blog | werkgroep caraïbische letteren

De schaamte

door Willem van Lit

[Deel 6 van “Ze zijn er. En nu”, een serie over de migratiecrisis.]

Een aantal weken geleden zag ik op tv in een van de schrijnende persoonlijk gemaakte documentaires over vluchtelingen een scène over een goedwillende Nederlander die met een gevluchte Syriër bij Scheveningen op het strand stond. Hij had de Syriër uitgenodigd voor een toer om hem even af te leiden van de dagelijkse rompslomp vluchteling te zijn. De Nederlander vroeg hem in opgewekte en welwillende stemming of de Syriër de zee dan niet prachtig vond. Deze antwoordde hem met een somber gemoed en met diepe ernst: “Nee, de zee is gruwelijk.”

Hij had zijn levensgevaarlijke overtocht in gedachte natuurlijk. De zee is een nachtmerrie. Hij vervolgde zijn betoog. Hij schaamde zich voor zijn toestand en het feit dat hij hier gekomen was als bedelaar. Dat wilde hij niet en het vervulde hem met afschuw. Hij had zijn trots, zei hij en hij voelde zich volkomen machteloos en overgeleverd aan de goedwillendheid van anderen. Hij wilde iets gaan ondernemen om onder die staat van volledige overgave te ontsnappen. Hij zat vol schaamte; hij was getroffen in de onmogelijkheid zijn eigen leven invulling te geven. De Nederlander stond erbij en was verbijsterd. Hij bleef beleefd, maar je kon het ongeloof van zijn gezicht aflezen. Hij snapte de Syriër niet en andersom snapte de vluchteling de Nederlander ook niet. Men bleef in een patstelling achter op het strand. Ik had het idee dat de Syriër nogal geïrriteerd was door de merkwaardige reactie en de teleurstelling van de Nederlander. Irritatie is opkomende boosheid, in dit geval door schaamte.

Ik zie het wel meer in dergelijke documentaires. Ongemakkelijk is dat. Er vallen stiltes. Men laat het wel zien, maar het bederft het plaatje een beetje, het plaatje van het optimisme. Men wil het goed voor hebben met deze mensen in hun ellende. De liefderijke opvang wil men tonen, zonder meer, hier, dat is toch vanzelfsprekend. Onbaatzuchtig en innemend. Maar het lijkt alsof er iets niet uitgesproken blijft. Is het misschien het cultuurverschil dat men elkaar niet goed begrijpt? Dan moeten we nog harder ons best doen om het de ander naar zijn zin te maken. Hij moet ons dankbaar zijn.

Men raakt de ander op een zere plek, zijn trots. Er volgt schaamte. Trots is de constructieve kant van thymos, de andere kant is boosheid. Het gaat om gekrenkte trots. Aart G. Broek noemt dit het effect van de gunst van de gift. Ikzelf heb – in navolging van Broek – dit effect beschreven in Cariben laten we het onmogelijke vragen. Broek beschrijft dit effect van schaamte in relatie tot de Nederlands Caribische eilanden. Het gaat om de verhouding tussen de gulle gever en de ontvanger. Deze laatste kan niets anders doen dan de gift deemoedig in ontvangst nemen. De gever voelt zich goed en (zelf)voldaan, de ontvanger is geraakt in zijn trots. Hij wordt beschaamd door de relatie van onmacht waarin hij verkeert. Veel andere schrijvers – ik noem Guépin, Nussbaum, Verhaeghe, Taylor e.a. – hebben dit fenomeen op verschillende manieren beschreven. Eenzijdige tolerantie, gedogen of gulheid zonder dat de ander daar iets tegenover kan of mag stellen, is een vorm van beschaming. Dit zal uiteindelijk tot geweld leiden. Deze constatering, die al vele malen bewezen is, roept ongeloof op. Het krenkt de gever. De gever is in de weeromstuit ook beschaamd om zijn onbaatzuchtigheid. En dat is ook zo. Dit leest niet lekker, toch? Want wat moet er dán gebeuren?

Het heeft diepgaande consequenties. Immers, als je kritiek hebt op het gedrag van de gever als iemand die meedogenloos eenzijdig en onbaatzuchtig is – de onvoorwaardelijke vorm van medemenselijkheid – dan krijg je onherroepelijk klappen terug … van die gever. Hij kan zich geraakt voelen in zijn fierheid van zijn oprechte intentie de ander te helpen.

Beschaming lijkt op beschuldiging, maar het is even iets anders. Bij schuld heeft iemand iets fout gedaan, bij beschaming is iemand fout. Als je iets fout doet, kun je dat nog wel herstellen; als je fout bent, dan wordt dat veel moeilijker of zelfs onmogelijk. Als je racist wordt genoemd, dan ben je fout en dan is dat waarschijnlijk een deel van je persoonlijkheid. Je bént het. Daar kom je nooit meer van af. Als men dat maar vaak genoeg roept tegen je, of men wekt steeds de suggestie dat je fout bent – met andere woorden – men beschaamt je, dan ontstaat vanzelf woede en het loopt uiteindelijk over in geweld. Mensen píkken dat niet. Soms gebruikt men beschaming in collectieve zin: men suggereert dat een heel volk of bevolkingsgroep fout is. Turken hebben de neiging alle Koerden als terrorist te zien bijvoorbeeld.

In de Nederlands – Caribische verhouding doet beschaming zich in omgekeerde zin voor. Blanken hebben in West-Indië eeuwenlang slavernij bedreven en dat is een vorm van uiterste vernedering. Zwarten hebben dit als een stigma ervaren: men wás een ding en minderwaardig. Dat is een grove vorm van beschaming. En de woede die daaruit ontstaat, draagt men over generaties mee, zoals eerder is opgemerkt. Ook dit draagt een collectief karakter.

In de huidige discussie over de vluchtelingenzaak strooit men over en weer met beschaming: je bént dom, bang, hypocriet, laf, naïef, een wegkijker, onnozel, fascist, lullo, linkse dromer, racist. Je bént fout. Deze en nog meer kwalificaties over anderen worden superlicht gebruikt. Polarisatie. Die beschuldiging voegt men de ander ook toe. Natuurlijk. Dat gebeurt. Men beschaamt elkaar in alle toonaarden en dát is niet licht te noemen. Het smeult en links en rechts schieten de vlammen op. Dit gebeurt ook als men de vluchteling gedurende lange tijd als bedelaar behandelt. We hebben het effect gezien van wat een tijd geleden de knuffelmarokkaan werd genoemd. Hoe kan het toch dat zij in woede (met crimineel gedrag) uitbarstten terwijl wij hen steeds hebben willen beschermen door onze tolerante opstelling? Je krijgt het als een boemerang terug. We hebben hen laten geloven dat ze niet met ons mee hoefden te doen. We schaamden ons en we durfden hen daarom niet aan te sporen vanuit een merkwaardig gevoel van ongemak, een verkeerd idee van respect over hun én een beschaamd idee van onze eigen leefwijze. Daarom moest het naast elkaar kunnen bestaan. Dat is een misvatting met grote gevolgen. Schaamte is sociale pijn, zegt de socioloog Goudsblom in een van zijn essays. Het zet de menselijke betrekkingen onder grote druk.

Medemenselijkheid is één van de morele criteria voor het realiseren van een goed leven. Zonder deze emotie is een goed leven onmogelijk. Men moet een interactief en kritisch sociaal leven met de dynamiek van evenwaardige wederzijdse verhoudingen opzetten en in stand houden. Ieder heeft de morele plicht hierin te investeren. De staat moet de voorwaarden (onder andere in instituties) leveren om dit mogelijk te maken. Dit moet op basis van een open en transparante manier, zowel qua instituties (bijvoorbeeld de werking van een democratisch gekozen volksvertegenwoordiging), als procedures (zoals de rechtsgang). De overheid moet de burgers stimuleren hieraan deel te nemen. Dat moet proactief gebeuren en niet door te zeggen wát te doen, maar wel hóe. We moeten de fnuikende beschaming vóór zijn.

(wordt vervolgd)

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter