blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: schrijverspositie

Zes minuutjes op tv

Hoe schrijver te worden? Ilja Leonard Pfeijffer legt het uit.

Citaat:
“En als het wonder dan toch gebeurt en als je met de grootst mogelijke tegenzin dan toch wordt uitgenodigd voor een programma, ben je er zomaar een halve dag mee kwijt. En je mag blij zijn als je gesprekje zes minuten duurt. En uiteraard zal de presentator er alles aan doen om je boek als gespreksonderwerp te vermijden. Hij zit op de punt van zijn stoel om je in de reden te vallen zodra je ook maar aanstalten maakt om een genuanceerde gedachte te formuleren of sowieso langer dan vijf woorden achter elkaar aan het woord bent.”

Lees het hele stuk hier

Innerlijke zoektocht bij schrijven

door Dennis Pikero
.
Willemstad — Schrijven amuseert en is bovenal een kunst. Naar de mening van oud-docent Nederlands en Papiaments, muzikant, voormalig voetballer en arbiter, mental trainer en schrijver Jules Marchena is schrijven dan ook een innerlijke zoektocht voor zowel de schrijver als de lezer. Op twee zaterdagen biedt hij voor literaire avonturiers een cursus ‘short story’ schrijven aan.Marchena is iemand die niet stil kan zitten. Communiceren fascineert hem en het is dan ook geen wonder, dat hij hierbij alle tools, die tot zijn beschikking staan, gebruikt. Hij schrijft boeken, hij praat anderen moed in, hij zingt en speelt anderen toe, hij leest, luistert en brengt graag zijn kennis over aan de medemens.
Na vorig jaar een digitale kerstproductie op de markt te hebben gebracht, bevattende gitaar- en mondharmonica-muziek, zet hij nu een schrijfproject voort. Het is namelijk niet de eerste keer dat hij deze cursus organiseert. Behalve op Curaçao gaf hij deze training in het verleden op Aruba en Bonaire en werkte daarbij ook samen met onder meer Henry Habibe, Frank Martinus Arion en Diana Lebacs.In een zeer huiselijke sfeer en in een natuurlijke omgeving bij zijn woning aan de Admiraalsweg 26-a in Amerikanenkamp, geeft Marchena morgenochtend en op zaterdag 4 juni weer een cursus ‘short story’ schrijven. Binnen zes uur, drie uur per zaterdag, probeert hij belangstellenden de basisbeginselen bij te brengen voor het schrijven van korte verhalen.

Marchena hanteert Papiaments én Nederlands als de voertalen van de cursus, die bestemd is voor enthousiastelingen van zestien jaar en ouder. De onderwerpen, die de revue zullen passeren, zijn compositie, stijl, omschrijving en beschrijving, sfeer, karakters, dialoog en humeur.
“Schrijven biedt de auteur de kans zichzelf te analyseren. Je grijpt naar details in het eigen leven en borduurt daarop voort. Dat is een innerlijke zoektocht, waarmee de schrijver soms ook een raadsel uit zijn bestaan oplost. En dan heb ik het niet eens over de lezer, die door de voorgeschotelde lectuur het eigen doen en laten beter begrijpt,” argumenteert Marchena, die ruim drie decennia werkzaam is geweest in het onderwijs op Curaçao en in Nederland.
Schaamtegevoelens verhinderen mensen soms om in de pen te klimmen, volgens Marchena. “Velen willen graag schrijven, maar schamen zich of denken uitgelachen te zullen worden. Ik probeer mensen ook over die schaamte heen te helpen. Interactie is van belang, samen met een persoonlijke inleving van de cursist.”
Het liefst ziet Marchena, dat meer schrijfprojecten op Curaçao worden opgestart en vervolgt: “Er is een honger naar informatie en lectuur. Ik schrijf en wil anderen ook een handje toesteken. Het Papiaments leent zich hiervoor goed en een goede beheersing in woord en geschrift helpt bij een eventuele overstap naar andere talen, als het Nederlands en Engels.” Marchena vindt in dat kader het schoolproject Arte di Palabra een uitstekend initiatief. “Ik ben blij dat schooljongeren dit literaire platform hebben. Je proeft hun enthousiasme en frisheid en het is een eerste stap.” De cursusleider ziet ook graag wat tegenwicht in de literaire ontwikkeling als er schrijfwedstrijden worden gehouden voor oudere mensen, die dan hun levenservaring en kennis kunnen combineren in uiteenlopende schrijfsels.

De cursus ‘short story’ van Jules Marchena wordt op zaterdag 4 juni gegeven van 9.00 tot 12.00 uur. Deelname kost 30 gulden. Voor meer informatie telefoonnummers 567-8861 en 736-4189 en e-mail julesmarchena.music@gmail.com.

[Uit Amigoe, 27 mei 2011]

De Surinaamse taalproblematiek (7)

door mr dr W.R.W. Donner

Samenvatting

Laten wij eerst eens recapituleren wat wij tot nu toe gezien hebben alvorens het betoog te vervolgen. Alle voormalige koloniën van Frankrijk, Engeland, Spanje en Portugal besloten na de onafhankelijkheid door te gaan met de taal van hun voormalige meesters.

In het Nederlandse taalgebied was alleen Suriname bereid dit te doen. Dit werd zo vanzelfsprekend geacht dat deze beslissing niet eens in de grondwet werd opgenomen.

Suriname was het eerste land in de wereld dat een algemene leerplicht invoerde met de bedoeling alle Surinamers van welke kleurschakering dan ook te leren lezen en schrijven en hen via die weg om te vormen tot donkerhuidige Hollanders. Deze cultuur cq. taalpolitiek heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

In het voormalige moederland worden de Surinamers (donkerhuidige Hollanders) overal voorbijgestreefd door donkerhuidige Marokkanen waarmede Nederland nooit iets mee te maken heeft gehad.

In het eigen land is het de Hollanders ondanks repressie, niet gelukt de inheemse talen te verdringen. We mochten immers onze eigen talen vaak onder strafbedreiging niet spreken. Ook met aanmoediging (je kon gemakkelijker aan een baan komen als je goed Nederlands sprak), lukte dat niet. Het is gebleken dat de uitsluitende beheersing van de Nederlandse taal geen enkele voorsprong opleverde.

Ondanks een alfabetiseringsbeleid van meer dan honderd jaar moet de Surinaamse mens als semi-analfabeet worden gekenschetst. Elke generatie weet meer dan de vorige, dat wel, maar slechts in de breedte. Bij even doorprikken blijkt de kennis diepgang te ontberen. Ze lezen niet. Mijn vrouw heeft in Rotterdam een jaar lang een boekhandel gehad en wij kwamen steeds op allerlei Surinaamse manifestaties met boeken. Voornamelijk Surinaamse boeken. Ik kan met mijn hand op mijn hart verklaren dat in dat gehele jaar nooit een Surinamer de boekhandel is binnengestapt om een boek te kopen. Op grote manifestaties zoals Kwakoe in Amsterdam gaan de duizenden Surinamers die dat evenement bezoeken rechtstreeks naar de danstenten en eettenten zozeer zelfs dat deze trek van de bekende Surinaamse schrijver Ludwich van Mulier de aanduiding kreeg van dans -en eetcultuur. Elke maand houdt de schrijversgroep 77 een bijeenkomst waarbij talrijke boeken te koop worden aangeboden. Het aantal boeken dat over de toonbank gaat is minimaal. De Hollanders, onze guru’s, geven elkaar steeds boeken cadeau. Deze gewoonte is in Suriname volstrekt onbekend.

Surinamers lezen niet maar schrijven ook niet. Ik verzend elke week zowat tweehonderd essays voornamelijk naar intellectuelen. Er zijn hooguit tien lezers die mij vrij regelmatig terugschrijven met opmerkingen of mij complimenteren. Vreemd genoeg zijn deze brieven bijna alle afkomstig van Hindostaanse landgenoten.

De eindconclusie moet luiden dat het de Nederlanders niet is gelukt via het Nederlands de Surinamers op een hoger niveau van ontwikkeling te krijgen. Hun ontwikkeling eindigt veelal bij het verlaten van de schoolbanken. Dat geldt ook voor academici. En men kan zonder te lezen slechts een korjaal bouwen maar geen vliegtuigmoederschip. En blijkbaar moet het feit dat wij noch van lezen noch van schrijven houden gezocht worden in het Nederlands dat ons werd opgedrongen.

Ouderwets

Ik ga nu over tot een onderzoek van het waarom. Ik beëindigde de beschouwingen in de vorige aflevering met een relaas over de wijze waarop op Curaçao de Nederlandse taal overboord werd gezet, hetgeen was geschied met een enkele pennenstreek zonder poespas, zonder ruzie, zonder geharrewar. Naar aanleiding van dit voorval vroeg ik aan een blanke Curaçaoënaar hoe het toch kwam, dat op Curaçao de witte mensen aan het Papiamentu de voorkeur gaven boven het Nederlands terwijl de elite in Suriname het Nederlands als statussymbool beschouwde (let wel dit was het jaar 1957/1958). In Suriname zei ik, gaf het Nederlands status, zorgde voor afstand met Jan met de pet en hoe meer en hoe beter iemand het Nederlands beheerste hoe meer aanzien hij genoot. Hij antwoordde als volgt: vroeger sprak de elite op Curaçao inderdaad bij voorkeur Nederlands en het volk sprak Papiamentu. Toen kwam de olie omstreeks het eind van de eerste wereldoorlog op Curaçao aan met talrijke Hollanders in haar kielzog. ‘Wat voor raar ouderwets taaltje spreken jullie toch,’ zeiden deze Hollanders. ‘Barsten jullie maar met je Hollands,’ zeiden de Antillianen,‘Als wij Papiamentu spreken kan niemand ons zeggen dat wij ouderwets of raar of foutief spreken.” En zo stapten alle Antillianen over op het Papiamentu. Van hoog tot laag, van spierwit tot gitzwart, van rijk tot arm.

Foutief Nederlands

Ik had volop de gelegenheid om terug te denken aan de woorden van de oude Antilliaan toen ik een jaar of vijftien later het schrijverspad was opgegaan. Ik had kans gezien, dank zij een gedwongen sabbatical die ik van rechter Oosterling had gekregen (waarvoor ik hem zolang ik leef dankbaar zal blijven) een aantal romans geschreven. Ik stapte, in Nederland in 1974 aangekomen, met het manuscript van Maar Meneer de Rechter, naar een uitgeverij in Amsterdam Duwaer geheten. Ze vonden het verhaal wel interessant maar het had teveel taalfouten en was te dik. 400 pagina’s. Ik kreeg een Neerlandica mee om de taal te verbeteren en verder in het boek te schrappen. Alle rechtbankscènes moesten eruit. De kritiek na verschijning van het boek was om van te huilen. Teveel taalfouten. Potjeslatijn. Op dat moment besloot ik het schrijverspad te verlaten. Dank zij Astrid Roemer deed ik dat niet. “Trek je niets aan van het ge o.h.”, zei ze. “Geef het boek in eigen beheer uit in de oorspronkelijke versie.” Ik deed dat. Het kwam ter beoordeling terecht bij de Nederlandse bibliotheekdienst, die boeken beoordeelt voor de circa 1100 bibliotheken die Nederland rijk is. Astrid Roemer verzorgde de recensie en dat leverde mij alvast een order op van 700 exemplaren. De enige dissonant kwam van Jos de Roo die het voor de Wereldomroep recenseerde. “Don Walther schrijft niet levend Nederlands,” verklaarde hij voor de radio. Gelukkig luisteren niet veel mensen naar de Wereldomroep anders was ik weer kopje onder gegaan. Het is sindsdien in het Spaans en het Engels uitgegeven en loopt nog steeds als een trein.

In Suriname aangekomen met mijn boeken was het direct raak. De heer Snijders, hoofdredacteur van de Parbode verklaarde in een recensie, dat mijn boek Swietie Sranang kan mij nog meer vertellen wemelde van de taalfouten en ontraadde de scholieren om het te lezen. Het interesseerde hem helemaal niet of het boek mooi, leerrijk of vlot was geschreven. Bij hem ging het meer om de taalfouten. Nou, denken de Surinamers die het heerlijk vinden als het werk van een landgenoot wordt afgekraakt, dan hoef ik het boek lekker niet te kopen.

[vervolg, klik hier]

 

The Top Ten Things Every Writer Should Know

[van Geoffrey Philp’s blog:]

10. It’s All About You.

“You have to be someone.” ~ Bob Marley

Whether you have chosen the word or the word has chosen you, the vocation of writing is about creating a self, and this will mean cultivating a set of values that will guide your work. And I mean YOUR work and YOUR values.

Lees hier de andere 9 gouden regels:

9. Stop Waiting for Stories to Happen

8. Listen!

7. Find a Mentor

6. Read!

5. Whom Do You Serve?

4. Use All Your Talents

3. Synergize

2. Surrender

1. It’s Not All About You

Oproep van de DBNL aan auteurs

Aan auteurs die hun oudere titels willen onderbrengen in de DBNL (Digitale Bibliotheek Nederlandse Letteren)

Bijna dagelijks wordt de DBNL benaderd door auteurs met het verzoek of hun boeken en tijdschriftbijdragen op de site vermeld kunnen worden. Daarnaast zijn er ook tal van auteurs die spontaan hun teksten aanbieden om in de site te worden opgenomen.

Per heden wil DBNL aan dergelijke wensen ook uitdrukkelijker ruimte gaan bieden. Auteurs die graag hun teksten in de vorm van scans in de site opgenomen willen zien, hoeven alleen maar een exemplaar naar DBNL (Postbus 78, 2300 AB Leiden, Nederland) te sturen; in een begeleidend schrijven zal hij of zij dienen aan te geven dat de tekst beschikbaar is voor raadpleging in de DBNL onder de voorwaarden die daarvoor al sinds lange tijd van kracht zijn (zie http://www.dbnl.org/overdbnl/copyright.php).

De DBNL zal een en ander in een overeenkomst formaliseren. DBNL moet er daarbij van uit kunnen gaan dat de auteur daarvoor, voor zover nodig, ook toestemming heeft van de uitgever. Wil een auteur de beschikbaarstelling beëindigen, dan kan de overeenkomst eenzijdig opgezegd worden.

N.B. De wijze van scannen is ‘destructief’ wat zoveel inhoudt dat de rug van de boeken af gesneden wordt en het boek dus niet behouden blijft. Dit levert het beste resultaat tegen de laagste kosten op.

Van schrijven wordt je een erudiet mens

 

Op jonge leeftijd beroofde ziekte mijn vader van zijn kracht.
Na vijftig jaar zijn ze nog samen.
Dat is liefde.
(Clark Accord, 2005)

door Quito Nicolaas

Een schrijver gaat naar bed en staat de volgende ochtend op met een scene dat hij wil omgieten in een verhaal. Vaak is het een idee dat qua vorm nogal rudimentair is en de komende maanden aan gewerkt moet worden. Als een beeldende kunstenaar moet de schrijver continu schaven totdat hij de juiste vorm heeft gekregen. Het begint allemaal met de verhaallijnen, de personages die worden opgevoerd, de wendingen in het verhaal etc. etc. Als een gek begint hij te schrijven en ga maar zelf na hoe gemakkelijk of moeilijk het is om een A-4tje vol te schrijven.

Ritme
De schrijver begint een zeker ritme in z’n werk in te bouwen. Hij kiest ervoor om op bepaalde dagen of dagdelen aan zijn verhaal te werken en steekt 2 tot 4 uren in zijn werkzaamheden.Voor hen die daarnaast een baan hebben, betekent dit in de avonduren of in het weekend aan het manuscript werken. Eveneens volgens een vast patroon: op een bepaald tijdstip beginnen en zoveel uren er aan werken. In het geval van de meeste schrijvers die het zonder een werkbeurs moeten doen, betekent dit maanden zonder inkomsten. Althans tijdelijk, daar een schrijver meestal andere wegen heeft ontdekt om zijn inkomen te verwerven.

Schrijfproces
Tijdens het schrijfproces isoleert hij zich van het gezin en van zijn omgeving, alleen om aan het boek in wording te kunnen werken. Dat is niet een week of een maand, het zijn maanden en soms jaren dat men in afwisselende perioden aan hun boek schrijven. Het afzonderen van je omgeving is nodig om je volledig op het verhaal te concentreren, je in te leven in de personages en als het ware in de wereld van het verhaal te belanden. Continu kijk je naar het aantal pagina’s dat je hebt geschreven en verbeeld je dat het een goed verhaal is. Het verhaal is af en stuur je dat op naar de uitgever, in de verwachting dat het verhaal spannend genoeg is, goed gestructureerd en niet veel aan gesleuteld moet worden.

Lijdensweg
Dan pas begint de lijdensweg, als je te horen krijgt dat er veel aan schort en dat je allerlei tools en kunstingrepen moet toepassen. De ene redacteur stuur je naar links, de ander naar rechts of zijn het meelezers? Het verhaal in boekvorm en zoals het in de boekwinkel ligt is nooit dat van de schrijver.Het is meer een bewerking van anderen die meekijken, meelezen of op een dag oordelen dat het anders moet. Vaak gaan ze niet af op datgene wat het publiek leest en beperkt zich tot het etiket van de uitgever: de doelgroep. Ondertussen zit de schrijver met de nodige stress, in afwachting of zijn boek bij het publiek aanslaat. Hij beseft nu dat het puntje van een scherpe pen het felste wapen is. Het is maar afwachten hoe de literatuurpauzen over zijn werk oordelen.

Overweging
Bij de schrijver dringt steeds meer de vraag op: Waarom doet hij dit allemaal, daar het immers om het verhaal gaat? Niet om het geld, bekendheid, een riante woning, tv-optredens, nachtelijke avonturen, het geven van lezingen, signeersessies of reizen naar buitenlandse oorden? Het publiek heeft een romantisch beeld van het bestaan van een schrijver: met een fles wijn naar bed en tegen het middaguur wakker worden met een andere vrouw naast je. Althans voor de heren, maar zou evengoed voor de vrouwelijke schrijvers gelden. Ach nee, het valt reuzen mee. Voor de schrijver telt alleen datgene wat hij communiceert: Door middel van een stukje geschiedenis en een onsje mensenkennis, door een andere bril naar de samenleving kijken. Een schrijver schrijft omdat hij een verhaal met anderen wil delen en niet om rijker van te worden. Dat moet een misvatting zijn. Vaarwel mijn vriend. Waka Bun!

Nederlandse schrijvers ageren in pamflet tegen kunstbezuinigingen

door Marjolein Corjanus

Onder de kop Het is een schande geeft de Nederlandse Vereniging van Letterkundigen (VvL) in een speciaal krantje lucht aan haar verontwaardiging over de manier waarop er de afgelopen maanden wordt gesproken over kunst en kunstenaars. In het pamflet uiten schrijvers, vertalers en andere literatoren hun onbehagen. “Wij willen het niet hebben over geld, wij zullen het hebben over waarde”, zo stelt het pamflet, dat boordevol getuigenissen zit.
“Beste Henk en Ingrid, er wordt over jullie gepraat en geschreven alsof jullie halve imbecielen zijn. Alsof jullie geen smaak hebben voor het goede en interessante of voor het verfijnde. Dat vind ik beledigend. Dat laten jullie toch niet op je zitten?”zo schrijft Judith Herzberg. En Renate Dorrestein schrijft: “Literatuur is geen ‘linkse hobby’ of ‘elitekunst. Literatuur laat ons zien wat het betekent om mens te zijn, en ook hoe moeilijk het is om een fatsoenlijk mens te blijven als de omstandigheden onfatsoenlijk worden.” Culinair coryfee Johannes van Dam voegt eraan toe: “Kunst is een van de basisbenodigdheden van het leven en noodzakelijk voor de kwaliteit daarvan. Entertainment is op zijn best een verdovingsmiddel, opium van het volk. Speculeren op de verkoopbaarheid van entertainment ter vervanging van het noodzakelijke steunen van kunst is als drugs verkopen op het schoolplein.” En Mensje van Keulen schrijft: “Een regering die zich van kunstenaars afkeert, riskeert een barbaars land.”

In een tijd waarin rigoureus in cultuurbudgetten wordt gesneden, is het belangrijker dan ooit om te benadrukken hoe waardevol kunst is. Op de laatste pagina van het vlugschrift wordt een citaat aangehaald van Winston Churchill: “Toen Winston Churchill ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werd gevraagd te bezuinigen op de kunst vanwege de huizenhoge oorlogsuitgaven, was zijn antwoord: “Maar waar vechten wij dan nog voor?” Die uitspraak geeft de regering-Rutte hopelijk stof tot nadenken.

[van De Papieren Man, vrijdag 15 april 2011]

Biographers International Organization

De Amerikaanse Biographers International Organization (BIO) is de eerste internationale organisatie die de professionele belangen van biografen behartigt – voor zowel biografen die reeds gepubliceerd hebben, als voor hen die nog onderzoek doen – en voor elk medium, van boek tot film. Voor meer informatie over deze organisatie en om lid te worden, lees de uitnodiging voor lidmaatschap en de website www.biographersinternational.org.
.

Nationaal Pseudoniemen Archief

Er is een Nederlands Nationaal Pseudoniemen Archief de lucht in gegaan. Deze digitale schatkamer onder directoraat van Willem Bierman, Wim Hazeu en Hans Renders is nog in aanbouw. Aanvullingen ontvangen zij graag met vermelding van bron per mail op info@biografieinstituut.nl.

Klik hier voor het Nationaal Pseudoniemen Archief

 

The Power of Words

Klik op het schermpje

Ana Menéndez – The future of narrative (4, end)

Vandaag, woensdag 6 april, geeft de Cubaans-Amerikaanse auteur Ana Menéndez de Tweede Cola Debrotlezing in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. In The Poets and Writer’s Magazine, May-June 2009, verscheen een tekst die zij in 2008 met regelmaat in Egypte heeft gepresenteerd, ‘The future of narrative’; we plaatsen die hier in afleveringen, dit is de vierde en laatste aflevering.

by Ana Menéndez

Some 250,000 people are part of the Eve Online universe – a vast imaginary system of galaxies where players from around the world gather on a single server to create adventures in real-time. The setting is science fiction, but the stories – created by anonymous players – illuminate mankind’s oldest themes: greed, betrayal and ambition. Without an Omniscient Narrator to guide them, the individual characters have arranged themselves along stock narrative types: Scheming Villians, Earnest Good Guys, Lone Wolves, Bold Leaders.

Subscribers pay about $15 a month to play. Few would describe what they’re involved in as “story-telling”; it’s just good (and safe) fun to go zipping around virtual space, tracking down bad guys, hijacking abandoned ships and meeting up with buddies to plan the next adventure. But that is exactly what story is: an imaginative leap that transforms the mundane into the sublime. These guys (and most of them are men) are storytellers in the strictest and oldest sense of the word.

Shakespeare, if he were alive today, might be a world-class gamer.

The poet we call Homer probably didn’t create the epic we know as the Odyssey. The ancient adventure story of scheming villains, earnest good guys, lone wolves and bold leaders was most likely a collaborative effort, a mythical-history that men told around the hearth and that successive generations enriched with their own contributions.

The author as discreet and sole creator doesn’t fully emerge until the invention of the printing press, which made story-telling profitable on a vast scale. Once there was money to be made, the notion of “intellectual property” acquired commercial value. And a whole system of copyright law and attorneys to interpret them developed to protect the new business of writing.

One of the most profound ways that the internet is reshaping the artistic landscape – and not just in writing – is by destroying these relatively modern ideas about the artistic product. The instant a piece of music, a work of art, a poem, gets onto the web, they become communal property. There’s no stopping this. The music industry is losing its once lucrative monopoly on music distribution. And all the lawyers in the world have not been able to halt its spiral.

The anonymous, promiscuous nature of the web is nudging us back toward an earlier, collaborative model. Story will survive. But The Author may be nearing the end of his 500-year life-span.

Considering the recent devaluation of the title, that may not be such a bad development. Still, story’s true keepers deserve protection.

Story-telling is an integral part of what it means to be human. It’s in our self-interest to see that those who create are sufficiently supported and encouraged, financially as well as morally, to continue their work. The goal should be to find ways to spread the awesome and as yet mostly untapped economic power of the web so that good art continues to be made. If not, we could conceivably lose the next Virginia Woolf simply because she could not afford a room of her own.

On the other hand, not even penury is strong enough to kill story. The artist is driven to story like a drunkard to his wine and the absence of remuneration — and even glory – is not enough to stop him. For proof, witness the poet working in obscurity and poverty in 21st century America or the hundreds of works of brilliance being produced all over the world with no promise of monetary gain.

Technological inventions arise and fall away. In the beginning was story and through every innovation, story has persisted and so it will be. The end of story will be the end of man.

Ana Menéndez – The future of narrative (3)

Vandaag, woensdag 6 april, geeft de Cubaans-Amerikaanse auteur Ana Menéndez de Tweede Cola Debrotlezing in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. In The Poets and Writer’s Magazine, May-June 2009, verscheen een tekst die zij in 2008 met regelmaat in Egypte heeft gepresenteerd, ‘The future of narrative’; we plaatsen die hier in afleveringen, gisteren de eerste, vanochtend aflevering 2, nu aflevering3.

by Ana Menéndez

It may be too early to tell, but some patterns are already emerging and, despite the skeptics, some of them are quite positive.

Like the alphabet and the printing press, the internet has not eclipsed story, merely offered a new tool with which to imagine it.

The most obvious and immediate effect is the direct translation from the old media to the new: e-books, e-journals, blogs, newspaper websites. All of them digital recreations, in one way or another, of the paper world they are fast turning to ashes. In this way, the Net resembles the early days of television when the radio microphone still loomed ghost-like in memory and vaudeville aesthetics dominated the new medium. It took a generation to go from Dick Van Dyke to MTV.

But as the internet gains traction and its myriad possibilities reveal themselves, a new kind of artist will emerge to challenge and transform the way we tell stories. What shape this new art will take is difficult to predict, or even perceive, until its effects become themselves a matter of history many years from now. One hopes imagination will yield something more majestic than the sad hyper-text games and cut-and-paste projects that today bloat many academic studies on “electronic media”.

Instead, for a clue into the narrative possibilities emerging in the new age, it is more instructive to turn not to writing that apes old media, but to the internet’s purest contribution to story: online, multi-player games that not only re-define old concepts of competition and role-play but create entirely new worlds and peoples them with characters and situations whose evocative powers descend from the finest tradition of imaginative story-telling.

Eve Online as the heir to Flaubert? Travian.com our answer to Tolstoy? I can already hear the sneering dissent. No science-fiction boy-fantasy can equal the nuance and insight of Flaubert. Pixels can never contain the genius of Tolstoy. Of course not. Linear, realistic story-telling that delves into human nature and motivation isn’t going anywhere. We have not lost the classics. Beowulf – that pre-press beast that haunts high school Freshmen – yet lives.

The old forms are not being taken away, but new forms are being added. Story is deeply engrained into our psyches. And the need to give narrative shape to our fears and joys is much older than the printing press or the alphabet. The press is barely 500 years old. The oldest alphabet is not older than 6,000 years. But modern humans have roamed the planet for 50,000 years. And for as long as we’ve had language, we’ve had stories. It’s the way we pass on history, warn future generations and strive to make sense of what is at base a bewildering and mysterious existence.

It’s this innate power of story that persuaded Sebeok that only the folkloric tradition of story-telling could be counted on to communicate with humanity 10,000 years into the future. “Information needs to be launched and artificially passed on into the short and long term future with the supplementary aid of folkloristic devices, a combination of an artificially created and nurtured ritual-and-legend, which would be a “false trail” for the uninitiated, who would be steered away from the hazardous site for reasons other than the scientific knowledge,” he wrote. “A ritual annually renewed can be foreseen, with the legend retold year by year.”
The folkloric has always been with us. The internet is simply the latest stage for its performance. Interestingly, this most modern medium is redefining story along its most ancient model: collaborative, instantaneous and anonymous.

[klik hier voor deel 4]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter