blog | werkgroep caraïbische letteren

Gouden handel

door Hilde Neus

Eind vorig jaar mocht Cynthia Mc Leod uit handen van auteur Kees Uittenhout het eerste exemplaar van Gouden handel ontvangen. Het boek is gepubliceerd door hun gezamenlijke uitgever, Conserve. Een connectie dus. De andere connectie zou de slavernij zijn; Mc Leod is nakomelinge van slaven in Suriname, Uittenhout stelt zich zo voor dat er ergens tussen zijn voorouders iemand zat die het dna van een slavenhaler droeg. Het een is een feit, het andere een veronderstelling. Dit maakt ook het wezenlijke verschil uit tussen het werk van Mc Leod en Uittenhout. Zij heeft de verhalen met de paplepel ingegoten gekregen door haar vader Johan Ferrier en andere familieleden die de overleveringen van generatie op generatie in orale vertellingen hebben meegekregen. De gevoelens zijn doorwrocht, niets is gemaakt of gekunsteld. Uittenhout daarentegen heeft een muze, een dame uit Curaçao, die hem heeft geïnspireerd tot het schrijven van dit boek. Hij heeft het tot een heikele onderneming gemaakt.

Slavernijromans verschijnen met de regelmaat van de klok, bijvoorbeeld Het negerboek van de Canadees Lawrence Hill was een internationale bestseller waarvan in Nederland 40.000 exemplaren werden verkocht. Dat boek was zo’n succes omdat het inzoomde op een vrouw en haar leven werd van alle kanten beschreven. Uittenhout probeert het uitzicht te verbreden door zowel Nederland, Afrika, Suriname als Curaçao in de roman te betrekken. Een schier onmogelijke opgave die voor verwarring zorgt, ook bij de schrijver zelf.

Lucas Geluck uit Middelburg gaat scheep op een slavenschip. Shala Bachogu, geboren in Angola, komt na veel omzwervingen ook op het schip terecht waar Lucas op meevaart. Ze worden vrienden, maar in die tijd kun je dat niet blijven en uiteindelijk staan ze elkaar naar het leven: ‘Misschien zouden ze beiden sterven, de witte én de zwarte, de planter en de slaaf, hier op deze vochtige, aan het woud ontstolen, aangestampte rode aarde, om in de harmonie van de dood te beëindigen wat tien jaar geleden in zo’n zelfde woud, op eendere grond, aan de andere kant van de wereld als een naïeve vriendschap begonnen was.’ (pp. 397-398) De roman eindigt met de opstand op plantage Aurora in het binnenland van Suriname. Uit de context van het verhaal kan de lezer opmaken dat de gebeurtenissen aan het einde van de achttiende eeuw plaatsvinden (bijvoorbeeld op pagina 241 de vermelding van Robespierre). Maar aan het einde van de roman vermeldt de auteur dat Shala bij zijn geliefde, de marronvrouw Amada, blijft tot aan haar dood in 1860. Shala en zijn zoon Paco waren twee van de vertegenwoordigers van de marrons bij de besprekingen over het verlichten van het lot der slaven? Voor mij ongeloofwaardig, de vredesbesprekingen met de marrons hadden toch veel eerder plaats?

Uittenhout heeft te veel gewild. Elk hoofdstuk vangt aan met een citaat en die springen van werk uit Genesis naar een stuk van David Eltis (2000). Het is aardig te laten zien dat je veel over de slavernij weet en er veel over hebt gelezen, maar het tentoonspreiden van deze kennis moet wel functioneel zijn. Hetzelfde geldt voor informatie over Afrika, Curaçao en Suriname, die door elkaar wordt gehaald. Dit komt vooral tot uiting in het verkeerde taalgebruik. Papiamentu en Bantoewoorden worden gebruikt in Surinaamse situaties. Dit geeft een bevreemdend effect; waarom over makamba spreken als je het in het Sranan over een bakra hebt?

Het gevaar voor fouten speelt op, omdat Uittenhout te veel wilde. Een blauw hemd met gele bloemen (pp. 28 en 39) lijkt me onwaarschijnlijk in het Afrikaanse binnenland in die tijd. Bedrukte stoffen werden pas aan het einde van de achttiende eeuw in Europa ingevoerd en waren zeer kostbaar. Het zeewater bij Elmina is koud (p. 92) en zo zijn er meer zaken waarbij ik mijn wenkbrauwen optrok: de blanke Mijntje die als verpleegster werkt in een veldhospitaal in het binnenland? Jammer, want de auteur doet zijn best om (vaak onwaarschijnlijke en moeizame) verhoudingen tussen mensen van verschillende rassen en klassen te schetsen. Met veel details. Ook het soms poëtische taalgebruik (een verweesde leeuw) gaat zo verloren in de wirwar van feitjes. De relatie tussen Lucas en Shala is op zich een gegeven dat mooi uitgediept zou kunnen worden, maar komt nu niet goed uit de verf.

De kaft van het boek bestaat uit een afbeelding van een schets van het ‘koloniepaneel’ van de gouden koets, die aan Wilhelmina is geschonken bij haar kroning als koningin in 1898. De in art nouveau-stijl getekende versiering is van Nicolaas van der Waay, van jaren na de afschaffing van de slavernij. Het is een geromantiseerde verbeelding van de geschiedenis van de Nederlanden. Ook hier weer een belangrijk detail uit de slavernijgeschiedenis. De slavenhandel leverde veel geld op en wellicht verwijst de titel van de roman naar de gouden koets. Een historie die (met de nasleep ervan) voor Suriname gold vanaf 1650, dus ruim drie eeuwen lang. Maar het is van essentieel belang te beseffen dat in die lange tijd steeds zaken op allerlei gebied veranderden en dat die geschiedenis dus niet als een constante periode kan worden weergegeven. Cynthia Mc Leod heeft dat goed gezien; ze neemt een kort tijdsbestek en schrijft daar een roman over. Zowel in Hoe duur was de suiker? als in Vaarwel Merodia klopt het dan. Dat kunnen we van Gouden handel helaas niet zeggen.

Kees Uittenhout: Gouden handel. Schoorl: uitgeverij Conserve, 2012. ISBN 978-90-5429-339- 2

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter