blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: In memoriam

In Memoriam Jules de Palm

door Jos de Roo

Het is nauwelijks voor te stellen dat Jules de Palm is overleden. Hij was iemand die er altijd was en waarvan ik het idee had dat hij er ook altijd zou zijn. Dit gevoel had natuurlijk met zijn leeftijd en zijn alomtegenwoordigheid te maken.

Jules de Palm. Foto © Carilexis /Aart G. Broek

De Palm was geboren op Curaçao in 1922. Op vele terreinen was hij actief: als literator, als recensent, als bestuurder van Sticusa, als neerlandicus, als hoofdredacteur van de Encyclopedie van de Nederlandse Antillen, en als toezichthouder op Curaçaose bursalen. In die laatste functie leerde hij talloze studenten kennen en van hen hoorde ik voor het eerst wat voor man Jules de Palm was: een geestige man, altijd vol anekdotes, grappen en een wandelende boekenkast. Dat beeld klopte, zo bleek me toen ik hem ontmoette. Maar hij bleek ook een andere kant te hebben. Hij probeerde je nieren te proeven door plaagstootjes te plaatsen om zo te zien hoe je zou reageren. Wetend dat ik recenseerde, zei hij bijvoorbeeld dat hij niet zo’n hoge pet op had van recensenten. Mijn antwoord dat zij als luizen afhankelijk zijn van de pels van schrijvers, beviel hem wel als auteur. Toch had de situatie een dubbele bodem: Jules de Palm was om zo te zeggen pels en luis tegelijk.

Deze speelse zelfspot kenmerkte ook zijn literair werk, waarvan de verhalenbundels Antiya (1981), Kinderen van de fraters (1985) en Lekker warm, lekker bruin (1989) de bekendste zijn. In zijn verhalen is de ik-figuur (vaak een alter ego van de schrijver), meestal ironisch over zichzelf: hij handelt niet adequaat in maatschappij die andere regels hanteert dan hij. Het levert komische situaties op. In zijn bekendste verhaal ‘De Kerstcakes van Sjon Keta’ bijvoorbeeld wil de jonge padvinder goed doen door cakes aan behoeftige mensen te geven, maar zij willen de cakes niet accepteren omdat hij hen niet op de juiste manier benadert. Als zijn moeder vervolgens laat zien hoe hij het wel had moeten doen, vliegen de cakes weg. Het verhaal is niet voor niets zo populair: het geeft een levendig humoristisch beeld van het Curaçaose volksleven. Maar onder de humor en de ironie gaat maatschappijkritiek schuil. Het verhaal laat ook zien dat de Curaçaose maatschappij volgens de schrijver wordt geregeerd door wantrouwen, conservatisme en achterdocht. Idealisme heeft er geen kans.

Pierre Lauffer

De verhalen van Jules de Palm zijn vanuit dit gezichtspunt veel meer dan mooi vertelde anekdotes die gaan over botsingen tussen culturen waarbij mensen (onbedoeld) bokken schieten door hun onwetendheid. Door zijn speelse maatschappijkritiek is zijn hoofdmotief de botsing tussen conservatieve traditionele opvattingen die geen ruimte bieden aan idealisme, en de vernieuwende opvattingen van een jonge generatie. Dit zat in 1943 al in de liedjes die hij samen met zijn vrienden Pierre Lauffer en René de Rooy schreef onder het pseudoniem Julio Perrenal. Jules de Palm heeft er een boekje over geschreven: Julio Perrenal; Dichters van het Papiamentse lied. Hij vertelt hierin dat met de liedjes tegenwicht wilden bieden aan de Spaanse en Engelse succesliedjes uit die tijd. Dat ze voor het Papiaments opkwamen is ongetwijfeld waar. Maar niet waar is de suggestie dat zangers om deze reden weigerden de liedjes voor de radio te zingen. Ze wilden niet omdat het lofliederen waren op het modernismo. Zij propageerden een leven met snelle auto’s, drank en seks, wat helemaal inging tegen de heersende, in het openbaar algemeen omarmde katholieke moraal. Dat dit aspect niet door Jules de Palm helder naar voren is gebracht, maar slechts indirect werd aangeduid, is typerend voor de dubbelheid die de combinatie van speelsheid en kritische instelling bij hem teweeg bracht.

Jules de Palm is literair in het Caribisch gebied een voorloper geweest met de creatie van de moeder als symbool voor behoudzucht. Pas door Jamaica Kincaid werd de Caribische moeder uitgebeeld als iemand die weliswaar zorgt voor haar kinderen, maar hen ook door die zorg verstikt. Dat is precies wat de moederfiguur in de verhalen van Jules de Palm doet: zij verstikt idealen en verspert nieuwe wegen. Men kan wellicht denken dat Jules de Palm deze visie na 1949 in Nederland opdeed tijdens zijn studie daar. Maar zijn verhalen vertellen iets anders. Als kind mocht hij niet meespelen met de wilde spelletjes van jongens omdat hij een bril droeg. Hij zocht zijn heil in boeken en in die jeugdboeken werden helden met idealen uitgebeeld. Dat inspireerde hem.

De laatste keer dat ik Jules de Palm uitvoerig sprak was in de zomer van 2006. Op zijn verzoek zou dit gebeuren in een restaurant bij het station Den Haag Centraal. Toen ik er kwam, bleek het al jaren gesloten te zijn. Op de plek zat Jules in een taxi op me te wachten. We gingen dan maar naar een broodjeszaak. Ik moest hem letterlijk bij de arm nemen, want hij was inmiddels blind geworden. Toen hij eenmaal veilig op een stoel zat, ging hij er echt voor zitten. Ik wilde hem een aantal conclusies voorleggen die ik had getrokken uit onderzoek naar zijn bijdragen aan de Wereldomroep. Klopte het dat zijn nawoord in Antiya uit zijn duim was gezogen, omdat hij een aantal verhalen niet had geschreven op verzoek van zijn vrouw, maar op verzoek van de Wereldomroep? Jules was verbaasd dat ik daar achter was gekomen en schepte ook genoegen in deze onthulling. Klopte het ook dat hij zich een keer in zijn eentje als Julio Perrenal had voorgedaan bij een optreden met het orkest de Zapatera’s? Ook dat klopte. Waarom schiep hij toch zo’n genoegen in dergelijke mystificaties? Daarop kwam geen antwoord.

Des te uitvoeriger gaf hij commentaar op wat ik zei over de rol van de moeder in zijn verhalen. Zijn idealen waren inderdaad ingestoken door de jeugdboeken die hij had gelezen en door de padvinderij. Van beide moest zijn moeder niets weten. En hij ging door: “Toen ik coördinator toezicht bursalen was, kwam ik geregeld op Curaçao. Thuis hadden een paar mensen het een keer over het toekennen van beurzen. Zij beweerden dat je politieke vriendjes moest hebben om er eentje te krijgen. Ik ging daar tegenin, want ik meende dat ik daar als coördinator toe gerechtigd was. De mannen meesmuilden. Toen ze weg waren, zei mijn moeder: ‘Jongen, hoe kan je dat nou zeggen, het is toch allemaal bedisseld.’ Terwijl ik er middenin zat!” Ik hoor nog de afschuw in zijn stem waarmee hij dit zei, zonder een spoor van ironie. Het deed hem nog pijn. Toen begreep ik waarom hij zijn proefschrift had opgedragen aan zijn Nederlandse hospita.

Jules de Palm leeft voort in een oeuvre dat weliswaar klein is, maar een heel eigen geluid heeft: speels, kritisch, humoristisch. Hij vernieuwde met traditionele middelen. Achter zijn lach schuilt de verontwaardiging om onbegrip in zijn jeugd.

Jules de Palm (1922 – 2013)

door Alwin Toppenberg

Met innig leedwezen bericht ik u dat op maandag 30 september 2013 – op 91-jarige leeftijd – van ons is heengegaan: dr. Julius Philip de Palm. Conform zijn wens, zal hij niet worden opgebaard en later deze week in stilte worden gecremeerd. Er komt een algemene advertentie in het AD en in het NRC. Er is geen behoefte aan bloemen of rouwbeklag.

Jules de Palm © Aart G. Broek

Jules de Palm, de schrijversnaam van Julius Ph. de Palm, geboren op 25 januari 1922 in Curaçao, studeerde Nederlands aan de School voor Taal- en Letterkunde in Den Haag en aan de Universiteit Leiden waar hij in 1969 promoveerde tot Doctor in de Nederlandse Taal- en Letterkunde op het onderwerp: Het Nederlands op de Curaçaose school.

In zijn jonge jaren heeft hij samen met Pierre Lauffer en René de Rooy, onder het pseudoniem Julio Perrenal, getracht het Papiamentu te promoten door het componeren van Curaçaose liedjes zoals “Shon Ca”.

Jules was jarenlang vice-voorzitter van Sticusa. Hij was de grondlegger van het Centraal Bureau Toezicht Curaçaose Bursalen (CBTCB) waar de bursalen van het toenmalige eilandgebied Curaçao werden ondergebracht. Vanaf 1959 tot aan zijn pensioenering in 1982 was hij hoofd van het CBTCB.

De Arubaanse perioden

Als jong afgestudeerde onderwijzer is Jules, na zijn overplaatsing naar Aruba, tewerkgesteld op de Benardschool in San Nicolas van 1942 tot 1948. Het is in deze tijd dat hij de harten van de bewoners van het toenmalige “Village” heeft veroverd. Vermeld dient te worden dat Jules de Palm in deze periode vriendschap voor het leven heeft gesloten met de heer Cornelius Albert Eman, beter bekend als Shon A. Shon A was de zoon van de heer Henny Eman, de oprichter en leider van de Arubaanse Volkspartij (AVP). De huidige minister-president, de heer Mike Eman, is de jongste zoon van Shon A.

De tweede periode die Jules de Palm heeft gewoond en gewerkt in Aruba is in het schooljaar 1954-1955. Jules, die net zijn Kandidaatsexamen met goed gevolg heeft afgelegd, is vanuit Nederland gecontracteerd om les in het vak Nederlands te komen geven aan het Maria College, een katholieke meisjesschool. Het Maria College werd toen geleid door de strenge directrice zuster Dorethea, onder de leerlingen beter bekend als zuster Dòdò.

Jules de Palm, ets, 2010 © Bert Kienjet

Het is in deze periode dat de naam van meneer De Palm groeide onder de jongedames in Aruba. Dit kwam omdat Jules de Palm het aandurfde een beslissing van zuster Dorothea te kritiseren en opkwam voor de belangen van de jongedames op het Maria College. Zoiets was nooit eerder voorgekomen! Het optreden van meneer De Palm heeft er toe geleid dat de meisjes hem in hun harten sloten!
Ondergetekende, die toen in de 10e klas van het Sint Dominicus College zat en in dezelfde wijk Companashi woonde vlakbij Jules die bij zijn broer Ro verbleef, was erg trots te horen van zijn leraar Nederlands de heer De Rijt, dat Jules de Palm – op dat moment – voor het vak Nederlands de intelligentste persoon was van Aruba. Immers hij had Kandidaats Nederlands.
Later, toen ondergetekende in Nederland kwam studeren, was Jules de Palm de nestor onder de Antilliaanse studenten (in die tijd had Aruba nog geen Status Aparte). In 1980 had ondergetekende de eer door Jules de Palm gevraagd te worden om – als eerste Arubaan – studiementor te worden van de Curaçaose Bursalen van het CBTCB.

Tijdens het verblijf van Jules, die inmiddels 100% visueel gehandicapt was, eerst in het Lozerhof en vervolgens in Bosch en Duin, was het ondergetekende degene die tot het laatst – samen met Jorge Labadie Solano – Jules bleven bezoeken. Jorge las hem zelfs vaak voor.
Ondergetekende heeft in deze periode veel genoten van de uren die hij met Jules doorbracht. Vooral van de verhalen die Jules vertelde over hetgeen hij heeft meegemaakt met Pierre Lauffer en met doctor Da Costa Gomez. Eén van die verhalen met Pierre Lauffer ging over frater Franciscus. Door de combinatie van de klassen zaten Pierre en Jules samen in dezelfde klas waar zij genoten van de gedichten die werden voorgedragen door frater Franciscus. Het gebeurde vaak dat frater Franciscus in tranen uitbarstte als hij een gedicht voordroeg. Hierdoor gaven zij hem de troetelnaam: “Cobito”. Echter als frater Franciscus die behalve Nederlands ook andere vakken gaf, een onvoorbereide schriftelijke overhoring uitdeelde, dan was hij geen “Cobito” meer maar kreeg hij de bijnaam “Kobus”. (Ta ki Kobus ta haci ku nos aki?) Jules vertelde dat doctor Da Costa Gomez altijd je naam in verkleinde vorm gebruikte als hij je wilde paaien. Voor Jules was het: (“Palmito, Palmito tin rason”).

Wij verliezen in Jules de Palm een groot leermeester, mentor en raadgever maar bovenal iemand met een grote persoonlijkheid, die altijd klaarstond om de student te helpen. Dat hij zo bescheiden is, typeert het volgende: Toen Jules 90 werd en ondergetekende hem meedeelde dat deze leeftijd niet niks was, antwoordde hij: “Ja maar Johan Heesters (een Nederlandse operazanger, AT) is 108 jaar geworden.”

Kofi Awoonor, Ghanaian poet, killed in Westgate Attack

by Alice Vincent
 .
Professor Kofi Awoonor, one of the speakers at Storymoja Hay Festival, has died after sustaining injuries during the attack at Westgate shopping centre. At least 39 people have been killed and 150 injured after a gang of Islamic terrorists stormed an upmarket Kenyan shopping mall with guns and grenades and started executing non-Muslims. Professor Kofi Awoonor (inset), one of the speakers at Storymoja Hay Festival, has died after sustaining injuries during the attack at Westgate shopping centre.
 
 
Ghanaian poet and diplomat Kofi Awoonor is among the 39 killed during the attack on Westgate Mall. He died on Saturday, aged 78, from injuries sustained in the attack on Westgate Mall, Nairobi.
 
The Ghanaian government confirmed Awoonor’s death early Sunday morning. Awoonor’s son had been shot in the shoulder during the attack, for which Somali militant group Al-Shabab has claimed responsibility, and was treated and discharged from hospital late on Saturday. In addition to the 39 people killed, it is estimated 100 have been injured in the attack.
 
Awoonor was in Nairobi to speak at the Storymoja Hay Festival, a four-day celebration of writing, thinking and storytelling. Along with Ghanaian poets Nii Parkes and Kwame Dawes, he was due to perform on Saturday evening as part of a showcase of award-winning poetry from both sides of Africa.
 
He said during the festival that the event had “the best representation of Ghanaian authors that we have ever had” and commended the fellow authors and writers there: “Together we are discussing the birthing pains of countries.” During a poetry masterclass that Awoonor held at the festival he discussed mortality and said he was unafraid of death. Julie Muriuki, a writer who attended, posted on a blog afterwards: “I’ve been looking for my writing voice and Awoonor has shown me where to find it. I’m eternally grateful.”
Awoonor was born in 1935 and became known for his poetry, early collections of which were heavily inspired by the dirge singing and oral poetry of his native Ewe tribe. He published his first collection, Rediscovery and Other Poems, in 1964. Awoonor gained a masters degree in literature at University College London in 1970. His second collection, Night of My Blood, was released in 1971 and was a series of poems that explore Awoonor’s roots and the impact of colonialism and foreign rule in Africa.
[from The Telegraph, 22 September 2013]

Carry-Ann Tjong-Ayong – Aitkanti

Drie rouwberichten in een korte tijd.

We moesten op 2 juli mijn tante Rine Tjong-Ayong – Nahar begraven.
Veel vrienden en familieleden kwamen haar de laatste eer bewijzen.
Deze week overleed tante Betje Wiebers, moeder van 13 kinderen en vijf generaties nakomelingen. Betreurd door velen.
En vanmiddag hoorden we dat mevr. Gisela Goedhoop – van Trigt, de jongste van  de acht gisteren is overleden aan een hartstilstand. Ze was gevallen en had veel pijn.
Ik vraag mij af of mijn komst naar Suriname een hogere bedoeling had nu ik keer op keer in een rouwdienst zal staan. Dat had ik niet voor ogen toen ik op 8
maart 2009 de acht ouderen interviewde voor Aitkanti. Dat zij de honderd zouden halen leek toen nog ver weg. Drie bigiyari  maakte ik nog mee. De rest van de vrouwen werd tegen de honderd. Het is wel een ode aan de sterke Surinaamse vrouw en moeder gebleken. Door dit boekje zijn deze acht vrouwen uit de vergetelheid gehaald.
Charlotte Eleonore Louise Oosterhuis–Ferrier 2 januari 1912
Emmy Charlotte Goedschalk–Balinge 1 maart 1912
Esseline Louise Gummels 16 oktober 1912 –
Nelly Antje Rijssel 8 maart 2010
Francis Rine Gertrude Tjong-Ayong-Nahar 21 maart 2012
Gisela Elfriede Goedhoop–van Trigt 6 september 1921
Elisabeth Betje Wiebers 3 maart 1916
Anna Maria Zandwijken 10 januari 1906
leven voort in de gedachten van alle Surinaamse vrouwen die 8 maart Internationae Vrouwendag vieren.
Cat 17 juli 2013

In memoriam Alex Alberto (1946 – 2013)

door Quito Nicolaas

E fayecimento di Alex Alberto (efm) a conmove mi y bastante hende, pero di con un persona lo puntra su mes? Alex tabata biba na Lelystad y ami mes ta di Almere.Ora bo bishita su cas, bo ta kere cu ta den un avion b’a drenta. Den su sala e ta tin dos di e stoelnan di e rijnan di dos stoel den un avion di KLM, ta wak bo den bo cara y ta invita bo pa sinta aden. Nan tabata situa di tal manera cu nan tabata fungi como e luga preferi, unda Alex sa sinta pa wak television. Y di mes a cuminsa un combersacion encuanto aviacion y su pasion como spotter pa saca potret of filma ora e avion ta ateriza na Schiphol of ta lanta buelo.  

Via Facebook nos a bin ta entercambia di idea cu otro. Alex nunca tabata mete cu politica, ni pa haci un expresion den cualkier direccion.  Den circulo chikito e tabata ventila su opinion si over di e situacion na Korsou. Sinembargo e tabata tin un manera trankilo di splica un persona algo, cu dificil bo por malcompronde of diferencia di opinion cu ne. Alex tabata tin un bon manera di comunica cu hende y sa con pa convence nan di algo. E no tabata un persona cu ta duna bo un trato-preferencial tampoco y cu esaki e kier a demostra tambe cu den e ramo di su trabou bo mester keda neutral y trata tur hende igual. Y esaki tabata un di su caracteristicanan cu mi tabata admira masha tanto mes den su persona.  

 

Despues cu Alex a ripara cu mi tin bastante amistad ta biba na Korsou, un biaha el a puntra mi si mi a yega di biba na e hermana isla di Korsou. Mi contesta tabata cu noh, pero durante añas e amistad entre e dos pueblonan a keda intacto. Y mescos cu ami conoce yen di hende di Korsou, asina tambe e otro Arubianonan tin nan famia, conocirnan y amigonan ta biba na e isla aki. Despues di esey e tabata interesa pa sa tambe con mi conoce algun di e personanan di peso, pero e contesta ta cu ta via di mi trabounan. Desde e dia ey tambe el a duna mi e nomber ilustre of si e tin un pregunta, e ta bisa mi: “Ilustre Quito”.

 
Cu e campaña di lesamento na 2006 – Nederland leest – , e defunto a sorpresa mi e dia 24 di oktober ey. Mainta tempran – banda di 09.30 – Alex a aparece cu su camara y el a bin pa registra e actividad aki, unda mi a keda di hiba palabra. En berdad el a filma tur cos y despues a entrevista mi. Despues mi ta bin ripara cu Alex tabata tey mas tempran, pasobra el a filma pafor di e edificio tambe, unda e actividad a tuma luga. Mi ta corda ainda con ora e ta bay, cu e camara riba su schouder drechi e ta duna mi un man cu su man robes pa saluda mi. Asina un persona Alex Alberto tabata, un persona simpatico cu un curazon di oro.
 
Na 2007 cu e Koninkrijksspelen a tuma luga na Den Haag, mi mester a actua e anochi di 20 di juli den Nutshuis Bankhal. Pa e declamacion di mi poesianan mi a acerca Alex, pa traha un compilacion di diez minuut cu mi por uza como pelicula pa compaña mi . Tabata un paar di dia prome cu e actuacion mester a tuma lugar, cu mi a biaha pa Lelystad cu e video di ‘Antilliaans verhaal’ cu lo mester a corta algun escena y monteer esaki di nobo. Ora mi a drenta su cas, mi a keda wak rond: tur caminda tabata tin monitor y aparatura di grabacion. Si un otro hende tin un biblioteca di buki, Alex tabata tin un biblioteca di videos cu e tabata colecciona. Asina pasiona e tabata cu su trabou y tur loke el a yega di graba den su bida. Alex mes a bisa mi na un manera gracioso: “Esaki ta mi hobby.”

Un otro biaha cu nos a topa otro, tabata na 2009 e anochi di e celebracion di 10 aña di existencia di e Cas di Cosmetica Nubian Queen. Di aleu mi ta wak Alex ta cana rond cu su camara y ta trata na registra e diferente oradornan di e anochi aki. E tabata drenta y sali e establecimento, buscando un bon shot pa e filma y naturalmente di e huespednan di e anochi di gala aki. Diripiente Alex a aparece riba mi, indicando: “Quito, para bo eynan un rato asina.” Asina na un forma sorpresivo e ta yega filma bo. E loke a sobresali e anochi aki tabata e amistad caluroso cu ta existi entre Alex y Germaine & Corinne Hernandez, propietarianan di Nubian Queen. Mi kier sa cu tabata na 2008, cu e anochi anterior cu el a viaha pa Korsou pa celebra un reunie cu e yiunan, cu el a pasa cerca mi na cas pa entrega un grabacion di un entrevista. Un Shon di hende, cu si e priminti algo e ta cumpli cu ne tambe.

Pesey mi kier bisa cu Alex Alberto ta un persona cu a percura pa hopi di nos artistanan a bira grandi y ricibi e atencion di e publico televidente. Ami y mi ta kere hopi di nos artistanan mester ta hopi agradecido na e empeñonan cu Alex a haci pa trece nos imagen na television. Un di e ultimo biahanan cu mi a topa cu Alex, caminda el a filma mi tambe, tabata e celebracion di e Fiesta de la Chinchira, na september aña pasa na Tilburg. Nos ultimo encuentro tabata na Dia di Aruba 2013, unda cu el a pasa cuminda mi y atrobe cu su man robes e ta sagudi mi man.

 
Alex, sosega awor cu bo mision na mundo a keda cumpli. Danki pa tur cos.

Heeft Elis Curaçao verlaten?

door Fred de Haas

Het antwoord op deze vraag kan en mag niet anders dan ontkennend luiden.

Elis Juliana heeft zoveel moois nagelaten dat de mensen van zijn land nog lang, nog héél lang zullen kunnen putten uit datgene wat er aan zijn geest ontsproten is.

read on…

Elis Juliana: Een man van eenvoud en diepgang

door Quito Nicolaas

Elis Juliana

Hij is er niet meer, de kleurrijke dichter in de Curaçaose literatuur. Niet geheel onverwacht nam dichter Elis Juliana afscheid van dichtersland. Over zeven weken zou hij op 8 augustus 86 jaar zijn geworden, maar dacht afgelopen zaterdagnacht dat het nu mooi was geweest. Als jong volwassene moest hij een avontuurlijke man zijn geweest, weetgierig en beschikte over grote mensenkennis. Als dichter vertolkte hij de rol van boodschapper en spreidde de vrijheids-gedachte in woord en daad ten toon. Elis Juliana was een veelzijdige kunstenaar, veranderlijk en progressief van geest, maar wist dat er ooit een einde aan dit bestaan zou komen. Vandaag neemt het volk afscheid van zijn Dichter des Vaderlands.

Juliana begon op latere leeftijd met dichten; in een levensfase die de ruimte bood om terug te blikken. Hij debuteerde op 2 mei 1957 – op 30-jarige leeftijd – voor een groot publiek in het Roxy Theater. Eerder reciteerde hij z’n gedichten voor de radio en was alleen daarom reeds bekend. Elis Juliana was een voortreffelijke voordrachtkunstenaar die met zijn mimiek en pantomime het publiek meekreeg, die   later werd opgevolgd door dichters als Gibi Basilio. Bij het voordragen van een gedicht zag je de beelden van het Curaçaose landschap, de Curaçaoënaar en de verwikkelingen op het eiland voorbij komen. Zijn gedichten werden gedragen door ritmische geluiden en klanknabootsingen die hij uit het Papiamentu uitputte.

De gedichten van Elis Juliana kunnen niet onder een algemene term gekarakteriseerd worden, omdat ze zo divers van aard zijn. Als een antropoloog wist hij het geweten van het volk aan de kaak te stellen door deze te vertalen in zijn poëzie. De thema’s die hij behandelde hadden bijna allemaal betrekking op de verschillende facetten van het individu en de Curaçaose samenleving. Schrijver Jules de Palm zei ooit het volgende over de gedichten van Elis Juliana:  “Deze kunstenaar houdt de gemeenschap een spiegel voor: hij schildert typen die iedereen wel eens ontmoet moet hebben, die dit gemeen hebben, dat zij de luisteraar of lezer om de een of andere wijze vertederen.”

Ondanks dat hij als kind zonder een vader moest opgroeien, kun je nergens in zijn gedichten een stuk wrok of verslagenheid merken. Hij had die werkelijkheid als kind  beleefd, verwerkt en geaccepteerd, maar wist dit gemis op latere leeftijd op een positieve manier om te buigen. Deze handelswijze verklaart tevens de kijk die de dichter had op de samenleving: niet pessimistisch, ook niet sarcastisch of cynisch, maar een beetje ironisch over het lokale gebeuren en maar hopen dat het later allemaal goed komt. De humor in zijn gedichten is dan ook meer ironisch bedoeld.

Terwijl Pierre Lauffer de charmeur was die in een melancholische bui zijn gedichten schreef, wist Elis Juliana hem en de alom geprezen Joseph Sickman Corsen, te overtreffen door een nieuwe koers te gaan varen. En dat was Elis Juliana aardig gelukt, daar hij het publiek met zijn gedichten een uitlatingsklep bood.

Groot was de verrassing toen in 2003 zijn zoon Egbert Juliana aan de schrijfwedstrijd Proza en Poëzie van Stichting Simia Literario deelnam. Dit betekende een eerste stap om in de voetsporen van zijn vader te treden. Hij had er niet lang over gedaan om het gedicht op papier te krijgen en kon het gemakkelijk uit zijn mouw schudden. Op zich een prachtig gedicht met hier en daar enkele sporen van de meester dichter Elis Juliana. Bij het lezen van het gedicht herkende je meteen de Juliana-benadering: eenvoud, ironie en de ingesloten boodschap. Het gedicht werd geselecteerd voor de long-list, maar uiteindelijk had de vakjury een andere keus gemaakt.
Elis Juliana was minder bekend om zijn prozawerk. Hij schreef voornamelijk kinder-verhalen, kinderliedjes en korte verhalen.  Hoe religieus zijn korte verhalen – bijv. Luangu: Djo-Wili-Patagan – in de tegenwoordige tijd mogen worden gekwalificeerd, echter ze zijn van grote historische waarde. In een ander verhaal E Congrenis debota (Echa kuenta:98-99) gaat het om een jong meisje die zeer devoot is en geloofde in het bezoek van Christus. In feite betrof het haar witte prins op de paard die vermomd als Christus dichterbij haar wilde zijn. In kort bestek behandelde Juliana in dit verhaal, behalve het goede en kwade in de mens, ook de grensverleggende initiatieven en extreme poging waartoe men in staat is.
Naast zijn dichterschap verrichte hij werkzaamheden samen met Pater Paul Brenneker  die van onschatbare waarde zijn. Al in de tijd dat hij verbonden was bij de AAINA, was Juliana begonnen met de eerste opgravingen op het eiland. Hij was echt een mens die de eigen cultuur een warm hart toedraagt en ging op bezoek bij ouderen om meer te weten te komen over de tradities in het verleden en gewoontes in de volkswijken.

Een van de gedichten die jaarlijks zal terugkeren en worden voorgedragen is die van San Nicolas, i pobresa [Sinterklaas en armoede]. De tegenstelling tussen rijk en arm in de Curaçaose gemeenschap en de wensdroom van een kind.

Niet alleen was zijn oeuvre onderwerp van studie geweest, die ons toegang verschaft tot een diepgaander begrip van zijn poëzie. Maar Juliana verkreeg de nodige erkenning voor zijn werk op het culturele-literaire vlak: in 1973 ontving hij de Cola Debrot prijs, een Koninklijke onderscheiding in de Orde van Oranje-Nassau, een Zilveren Anjer (2008) en in Cuba nam hij de Jose Maria Heredia onderscheiding in ontvangst. Door de verkregen prijzen en onderscheidingen is hij altijd een eenvoudig mens gebleven, zonder enigerlei kapsones. Zoals Elis Juliana op de avond dat hij zijn eredoctoraat in ontvangst nam zelf zei: “Mijn hele leven heb ik geprobeerd om het Curaçaose volk te verheffen. Of het mij is gelukt, is niet aan mij om te zeggen.”

Twee gedichten van Martinus Lutchman (Shrinivási)

In memoriam Elis Juliana
Elis Juliana             es artista kurasoleño
                                es artista di former Nederlandse Antillen
                                es de Reino Holanda
                                es artista caribensis
                                es artista suramerikano
                                es artista del henter mundo
                                es artista interplanetario
                                es artista de galaxies di nos solo
                                es artista simple i sublime
                                es artista terestre i eterno
                                es artista sin limite i sin fin
Elis                          es
M.N. Lutchman
hermano tuyo eterno
pais Kòrsou
23/6/2013
In memoriam Elis
nu ben je van ons
heengegaan
zon en de wind en zee
verkondigen
je lof en leven
in jeugd en volk
je toekomstig voortbestaan
M. Lutchman

Marlon Reina – In memoriam Elis Juliana

Ban
Laga nos tur ban pone kabes
Rib’e blòki di estupides
Ban sigui wèlga ketu bai
Pa ora machete kai
Nos por kanta ku legria
E kantika di ocho dia
Pa nos mes.OPI – yüni 1979

Elis Juliana no a skibi i konta pa mucha so. Ela skibi poesia i kuenta pa adulto tambe. Nan ta trata temanan serio manera nos hiprokesia, falta di tuma responsabilidat i falta di outo estima. Mi ta kere nos ta dune su balor dor di kòrda speshalmente e bèrdatnan ku el a bisa nos ku a hasi dolo tambe. Un gran Hòmber di Kòrsou.

Hier zeg ik het Papiamentu dat hoewel Elis Juliana bekend werd als dichter en verhalenverteller voor kinderen, we hem HEEL ERG TE KORT doen door hem alleen zo te herinneren. Hij schreef vooral voor volwassenen en behandelde daarin thema’s als hypocrisie, gebrek aan zelfvertrouwen en eigen liefde en koloniaal denken,. Gedichten over waarheden die ons pijn deden. Daarin herken ik zijn GROOTHEID.

Deze woorden kan ik zeggen dank zij mij zeer gewaarde Joceline Clemencia (helaas in 2011 overleden) die studie deed naar het werk van Elis Juliana.

Curaçaose dichter Elis Juliana overleden

De bekende Curaçaose dichter, auteur, kunstenaar en onderzoeker Elis Juliana is zondagochtend overleden. Dat is door zijn familie bekendgemaakt. Hij is 85 jaar geworden.
Juliana behoort met Luis Daal en Pierre Lauffer tot de ‘Grote Drie’ van de Antilliaanse dichtkunst in het Papiaments. De kunstenaar, die niet alleen dicht maar ook tekent en beeldhouwt, staat bekend om zijn haiku’s, ritmische gedichten en zijn bevlogen voordrachten.
Vorige week verscheen Juliana voor het laatst in het openbaar. Hij ontving een eredoctoraat aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Tijdens die gelegenheid zei Juliana: “Mijn hele leven heb ik geprobeerd om het Curaçaose volk te verheffen. Of het mij is gelukt, is niet aan mij om te zeggen.”
Het literaire werk van Elis Juliana beslaat meer dan een halve eeuw. In september 2011 verscheen een vertaling in Nederland van zijn dichtbundel Hé Patu/Waggeleend. Volgens vertaler Fred de Haas was Juliana ‘een rolmodel voor alle mensen van Curaçao’. “Elis heeft zijn werk altijd in dienst gesteld van de bewustwording van zijn volk. En uit al zijn gedichten blijkt dat hij graag wilde dat mensen zich bewust zijn van hun plek in de geschiedenis.”
Juliana is meerdere keren in de prijzen gevallen. In 1973 kreeg hij de Cola Debrotprijs voor bijzondere prestaties op het gebied van beeldende kunst. Verder is hij geridderd in de Orde van Oranje-Nassau, heeft hij een Krus di Mérito en ontving hij in Cuba de Jose Maria Heredia-onderscheiding. Nog slechts enkele weken geleden ontving hij een eredoctoraat aan de UNA.
[naar Novum]

Els Langenfeld overleden

door Franc Knipscheer

Els Langenfeld is zondag 9 juni 2013 op Curaçao overleden. Els Langenfeld (1958) woonde sinds 1991 met haar gezin op Curaçao. Al snel raakte zij gefascineerd door de boeiende geschiedenis van dit (ei)land. Met hart en ziel heeft zij zich gestort op archiefonderzoek om zo de kennis en het begrip over de oude Curaçaose samenleving te verbreden. Met een vlotte pen deelde zij de opgedane kennis met een breed publiek via tal van publicaties, zoals boeken, bronnenpublicaties en artikelen in dagbladen en tijdschriften. In 2011 werd zij voor haar werk benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.

Met haar op 29 mei 2013 op Curaçao gepresenteerde boek Porto Mariebetrad Els Langenfeld een nieuw terrein: het schrijven van drie fictieve historische novellen in een zodanig correct historische context, dat zij waar gebeurd zouden kunnen zijn.

In maart 2012 ontving ik van Aart Broek een e-mail met als bijlage drie lange verhalen van Els Langenfeld met de mededeling: ‘Het lijkt mij dat je er eens nader kennis van moet nemen.’ Een maand later mail ik Els Langenfeld: ‘We hebben uw manuscript ondanks de beschreven verschrikkingen met genoegen gelezen.’ En: ‘Dat we zeer genegen zijn om uw manuscript als drie samenhangende verhalen uit te geven in 2013.’ Precies een jaar later kwam haar boek van de drukker. Vlak daarvoor nodig ik haar uit voor de Nederlandse presentatie van Porto Marie in ons ‘Antilliaans schrijversprogramma’ in Podium Mozaïek Amsterdam op zondagmiddag 8 september 2013. Els Langenfeld mailt me te zullen komen omdat ze de presentatie kan combineren met een al gemaakte afspraak die maand. De ochtend van haar Curaçaose boekpresentatie laat Els Langenfeld me weten: ‘Helaas is de kanker nu toch definitief aan de winnende hand. De kans dat ik de bijeenkomst in september haal, is zeer klein.’

Bibliografie Els Langenfeld

Kijk hier naar beelden van de boekpresentatie op 29 mei 2013

Meer over Porto Marie

Hundreds attend Nigerian writer Chinua Achebe’s funeral

by Jon Gambrell

Writer Chinua Achebe shunned Nigeria’s corrupt politicians and twice turned down national honours, never fearing to criticise those he felt ruined his country. Yesterday, however, the lawmakers and the country’s elite came to praise him.

Hundreds attended Achebe’s funeral among the rolling hills of his eastern Nigeria home, a service that saw President Goodluck Jonathan literally hold up the writer’s books. The gold plaque on his coffin simply called him the “eagle atop the Iroko tree” in his native Igbo language.
It was a fitting tribute to the respect Achebe carried among the people here and for many others around the world who knew him through his books, which many say is the first African voice heard in modern literature.
“Chinua Achebe gave Africa its confidence,” said Emeka Anyaoku, an Igbo elder.

 

Achebe rose to acclaim with the publication of his 1958 classic novel Things Fall Apart, a parable for the collapse of traditional society in Africa on the arrival of colonialists. The journalist’s tense, short sentences recalled Ernest Hemingway, but offered a vision of Igbo culture before British rule ultimately united the regions that now form modern Nigeria.
Things Fall Apart has sold more than 8 million copies worldwide and has been translated into more than 50 languages. Though describing himself in writing as a “British-protected child,” Achebe became a forceful critic of Western literature about Africa, especially Joseph Conrad’s Heart of Darkness. His writings often focused on that split between cultures, serving at times as a bridge for those wanting to understand the those two worlds.
Achebe died in March at the age of 82 in Boston after an illness. Though a 1990 car crash left him paralyzed from the waist down, he continued writing and taught at universities in the United States, earning him the nickname “Prof” throughout Nigeria.
Achebe also could be just as harsh of a critic of Nigeria. When the Igbo lands of the east broke away from Nigeria to become the nation of Biafra, Achebe served as a roaming ambassador for the new nation. However, the war saw 1 million people killed, many through starvation in the waning days of the conflict. His friend, the poet Christopher Okigbo, also died but his family survived bombings and the war’s horrors.
“As we reached the brink of full-blown war it became clear to me that the chaos enveloping all of us in Nigeria was due to the incompetence of the Nigerian ruling class,” Achebe wrote in his recent civil war memoir, There Was a Country: A Personal History of Biafra. ”This clique, stunted by ineptitude, distracted by power games and the pursuit of material comforts, was unwilling, if not incapable, of saving our fledging new nation.”
Achebe later twice refused Nigeria’s second-highest award, the Commander of the Order of the Federal Republic, over the lawlessness in his home state of Anambra. A spokesman for President Jonathan later said Achebe’s decision to reject the honor “clearly flies in the face of the reality of Nigeria’s current political situation.” However, the problems raised in Achebe’s polemic 1980s essay The Trouble With Nigeria ring true even today in this oil-rich nation beset by extremist violence, rampant poverty and poor governance.
Yesterday, even Jonathan held up that essay before mourners at St. Phillip’s Anglican Church, which sits just next to the primary school Achebe attended as a child in Ogidi. Jonathan mentioned how Achebe wrote that Nigeria’s problem “is political leadership” and “tribal sentiments.”
“He was making reference to what was happening in the 1950s and ’60s,” the president said. “Have we changed that?”
The crowd loudly shouted back: “No!”
Yet Jonathan himself, toward the end of his 12-minute speech, referred to the 2011 elections that cemented him in power as a “significant improvement,” without mentioning the 800 people killed in religious rioting and political violence afterward, nor the allegations of vote rigging. Many expect Jonathan to run for re-election in 2015 and some see his appearance at burials for Igbo leaders as an attempt to sway voters in a crucial powerbase.
Ghanaian President John Mahama also attended the service alongside Jonathan, as well as other politicians and leaders. In a scene reminiscent of Achebe’s own complaints, the elite rushed out of the service and into tinted-glass SUVs. In the wake of their sirens, soldiers and police officers carrying automatic weapons pushed and fought with the surging crowds. Others scuffled over programs in the back of the church during the service.
Everyone, including Jonathan, however, waited for Achebe’s body to be first carried out of the church. Pallbearers later entombed the writer’s casket in a mausoleum next to his home, as traditional dancers and others gathered. Outside, hawkers continued to sell Achebe’s books, a sign that the writer’s influence will continue long after these ceremonies come to an end.
Said Ikechi Nwachukwu Nwosu, the Anglican archbishop who eulogized Achebe: “There are some people who cannot be buried.”
[From The Independent, 24 May 2013/AP]
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter