Plein heen razen de auto’s rond. Het Plein zelf heeft geen voetpaden langs het grasveld. Die rit laat ik dus links liggen of doe hem met een taxi, die 7 SRD kost naar de Wicherstraat. Jammer, weer een nostalgische herinnering de grond in geboord. Als kind liep ik hier vaak, vanwege de vele manifestaties.

Tegenwoordig kun je in Fort Zeelandia Hollandse Nieuwe en oesters eten. Dat wilden wij gisteravond wel eens uitproberen. Wij hadden niet gereserveerd want wij kwamen van Tori Oso, waar niets was te beleven. Geen vijf schrijvers, zoals ik per abuis dacht, want die waren morgens om 9.00 uur op de radio geweest. Toch mijn mail maar eens beter lezen. Ach, Vincent serveerde een koude Parbo en een gemberbier en wij zaten een half uurtje gezellig te praten onder de reuzenparasol, voor wij ons weer per taxi naar het fort verplaatsten.

De vriendelijke portier zei spijtig, dat het helemaal vol was in het restaurant, dat nu Baka Foto heet. Iedereen die gereserveerd had moest wachten op degenen die niet gereserveerd hadden, maar alle tafeltjes aan de rivierkant bezetten. Soms gaat er iets mis met de organisatie. Maar daar kon geen rolstoel meer bij. Wij weken uit over een nu vlak bestrate weg naar Mixed Food, dat nu Kadri heet. Volkomen uitgestorven, dus wij konden aan ons favoriete tafeltje met uitzicht op de Bosjebrug een fruitpunch en een Parboen kroketjes met pittige saus krijgen. Heel genoeglijk, als je de voorbijglijdende auto’s wegdenkt. Het is een populaire route, als je een ritje wilt maken. Jammer dat zij dit monument niet autovrij houden. En dan de toegang rolstoelvriendelijk maken. Nu moet je uitkijken met soms 50 cm hoge stoepranden met daarlangs steenslag en zand. Langzaam werden de lege tafeltjes bezet door jonge stelletjes. We genoten van de zwoele avond en de lichtjes over de rivier. Dit is Paramaribo op haar best.

cat 12/6 011

Waarom kindermisbruik in Suriname mij zo raakt

door Carry-Ann Tjong-Ayong

In 2002 reisde ik voor het eerst in een rolstoel naar Suriname om aan de Boven-Suriname te helpen met de opzet van een kinderdagverblijf. Dit was mij verzocht door de NVB [Nationale Vrouwen Beweging – red.], die tien vrouwen een korte training in Paramaribo had gegeven zodat zij daarmee vast aan de slag konden. Ik had in Utrecht een Internationaal Kinderdagverblijf geleid en zij wilden graag gebruik maken van mijn expertise.

Ik was dus bereid de acht uur durende tocht naar Masiakriki per korjaal en in mijn rolstoel te maken en daar minstens een maand te verblijven, de crèche in te richten en de leidsters verder te trainen. Ik trof er een prachtige ruimte aan, gebouwd door studenten van Windesheim in Zwolle en afgewerkt door plaatselijke timmerlieden. geschikt voor zestig kinderen.

De moeders werken de hele dag in de brandende zon op hun kostgrondjes en zochten maar al te graag een onderkomen voor hun vaak zeer jonge kinderen. Ik leerde ze allemaal kennen. Nu tien jaar later zitten ze allemaal op school. De RK basisschool De Kankantrie werd toen geleid door Mack Puketi, iemand uit de omgeving. Na zijn vertrek kwam er een Nederlands hoofd, een zekere S.

Tot mijn afgrijzen werd ik begin van dit jaar gebeld door een familielid die mij vertelde dat deze man was opgepakt wegens misbruik van de schoolkinderen en bovendien een tienjarig meisje als “zijn vrouw” in huis had. Ik ben sindsdien nu pas weer terug in Suriname, maar ik heb gezworen de zaak in Masiakriki tot de bodem te onderzoeken. Het zijn immers ook mijn kinderen.

In Tamanredjo heeft een directeursechtpaar zich vergrepen aan de kinderen in een kindertehuis. Walgelijk vind ik zoiets. Ik ken bijna alle kinderhuizen in Paramaribo en het gaat altijd om arme, kwetsbare, vaak ouderloze kinderen. Moeten wij dan werkeloos toezien hoe zij worden misbruikt, mishandeld en onteerd?

cat 10/6 011

Zie ook deze oproep

Carry-Ann Tjong-Ayong – Kindermisbruik in Suriname

Reeds enige tijd geleden meldde ik op Facebook:

Ik wil een meldpunt kindermisbruik opzetten in Suriname. En een rubriek starten in Kidztori, waar kinderen anoniem kunnen melden wat hun ervaringen zijn. Carry-Ann

Hierop kwam geen enkele reactie.
Toch ben ik er van overtuigd dat de meeste Surinamers dit noodzakelijk vinden en dat de in Suriname wonende pedagogen en psychologen hier al jaren over in discussie zijn. Zij hebben allemaal kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen familie en vrienden. Waarom is er dan anno 2011 nog nooit iets opgezet om dit kwaad aan banden te leggen.
Zelfs mijn persoonlijke benadering van de hoogste autoriteit in Suriname op dit gebied, Lilian Ferrier liep op niets uit. Ik lees alles wat hierover in de media verschijnt en kom tot de conclusie dat de bal steeds terug gespeeld wordt. Er wordt al sinds 1996 gewacht op wetsveranderingen en regelgeving., Maar vijftien jaar later is er nog niets gebeurd. Waar wacht iedereen op?!
Toch niet op die blaka bakra die vanuit Nederland alles komt dicteren?
Maar waarom doen de Surinamers het dan niet zelf?

Ik ga dus in juni 2011 persoonlijk aan de slag met iedereen die mij wil helpen. Ik ga in Suriname ouders en familieleden toespreken. Jongeren en kinderen stimuleren elk misbruik aan mij en mijn groep te melden. Mijn spaargeld hierin steken om het mogelijk te maken. Want ik reken niet op de regering. Wel op verontruste ouders.
Op misbruikte jongeren die hier iets aan willen doen.
Mail mij: catjong_ayong@hotmail.com, laat van je horen op Facebook, Hyves, Twitter, LinkedIn en zorg dat onze kinderen weer rustig kunnen slapen.

 

Twee bijzondere dichters

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Twee bijzondere gedichtenbundels werden op zondag 29 mei 2011 gepresenteerd in Theater Perdu, Amsterdam. Beide dichters kwamen uit bij De Knipscheer.

Ezra de Haan met Scheren zonder spiegel had voor zijn presentatie vertalingen van gedichten in het Tsjechisch, Engels, Duits, Zuidafrikaans, en Sarnami laten maken en liet die kleurrijk declameren door diverse personen, waardoor de toehoorder een gevarieerd beeld van poëtische interpretatie geboden werd. Zelfs al verstond je de taal niet dan kreeg je toch de ritmiek ervan mee. Prachtig was zijn

“Ptak”

Vogel zei je. Vogel.
Vond het woord dat paste.
En ik proefde het woord
als een vreemd gerecht
dat zoet op de tong ligt.

Een kat kroop mijn nacht in
nat van het wachten.
Mijn vogel sprong op.
dook diep als een dolk.

Raj Mohan met Tiha’/ Troost, vervolg op Bapauti/ Erfenis, vulde de tweede helft met zijn tweetalige bundel Sarnami/Nederlandse liedteksten van poëzie. Gezongen en begeleid op de gitaar en de tabla, zijn het juweeltjes., zoals Aji/ Oma., dat mij diep ontroerde:

je ziet iedereen
maar kijkt naar niemand
je bent in ons midden
maar niet met ons
de wekelijkse drukte van familie
blijft weg
uitnodigingen zien je voordeur
niet meer
en toch je zo uitdossen
dat geen zou
vermoeden dat je niet uitgaat
je ogen zo op de deur gericht
alsof opa ieder moment
met de bruidsstoet aan kan komen

[fragment]

en uit: Oud verdriet

Vandaag
raak ik
weer eens
een oud
verdriet
van jou aan
en vertrek

of:

Wanneer zet je voet
op de aarde van mijn grond
zit je in mijn schaduw
hoor je mijn wel en wee aan,
en deel je het jouwe

Beide dichters zijn zeer aan te bevelen.

Domme blondjes in de jungle

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Elke week zijn ze op de buis. De spreekwoordelijke domme blondjes, die zich laten exploiteren door programmamakers, die hun gebrek aan intellect aan de Nederlandse kijker mogen demonstreren. Zij worden in mijn mooie binnenland gedropt, waar ze gilletjes slaken, zoeken naar hun haardroger of krulset, walgen van het zelfgekookte eten, ruzie maken en onnozele conversatie plegen. Tenslotte moeten ze vragen beantwoorden, die basisschoolkinderen moeiteloos beheersen. De prijs is echter wel 30.000 Euro.

Hiervoor kun je een heel weeshuis van nieuwe spullen voorzien. Diverse projecten in het binnenland ondersteunen, ouderen een maand of langer van maaltijden voorzien.
De domme blondjes kopen er een sportwagen met gouden velgen voor of gaan heel vaak naar de Mac Donalds.

Is dan niemand van de programmamakers op het idee gekomen dat juist deze meiden baat zouden hebben bij een crisis ontwikkelingswerk. Dat ze beter 14 dagen konden helpen in een kindertehuis in de stad of in de districten. Dat Surinaamse artiesten zelfs meewerken aan dit domme gedoe, dat stelt mij nog het meest teleur.

Ik hoop dat ze tenminste kunnen lezen en een reactie geven.

cat 30/5

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter