blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: In memoriam

‘Father of modern African literature’ Achebe, 82, dies after short illness

by Nick Clark  

Chinua Achebe, described as the “father of modern African literature” who inspired generations of writers across the continent, has died at the age of 82.   The Nigerian author of Things Fall Apart, considered the essential novel on African identity and nationalism, passed away at a hospital in the US city of Boston after a brief illness.  

In a statement, his family said: “One of the great literary voices of his time, he was also a beloved husband, father, uncle and grandfather, whose wisdom and courage are an inspiration to all who knew him.”  

Achebe moved to the US for treatment after a car accident left him paralysed in 1990 and since 2009 had been a professor of Africana Studies at Brown University. In 2007, he won the Man Booker International Prize, where judge Nadine Gordimer dubbed him the “father of modern African literature”.  

He received a string of literary honours and prizes throughout his career including the Commonwealth Poetry Prize, honorary fellowship of the American Academy of Arts and Letters, and the Unesco fellowship for creative artists. He became the first living author to be represented in the Everyman’s Library collection.  

Achebe was born in 1930, in Igboland, a region in south east Nigeria. He discovered the power of fiction at University College, Ibadan, where he read the novel Mister Johnson by Joyce Cary, which depicted Africans as “jealous savages”. He set about challenging the literary trope that painted the Africans as “unhuman”.    

Things Fall Apart, published in 1958, has sold more than 12 million copies worldwide and was one of the first novels to chronicle Africa from an African viewpoint. The novel, set in the 1890s, follows Okonkwo, a yam farmer in a fictional Nigerian village and tracks the effects of British colonialism and Christian missionaries.  

Fans ranged from novelist Margaret Atwood and poet Maya Angelou, to Nelson Mandela, who called Achebe a writer “in whose company the prison walls fell down”.  

[from The Independent, 23 March 2013]

In memoriam Helmin Wiels

door Fred de Haas

Allereerst wil ik mijn oprechte medeleven betuigen aan de familie van Helmin Wiels, een man die altijd voor zijn volk (‘mi hendenan’ zoals hij zijn mensen placht te noemen) op de bres stond.

read on…

Lasana M. Sekou – Magno

Philipsburg — Tribute poem to the assassinated [5.5.13] parliamentarian of Curaçao and leader of the island’s Independence movement Helmin Magno Wiels,  Dec 9, 1958 – May 5, 2013.

 
Another king
just crowned in the kingdom
of blood, a coronation of bullets wheezing death
in a hail of the assassin’s contract of hate
circling to puncture through
the riddled breastbone of the nation
to still&rent the sovereign heart from beating true

but we are who we are even when we fear to be
tula.karpata.mercier.wakao.sablika.doktor.paapa.
and “E Politico mas grandi di Curacao
diadomingo pasa di 5:15 atardi
a yega pa cumpra cuminda na …”
this day, de doden de doden dem walk
victorious, from liberty park to mari pampun
to carry him away, the fallen son, Home

but for the living,
aki, yunan
lucha no kaba.   
 

[from Caribseek.com, 6 mei 2013]
 
 

In memoriam Jan van Donselaar

door Nicoline van der Sijs

Op vrijdag 12 april 2013 is Jan van Donselaar op 84-jarige leeftijd overleden. Jan heeft zijn werkzame leven als bioloog aan de Utrechtse universiteit gewerkt. Taalkundigen kennen hem echter van een heel andere kant, namelijk als de grote specialist op het gebied van het Surinaams-Nederlands en de talen in Suriname.
Zijn fascinatie voor het Surinaams-Nederlands ontwikkelde hij tijdens het werk aan zijn proefschrift. Voor dit proefschrift, An ecological and phytogeographic study of northern Surinam savannas, dat in 1963 verscheen, deed Jan met zijn echtgenote Lies veldwerk in Suriname. Hij hield er een levenslange liefde voor dit land aan over. Hij verzamelde tijdens zijn verblijf niet alleen gegevens over de plantenwereld, maar ook alles wat hem opviel aan woorden, betekenissen, klanken en woordcombinaties van het Nederlands zoals dat in Suriname werd gesproken. En zo werd hij de eerste die een systematische en wetenschappelijke beschrijving aanlegde van de verschillen tussen het Europees-Nederlands en het Surinaams-Nederlands.
In 1977 publiceerde hij het Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, als uitgave van het Instituut A.W. de Groot voor Algemene Taalwetenschap van de Rijksuniversiteit te Utrecht. In 1989 verscheen een aanzienlijk uitgebreide versie bij uitgeverij Coutinho in Muiderberg. Dit woordenboek bevat 6600 ingangen. Tot zijn teleurstelling werd het niet op grote schaal in Suriname verbreid. De waarde ervan voor onderzoekers werd echter onmiddellijk onderkend: in 1989 kende de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan Jan de Johan de la Court-prijs toe.
Vanaf begin jaren ’90 verzamelde Jan systematisch gegevens over de woordenschat van de Nederlandse bevolkingsgroep in Suriname vanaf het eerste moment dat de Nederlanders zich in Suriname vestigden, in 1667, tot de afschaffing van de slavernij in 1876. Hiermee wilde hij de voorgeschiedenis van het Surinaams-Nederlands beschrijven. Hij is met dit werk doorgegaan tot enkele jaren voor zijn dood. In de tussenliggende jaren heeft hij hierover een groot aantal kortere artikelen gepubliceerd, die telkens weer zijn enorme kennis, belezenheid en eruditie op het terrein van de talen in Suriname toonden. Hij was altijd bereid informatie te delen met andere onderzoekers. Zo heeft hij belangrijke bijdragen geleverd aan verschillende publicaties van mij,zoals Taaltrots, Wereldnederlands en Nederlandse woorden wereldwijd.
Eind vorig jaar heeft Jan de door hem in de loop van de jaren verzamelde gegevens aan mij overgedragen voor publicatie. Over enkele maanden zal zijn Woordenboek van het Nederlands in Suriname van 1667 tot 1876 postuum verschijnen. Het woordenboek bevat een schat aan gegevens die nooit eerder zijn gepubliceerd. Hiermee heeft Jan een monument nagelaten voor de taal die hem zo lief was, en daarmee ook een monument voor zichzelf.
Van Donselaar heeft ook een pagina bij de DBNL met werken van en over hem.
[overgenomen van Neder-L, 14 april 2013]

Jan van Donselaar overleden

Op vrijdag 12 april 2013 is in Bilthoven overleden de bioloog en ‘woordenaar’ (zoals het in zijn overlijdensadvertentie staat) Jan van Donselaar. Dr Johannes van Donselaar, geboren op 10 december 1928, is meer nog dan om zijn studies van de flora en fauna van Suriname, bekend geworden met de twee edities (1976 en 1989) van zijn Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Om zijn grote verdiensten voor de biologie en de lexicografie van Suriname zal hij nog lang herinnerd worden. De Werkgroep Caraïbische Letteren condoleert zijn vrouw Lies, zijn vijf kinderen en zijn kleinkinderen met dit verlies.

Spaanse schrijver José Luis Sampedro overleden

Madrid – De Spaanse schrijver José Luis Sampedro is maandagochtend op 96-jarige leeftijd in zijn woning in Madrid overleden. Dat heeft zijn echtgenote na zijn crematie gisteren laten weten.

read on…

Schrijfster Aya Zikken overleden

door Pim van den Dool

Schrijfster Aya Zikken is op 22 maart op 93-jarige leeftijd overleden. Dat heeft haar dochter vanmiddag aan persbureau ANP laten weten. Zikken schreef tientallen boeken, vooral over Nederlands Indië. De Atlasvlinder uit 1958 was haar bekendste boek.

read on…

Werner Duttenhofer plotseling overleden

Werner Duttenhofer. Foto: Radio 10
Werner Duttenhofer , oprichter, eigenaar en directeur van Radio 10, is vanavond, zondag 17 maart 2013, plotseling overleden. Duttenhofer was op weg naar een feest toen hij onwel werd op de hoek van de Fred Derbystraat en Keizerstraat. Hulpverleners van een ambulance hebben Duttenhofer tot in het ziekenhuis getracht te reanimeren, maar het mocht niet baten.
Duttenhofer had als radiopersonality 50 jaar ervaring. Met het in de ether gaan van Radio 10, op 10 december 1996, werd het Surinaamse radiolandschap voor goed en baanbrekend veranderd. Radio 10 ontpopte zich snel tot hét mainstream station van Suriname, waarbij entertainment en betrouwbaar nieuws hand in hand gaan. Duttenhofer was ook een voormalige Suripop-topper.
Als voorzitter van de Vereniging van Radio- en Televisiebedrijven in Suriname (VRTS) was Duttenhofer in een strijd verwikkeld met auteursrechtenorganisatie SASur. Hij struikelde in het bijzonder over de licentietarieven.
In gesprek met de Ware Tijd, afgelopen dinsdag, zei hij nog hierover: ‘SASur mag niet oordelen op basis van wat het bedrijf verdient. Want wat het bedrijf verdient komt niet alleen door muziek. Het komt ook door de kwaliteit van het station, de programmering en andere zaken.’
Radio 10 heeft zondagavond zijn muziek aangepast.
[uit de Ware Tijd, 17-3-2013]

In memoriam Ruben Karsters

Ruben Karsters,  geboren Paramaribo 22-5-1941 –  overleden Paramaribo 5-3-2013

Ruben Karsters, bekend als één van de mooiste Surinaamse portretkunstenaars, is overleden. Hij is 71 jaar geworden. Karsters heeft meer dan een halve eeuw gewijd aan kunst en kunstonderwijs. Hij is gisteren, 5 maart, heengegaan.

Zijn werken maken deel uit van de nationale kunstcollectie van de staat. Ook in het Nationaal Museum en in kunstcollecties van Suriname, Europa, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten van Amerika. In het Stedelijk Museum in Amsterdam zijn eveneens werken van Karsters te vinden.

De kunstenaar heeft in meer dan zeventien landen in het Caribisch gebied, Latijns-Amerika, Afrika, Azië, Europa en Noord-Amerika geëxposeerd. De op 22 mei 1941 in Paramaribo geboren artiest was een autodidact. Hij was dol op knutselen. Op zijn twaalfde had hij de kunst van tekenen, waardoor hij werd uitgenodigd om zich aan te sluiten bij een groep van drie oudere kunstenaars. Op zijn dertiende begon hij lessen te geven aan kinderen tussen de acht en dertien jaar. Zijn eerste geslaagde olieverfschilderij maakte hij op zestienjarige leeftijd.

Karsters behoorde tot de meer traditionele generatie schilders. Hij bewonderde de stijl van de oude meesters van wie de invloed duidelijk terug te vinden is in zijn eigen stijl. Hij had een duidelijke voorkeur voor portretten. De kunstenaar werkte voornamelijk in olieverf op doek, maar heeft ook successen geboekt met pastel, potlood en zelfs balpen.

Behalve als scheppend kunstenaar, heeft Karsters een onschatbare bijdrage geleverd aan het onderwijs en de opleiding van de kunst studenten in Suriname. Sinds 1970 was hij kunst leraar en docent. Hij gaf niet alleen les op veel middelbare scholen, maar ook op de pedagogische instituten. Van 1968-1970 was hij directeur van het Cultureel Centrum in Paramaribo. Van 1981 tot 2006 was hij verbonden aan de Academie voor Hoger Kunst en Cultuur Onderwijs eerst als adjunct-directeur (tot 1984) en later als docent Beeldende Kunst

Namens de nabestaanden: beri.nl

Julian Basilico Coco

door Jeannette van Ditzhuijzen

Hij woonde net iets meer dan zestig jaar in Nederland. Op de dag van de watersnoodramp, 1 februari 1953, kwam Julian Coco met de boot aan. Zijn gastvrouw van die dag zou hebben gezegd: “Coco is aangekomen, een ongeluk komt zelden alleen.”

read on…

‘De hoop om in een andere wereld aan te komen was ijdel’; Anil Ramdas 1958-2012 (IV en slot)

door Michiel van Kempen

Als hij in 2003 terugkeert naar Nederland, volgt stadium 2 van de intellectueel-tegen-het-plafond: Anil Ramdas wordt directeur van het cultureel centrum De Balie in Amsterdam. Het staat hem geheel vrij invulling te geven aan een nieuw, internationaal georiënteerd programma: een droombaan. Maar Ramdas heeft een erfenis uit India meegebracht die hem lelijk zal opbreken: de whiskeyfles. Na anderhalf jaar, wanneer het personeel van De Balie hem weer eens gewillig van de trappen moet dragen, valt het doek. Hij weet zelf maar al te goed dat hij speelt met vuur. Maar wie heeft door dat de volgende zet die hij doet, hem nog verder van huis brengt: hij wordt een jaar lang writer-in-residence in zijn geboorteland.

read on…

‘De hoop om in een andere wereld aan te komen was ijdel’; Anil Ramdas 1958-2012 (III)

door Michiel van Kempen

 
Veel van wat in De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea in 1992 nog met stelligheid beweerd werd, werd in De beroepsherinneraar en andere verhalen (1996) alweer onderuit gehaald, of ten minste genuanceerd. Van de voordelen van de postmoder­ne alzijdige impulsen was geen sprake meer, al werd de moderni­teit dan nog niet geheel aan de wilgen gehangen. Expliciet sprak de migrant zijn verlangen naar rust, evenwicht en een onopvallend burgermansbe­staan uit (ook al gebeurde dat met een ironische ondertoon). Zoals Naipaul zich met zijn derde India-boek A Million Mutinies Now minder revolte­rend tegenover zijnroots opstelde, zo realiseerde Ramdas zich dat de revolte van Madame Bovary en de migrant maar half waar is: ‘Natuurlijk vereist het avontuurlijkheid om je eigen wereld te verlaten, maar je doet het met de onuitgesproken hoop dat je in een andere wereld ook zult aankomen. En die hoop, leek nu, was ijdel.’ (p. 50)
Voor de (betrekkelijke) eenduidigheid van vroeger is complexiteit in de plaats gekomen, voor de helderheid van telkens een andere oplossing voor elk probleem, de verwarring. De migrantenidentiteit is niet een herhaling van een concept, maar een bewustzijnsont­plooiing die steeds opnieuw gecreëerd moet worden – ideeën waaraan het denken van de Jamai­caanse socioloog Stuart Hall niet vreemd is. Als een jongleur heeft Ramdas met altijd verschillende identiteiten gespeeld: de zich aanpassende migrant, de creatieve wereldburger, de vooroplopende kosmopoliet, maar in De beroeps­herinneraar worden al die gestalten binnenstebuiten gekeerd. In een prachtig stuk, ‘Betegelde tuinen’, onderzoekt hij de waarden die de identiteit van de Hollander zouden moeten uitmaken en hij concludeert met een totale omkering die alles relativeert: ‘Ik hou van het Hollandse fatsoen, van de huiselijkheid en de oprechtheid. In die zin ben ik een buitenlander.’
Ik heb me er vaak over verbaasd dat iemand die zo gefascineerd was door de zwakste zijde van het marxisme – de dromen, de taal, de cultuur, de mythen, de verbeelding – zo weinig affiniteit had met poëzie. Zijn categorisch ontzeggen van elke kwaliteit aan de literatuur van zijn geboorteland berustte dan ook op een kapitale tekortkoming: Ramdas had niets met lyriek. Waar schrijvers zich verheffen boven de stoep van het rationalisme – en dat was wat de lyrici van Suriname deden: in hun gezangen droegen zij Suriname naar de onafhankelijkheid, zoals Hugo Pos eens opmerkte – daar bleef Ramdas in machteloosheid toekijken. Of misschien nog exacter: hij keek eraan voorbij, hij lás geen poëzie. Hij las een tekst niet om de esthetiek die woorden tot literatuur maakt, maar om het sociologisch residu dat overblijft als je er maar hard genoeg in knijpt. Daarom kon hij de spinragfijne taalbouwsels van misschien wel de grootste dichter van zijn land, Michaël Slory, niet waarderen; hij was immers al gestruikeld over de titel van een gedicht als dat in De Gids van 1990, ‘Verliefd op mijn land Suriname’: een gedicht met zo’n titel kon nooit meer iets worden. (Dat Antjie Krog, de belangrijkste dichter in het Zuid-Afrikaans, kon opmerken ‘De liefde voor mijn land is overweldigend’, moet Ramdas perplex hebben doen staan.) En omdat de gemiddelde lezer van Ramdas’ stukken geen jota van Surinaamse literatuur weet, en maar aannam dat iemand uit de Surinaamse gemeenschap die zei dat de literatuur van zijn land niets voorstelde wel gelijk zou hebben, heeft Ramdas de literatuur van zijn land ook schade berokkend. Was het dédain voor zijn schrijvende landgenoten – Helman uitgezonderd – soms de ultieme manifestatie van opgeklommen zijn tot de westerse culturele elite?
Een intellectueel die in Nederland aan het plafond zit, resten niet zo veel opties. Naar het buitenland gaan is er één van, directeur worden van een prestigieuze instelling een andere. Ramdas deed beide, in die volgorde. In 2000 verruilde Ramdas Loenen aan de Vecht voor New Delhi. Hij werd er correspondent voor NRC Handelsblad. Hij is niet ingehuurd voor de doorsnee verslaggeving, hij is er de man niet naar om na een aardbeving aan een vrouw voor een ingestort huis te vragen hoeveel van haar familieleden zijn omgekomen. Hij stelt dat zelf ook vast in de reportages die hij in 2004 bundelde als Zonder liefde valt best te leven, essays over India, geschreven vanuit de bijna altijd impliciet aanwezige vraagstelling: hoe verhoudt een moderne Hindostaans-Surinaamse migrant in Nederland zich tegenover de oude, duizelingwekkende wereld die India heet? Expliciet ontkende Ramdas elke roots-betrokkenheid: ‘Ik heb niets met het land van mijn voorouders, hoegenaamd niets, ik vind het idioot, dat gezanik over roots, ik houd niet van wortels.’ (p. 17) Die splitbegon hem langzaam parten te spelen. De geamuseerdheid waarmee de immigrant Nederland bekeek, maakte plaats voor een grimmig soort ergernis. Er is geen kritisch klankbord in India, er is enkel het kleine gezin met chauffeur, kokkie en tuinman, waarover geregeerd kan worden als een echte ouderwetse pasja. En er is een ex-pats-gemeenschap die altijd voor heel veel whiskey kan zorgen.

[vervolg en slot klik hier]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter