blog | werkgroep caraïbische letteren
1
 

De Surinaamse taalproblematiek (7)

door mr dr W.R.W. Donner

Samenvatting

Laten wij eerst eens recapituleren wat wij tot nu toe gezien hebben alvorens het betoog te vervolgen. Alle voormalige koloniën van Frankrijk, Engeland, Spanje en Portugal besloten na de onafhankelijkheid door te gaan met de taal van hun voormalige meesters.

In het Nederlandse taalgebied was alleen Suriname bereid dit te doen. Dit werd zo vanzelfsprekend geacht dat deze beslissing niet eens in de grondwet werd opgenomen.

Suriname was het eerste land in de wereld dat een algemene leerplicht invoerde met de bedoeling alle Surinamers van welke kleurschakering dan ook te leren lezen en schrijven en hen via die weg om te vormen tot donkerhuidige Hollanders. Deze cultuur cq. taalpolitiek heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

In het voormalige moederland worden de Surinamers (donkerhuidige Hollanders) overal voorbijgestreefd door donkerhuidige Marokkanen waarmede Nederland nooit iets mee te maken heeft gehad.

In het eigen land is het de Hollanders ondanks repressie, niet gelukt de inheemse talen te verdringen. We mochten immers onze eigen talen vaak onder strafbedreiging niet spreken. Ook met aanmoediging (je kon gemakkelijker aan een baan komen als je goed Nederlands sprak), lukte dat niet. Het is gebleken dat de uitsluitende beheersing van de Nederlandse taal geen enkele voorsprong opleverde.

Ondanks een alfabetiseringsbeleid van meer dan honderd jaar moet de Surinaamse mens als semi-analfabeet worden gekenschetst. Elke generatie weet meer dan de vorige, dat wel, maar slechts in de breedte. Bij even doorprikken blijkt de kennis diepgang te ontberen. Ze lezen niet. Mijn vrouw heeft in Rotterdam een jaar lang een boekhandel gehad en wij kwamen steeds op allerlei Surinaamse manifestaties met boeken. Voornamelijk Surinaamse boeken. Ik kan met mijn hand op mijn hart verklaren dat in dat gehele jaar nooit een Surinamer de boekhandel is binnengestapt om een boek te kopen. Op grote manifestaties zoals Kwakoe in Amsterdam gaan de duizenden Surinamers die dat evenement bezoeken rechtstreeks naar de danstenten en eettenten zozeer zelfs dat deze trek van de bekende Surinaamse schrijver Ludwich van Mulier de aanduiding kreeg van dans -en eetcultuur. Elke maand houdt de schrijversgroep 77 een bijeenkomst waarbij talrijke boeken te koop worden aangeboden. Het aantal boeken dat over de toonbank gaat is minimaal. De Hollanders, onze guru’s, geven elkaar steeds boeken cadeau. Deze gewoonte is in Suriname volstrekt onbekend.

Surinamers lezen niet maar schrijven ook niet. Ik verzend elke week zowat tweehonderd essays voornamelijk naar intellectuelen. Er zijn hooguit tien lezers die mij vrij regelmatig terugschrijven met opmerkingen of mij complimenteren. Vreemd genoeg zijn deze brieven bijna alle afkomstig van Hindostaanse landgenoten.

De eindconclusie moet luiden dat het de Nederlanders niet is gelukt via het Nederlands de Surinamers op een hoger niveau van ontwikkeling te krijgen. Hun ontwikkeling eindigt veelal bij het verlaten van de schoolbanken. Dat geldt ook voor academici. En men kan zonder te lezen slechts een korjaal bouwen maar geen vliegtuigmoederschip. En blijkbaar moet het feit dat wij noch van lezen noch van schrijven houden gezocht worden in het Nederlands dat ons werd opgedrongen.

Ouderwets

Ik ga nu over tot een onderzoek van het waarom. Ik beëindigde de beschouwingen in de vorige aflevering met een relaas over de wijze waarop op Curaçao de Nederlandse taal overboord werd gezet, hetgeen was geschied met een enkele pennenstreek zonder poespas, zonder ruzie, zonder geharrewar. Naar aanleiding van dit voorval vroeg ik aan een blanke Curaçaoënaar hoe het toch kwam, dat op Curaçao de witte mensen aan het Papiamentu de voorkeur gaven boven het Nederlands terwijl de elite in Suriname het Nederlands als statussymbool beschouwde (let wel dit was het jaar 1957/1958). In Suriname zei ik, gaf het Nederlands status, zorgde voor afstand met Jan met de pet en hoe meer en hoe beter iemand het Nederlands beheerste hoe meer aanzien hij genoot. Hij antwoordde als volgt: vroeger sprak de elite op Curaçao inderdaad bij voorkeur Nederlands en het volk sprak Papiamentu. Toen kwam de olie omstreeks het eind van de eerste wereldoorlog op Curaçao aan met talrijke Hollanders in haar kielzog. ‘Wat voor raar ouderwets taaltje spreken jullie toch,’ zeiden deze Hollanders. ‘Barsten jullie maar met je Hollands,’ zeiden de Antillianen,‘Als wij Papiamentu spreken kan niemand ons zeggen dat wij ouderwets of raar of foutief spreken.” En zo stapten alle Antillianen over op het Papiamentu. Van hoog tot laag, van spierwit tot gitzwart, van rijk tot arm.

Foutief Nederlands

Ik had volop de gelegenheid om terug te denken aan de woorden van de oude Antilliaan toen ik een jaar of vijftien later het schrijverspad was opgegaan. Ik had kans gezien, dank zij een gedwongen sabbatical die ik van rechter Oosterling had gekregen (waarvoor ik hem zolang ik leef dankbaar zal blijven) een aantal romans geschreven. Ik stapte, in Nederland in 1974 aangekomen, met het manuscript van Maar Meneer de Rechter, naar een uitgeverij in Amsterdam Duwaer geheten. Ze vonden het verhaal wel interessant maar het had teveel taalfouten en was te dik. 400 pagina’s. Ik kreeg een Neerlandica mee om de taal te verbeteren en verder in het boek te schrappen. Alle rechtbankscènes moesten eruit. De kritiek na verschijning van het boek was om van te huilen. Teveel taalfouten. Potjeslatijn. Op dat moment besloot ik het schrijverspad te verlaten. Dank zij Astrid Roemer deed ik dat niet. “Trek je niets aan van het ge o.h.”, zei ze. “Geef het boek in eigen beheer uit in de oorspronkelijke versie.” Ik deed dat. Het kwam ter beoordeling terecht bij de Nederlandse bibliotheekdienst, die boeken beoordeelt voor de circa 1100 bibliotheken die Nederland rijk is. Astrid Roemer verzorgde de recensie en dat leverde mij alvast een order op van 700 exemplaren. De enige dissonant kwam van Jos de Roo die het voor de Wereldomroep recenseerde. “Don Walther schrijft niet levend Nederlands,” verklaarde hij voor de radio. Gelukkig luisteren niet veel mensen naar de Wereldomroep anders was ik weer kopje onder gegaan. Het is sindsdien in het Spaans en het Engels uitgegeven en loopt nog steeds als een trein.

In Suriname aangekomen met mijn boeken was het direct raak. De heer Snijders, hoofdredacteur van de Parbode verklaarde in een recensie, dat mijn boek Swietie Sranang kan mij nog meer vertellen wemelde van de taalfouten en ontraadde de scholieren om het te lezen. Het interesseerde hem helemaal niet of het boek mooi, leerrijk of vlot was geschreven. Bij hem ging het meer om de taalfouten. Nou, denken de Surinamers die het heerlijk vinden als het werk van een landgenoot wordt afgekraakt, dan hoef ik het boek lekker niet te kopen.

[vervolg, klik hier]

 

1 comment to “De Surinaamse taalproblematiek (7)”

  • Genoemde ervaring met Duwaer ten spijt ben ik ervan overtuigd dat een goeie redactie dit essay geserreerder en daardoor overtuigender had kunnen maken.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter