blog | werkgroep caraïbische letteren

Charlotta Elisabeth van der Lith

door Hilde Neus

Zenobia, de nieuwe roman van Cynthia Mc Leod, heeft als ondertitel: slavin op het paleis. Eerder hebben critici opgemerkt dat de historische romans van McLeod steeds witte mensen als hoofdpersonages hebben. Dit heeft ze zich ter harte genomen en nu, in Zenobia, het perspectief geplaatst vanuit een slavin. De lezer ziet alles vanuit haar ogen. Degene die op het paleis woont is eigenlijk het kader waaraan het verhaal is opgehangen. Het is namelijk zo, dat zwarte en gekleurde mensen in de archieven weinig zichtbaar waren, en zeker in de eerste helft van de achttiende eeuw.

Charlotte_Aglaé_d'Orléans_depicted_as_the_goddess_Hébé_attributed_to_Pierre_Gobert_

Dit is niet Charlotte van Lith (van wie geen portretten bekend zijn), maar een tijdgenote: Charlotte Aglaé d’Orléans, verbeeld als de godin Hebe, toegeschreven aan de schilder Pierre Gobert

Wie wel heel prominent naar voren komt in de bronnen is Charlotta Elisabeth van der Lith, die als jonge vrouw van 22 de functie van gouvernante bekleedde van het kind van gouverneur Hendrik Temming en met hem en zijn gezin naar Suriname reisde. Na het overlijden van zijn vrouw Machteld, trouwde de hoogste baas van het land met haar.
Charlotta Elisabeth van der Lith is een van de weinige vrouwen (naast Elisabeth Samson en Susanna du Plessis) die vermeld worden in 1001 vrouwen uit de Nederlandse geschiedenis, een vuistdikke publicatie (met een kleine koloniale afdeling) samengesteld door Els Kloek (Van Tilt, 2013). Dit is een gevolg van het feit dat er eerder onderzoek naar hen is gedaan. Kessler schreef in 1946 al een artikel over Van der Lith in de West-Indische gids (nr.28). Charlotte werd in november 1700, kort na haar geboorte, in Den Haag gedoopt. Ze was de tweede dochter van een Lutherse predikant en hoogleraar in de filosofie, afkomstig uit Bremen. Haar moeder was de dochter van de bekende medicus Helvetius. De ouders waren niet onbemiddeld en woonden aan het Noordeinde; de gezant van de Pruisische koning was aanwezig bij haar doop. Uit een belangrijke, ontwikkelde familie dus.

 

Raye

Fragment uit brief van Van der Lith over de klacht tegen Van der Schepper aan de heren van de Sociëteit. Uit: Overgekomen brieven en papieren, 1741, Nationaal Archief, Den Haag. Foto: Hilde Neus

Charlotta erfde na de dood van gouverneur Temming de houtplantage ‘Berg en Dal’ aan de Surinamerivier, samen met zijn voorkind, Catharina, en hun beider dochter Johanna. Deze plantage speelt een belangrijke rol in de roman Zenobia. In 1728 arriveerde de nieuwe gouverneur, Hendrik de Cheusses, en hij huwde Charlotta, wat eigenlijk wel zo handig was omdat ze op het paleis was blijven wonen. Samen lieten ze het in steen herbouwen, min of meer in de huidige vorm. Ze kregen een meisje, Henriette, maar De Cheusses overleed al in 1734. Zijn broer Jacob werd zijn opvolger en kwam naar Suriname samen met zijn vrouw: jawel, stiefdochter Catharina Temming. Het is voorspelbaar dat de twee dames nogal ruzieden over de positie in het paleis en de geërfde plantage. Mc Leod heeft dit mooi uitgesponnen in haar roman. En je zou het zelf niet verzinnen, maar nadat ook Jacob was overleden arriveerde Joan Raye in december 1735 als gouverneur in Suriname. Ook hij trouwde met Charlotta. Catharina moet dat ondraaglijk hebben gevonden, want zij vertrok in 1737 voorgoed uit de kolonie. Met Raye kreeg Charlotta een jongen: Joan. Jacob Bicker Raye, bekend dagboekschrijver en zwager van de gouverneur noteerde nadat de brief op 14 februari van het volgende jaar was gearriveerd: ‘Zuster Raye is op den 27sten november 1737 zeer voorspoedig en gelukkig bevallen van een welschapen, frissche zoon.’ Bij de dood van Raye erfde Charlotte de plantage ‘Breukelerwaard’.

 

JENOPTIK DIGITAL CAMERA

Plantage Bern en Daal, afbeelding van Raatz, ca. 1885

Charlotta speelde, naast een belangrijke economische rol als eigenaresse van enkele plantages, ook een grote bestuurlijke rol in de kolonie. Gouverneur Mauricius arriveerde in 1742 en maakte zich al snel ongeliefd door zijn opstelling in de kwestie rondom de bouw van Fort Nieuw Amsterdam. Uiteindelijk werd Salomon Du Plessis als advocaat van de Cabalen naar de Republiek gezonden om een zaak aan te spannen namens de planters tegen de gouverneur. Het bestuur van Suriname moest onder het juk van de Sociëteit uit om vervolgens onder het toezicht van de Staten Generaal te worden geplaatst. Niets minder dan een revolutie! Charlotta had de mogelijkheid om de planters aan zich te binden omdat zij allen aan elkaar waren gelieerd door familiebanden. Vooral de familie Pichot speelde hierin een belangrijke rol. Zo was zij een gevaarlijke spin in het web tegen de gouverneur. Het lijkt erop dat ze vooral kwaad was omdat ze niet in het paleis kon blijven wonen. Nadat er geen nieuwe gouverneurs als echtgenoot beschikbaar waren, trouwde ze nog met de Waalse predikant Audra. Haar vijfde huwelijk, met de Zwitserse dominee Duvoisin, duurde ook maar drie jaar.
In 1737 staan er in Verspreide West-Indische stukken in het Nationaal Archief in Den Haag verschepingen van diverse producten van Suriname naar de Republiek. We komen de naam Van der Lith niet tegen, wel de namen van diverse andere weduwen. Het is dus goed opletten om te ontdekken dat Charlotta wél staat geregistreerd, namelijk onder de kop ‘Erven Temming’. Er wordt over het algemeen gedacht dat vooral mannen bezit hadden, dus het is zeer opmerkelijk dat vrouwen in dat jaar bijna 30% van de export beheersten. In ‘Overgekomen stukken en papieren’ vinden we een handgeschreven brief van Charlotta, met handtekening. Ze klaagde over de heer De Schepper, die in ‘alle baldadig goddeloose brutaliteijte’ allerlei onwaarheden over haar verkondigde die ‘vervolging en affronte van anmaning’ tot gevolg hebben. Het gaat over de levering van hout.
Wat jammer dat Mc Leod niet een meervoudig perspectief heeft gebruikt. Door meer uit de bronnen te citeren had ze veel beter kunnen laten zien hoe het leven op het paleis verliep, ook door het oog van deze fayavrouw Charlotta, die zo’n twintig jaar het beleid op het paleis bepaalde, meer dan welke gouverneur ooit. Nu blijft de roman vaak steken in een eenvoudig woordgebruik, verkleinwoorden, herhalingen en een gebrek aan fascinerende details die zo vaak wel in bronnen te vinden zijn en een fantastische tijdsgebonden woordenschat op kan leveren. Zo wordt een kaars dan een spermaceti kaars, gemaakt van walvisvet. De Zuid-Afrikaanse schrijver André Brink heeft dat bijvoorbeeld in zijn roman, Houd den Bek, die over een slavenopstand in 1825 gaat en ook is gebaseerd op archiefstukken, wel gedaan. En door het meervoudig perspectief hoor je dan de stemmen van álle partijen die in het verhaal een rol spelen. Daardoor krijgt de roman ook veel meer gelaagdheid en wint aan kwaliteit. Je kunt door de toon en het woordgebruik van de persoon die zijn verhaal vertelt, spelenderwijs het gehele spectrum van de maatschappelijke situatie beschrijven. En de kunst van de schrijver toont zich in de specifieke bewoordingen van een bepaald romanpersonage, die je daar dan ook aan herkende.

 

Hillegonda Maria Antoinet Elisabeth van der Putten, gehuwd Neus, werd geboren in Veldhoven op 6 augustus 1960. Zij studeerde Nederlands en specialiseerde zicht voornamelijk over historische vrouwenonderwerpen uit de tijd van de slavernij.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter