blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Werkgroepnieuws

Portret van Elis Juliana door Tirzo Martha

Een nieuw initiatief van de Werkgroep Caraïbische Letteren: de Werkgroep heeft besloten om elk jaar aan een aankomend, talentvol beeldend kunstenaar uit het Caraïbisch gebied een opdracht te verlenen tot het maken van een portret van een schrijver of dichter uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba. Langs deze weg zullen jonge beeldend kunstenaars zich verdiepen in het werk van hun schrijvende confrères en de literatuur van hun regio, terwijl zij ook een betaalde opdracht krijgen die hun verder stimuleert op hun artistieke weg. De kunstenaars zijn geheel vrij hun opdracht vorm te geven zoals zij dit zelf willen..

lees verder…

Cosmic Award voor Noraly Beyer

Noraly Beyer – lid van de Werkgroep Caraïbische Letteren – ontvangt donderdag 5 november de Cosmic Award uit handen van de Amsterdamse burgemeester Job Cohen. De uitreiking vindt plaats midden in de elfde editie van MC’s theaterfestival voor nieuwe toneelschrijvers en theatermakers: Hollandse Nieuwe 11.

Noraly Beyer krijgt de onderscheiding voor haar inzet en haar rol als boegbeeld binnen de Nederlandse samenleving waarin zij fungeert als voorbeeld en pleitbezorger voor diversiteit in de media. Op Curaçao geboren uit Surinaamse ouders, heeft ze een aantal jaren in Suriname gewerkt bij de nieuwsdienst van de Surinaamse televisie. In Nederland werkte ze bij de NOS en de Wereldomroep als journalist en nieuwslezer. Tussendoor speelde zij in diverse toneelstukken. Sinds haar terugtreden als nieuwslezeres verzorgt zij veelvuldig presentaties bij tal van manifestaties.

De Cosmic Award is een tweejaarlijks terugkerende prijs waarmee uitdrukking wordt gegeven aan de waardering van MC voor een kunstenaar van niet-Nederlandse afkomst die zich binnen de Nederlandse samenleving via zijn werk op uitzonderlijke wijze profileert en zijn achtergrond laat meespelen in zijn werk.

De Werkgroep Caraïbische Letteren feliciteert Noraly Beyer van harte met haar Award!

Een lastige peuterpuber

Op 4 oktober 2009 vond in de OBA in samenwerking met de Werkgroep Caraïbische Letteren de presentatie plaats van het prentenboek voor de jeugd, Michi. Het boek is bij La Kock Publishing uitgegeven in drie talen: het Nederlands, het Engels en het Papiaments in de varianten Papiamentu en Papiamento.

lees verder…

Twee bruggen

door Bert Bakker

Westerdok, 5 september 2009, 15.00 uur-De burgemeester staat op de brug. Fonkelnieuw. Hij houdt een toespraak. Job Cohen opent een wijk aan de IJ-oevers van de stad.

Ontwikkeling van win-win: een stad heeft nu eenmaal geld nodig en mensen moeten wonen. Het Westerdokseiland is klein gebied aan de zuidkant. Er wonen hier nu veel mensen en de hoogbouw is al in de prijzen gevallen. Nieuwe bewoners kunnen trots zijn. De bewoners die er al langer woonden in arken en woonschepen kijken argwanend toe. De waarde van hun ligplaatsen is meegegroeid met de ontwikkeling. De brug lijkt zijn rug te bollen als een boze kat.

Deze brug van glimmend bauxiet verbindt de oude stad met een nieuwe woonhaven. Daar, waar ooit de trotse schepen uitvoeren om de wereldzeeën te bezeilen,om verre wingewesten in te lijven, daar staan nu, heel dichtbij, dure huizen op de kade. Cohen verbindt de stadsontwikkelingen van Zuid met een lijn naar Noord.

19.00 uur die zelfde dag. Even verderop, aan de andere kant van het station: Een brug kun je het niet noemen, meer een loopbrug op palen langs de oude haven aan het IJ. Zo kun je er komen vanaf het Stationsplein: bij de Openbare bibliotheek op het Oosterdokseiland.

Op de Caraïbische Letterendag wordt die avond in de Grote Zaal Edgar Cairo geëerd. Edgar Cairo (1948 – 2000) schreef vele boeken: romans, poëziebundels, theaterstukken, essays. Hij was de eerste migrant-schrijver die columns schreef voor de Volkskrant. Hij schreef over “het negerschap”: de geschiedenis en het verdriet van de zwarte mens, in Afrika, het Caraïbisch gebied en het verdriet als migrant in Holland.

“Als een kleine hosselaar op een Nederlands achtererf en geslaagd zakenman, als verzetsheld en koning, als trotse neger én als mens die vooral met zichzelf worstelt.“

Cairo schreef in het Nederlands en het Sranan en vooral: in zijn eigen “Cairojaans”. Zijn tijd ver vooruit riep hij evenveel bewondering als weerstand op. Hoe men ook zijn werk inschat, hij was een brug tussen verschillende culturen.

Zwoel. De krekels tsjirpen luidruchtig voor het slapengaan. Avondzon in september. De bladeren aan de palmbomen bewegen zachtjes in de wind. Papagaaien vliegen op. De vleermuizen trekken de stad uit naar de noordoevers. De loopbrug ligt lang en loom als een krokodil voor bibliotheekeiland. Deze brug verbindt inzichten van verschillende culturen, van Alexandrië tot Nieuw-Amsterdam. Hij verbindt openbaar en besloten, ver en dichtbij. Op deze brug wil ik blijven lopen, heen en weer.

8 september 2009

Rappa – Niet Loellen

Toen ik na meer dan vijftien jaar weer eens in Nederland voor vakantie was, merkte ik al gauw dat het een en ander duidelijk veranderd was. Natuurlijk, overal meer gebouwen, dat was al op Schiphol al te merken. En de samenstelling van de bevolking bleek in die tussentijd ook aan verandering onderhevig te zijn. Dat merkte ik in de tram, toen ik met m’n in Nederland wonende zwager op pad ging.

lees verder…

Felix Burleson speelde Edgar Cairo

Op zaterdag 5 september 2009 zette Felix Burleson in een prachtige reading in de grote zaal van de Openbare Bibliotheek in Amsterdam op de Tweede Caraïbische Letterendag de figuur van Edgar Cairo neer. Een verslag en meer foto’s volgen nog.

Prof. Bert Paasman speelt prof. Bert Paasman

Bert Paasman, Nederlands eerste hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur, speelt toneel op de Tweede Caraïbische Letterendag, a.s. zaterdag 5 september in de grote zaal van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Hij speelt de rol van… prof. dr Bert Paasman. De hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam – inmiddels emeritus – treedt op in Voor de harten van het licht. De teksten van het stuk zijn geschreven door Michiel van Kempen met fragmenten uit het werk van Edgar Cairo. Voor de harten van het licht is een theatrale presentatie rond het werk van Edgar Cairo. Het gedachtegoed en de levensgang van de grote Surinaamse schrijver worden in het stuk tot leven gebracht. Andere medespelers zijn nog drie hoogleraren: Ena Jansen (hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam), Pamela Pattynama (die Paasman opvolgde, zij het met als bijzondere onderzoeksveld de Indische letteren) en Michiel van Kempen (nu aan de Universiteit van Amsterdam belast met de West-Indische Letteren: Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba). De belangrijkste rol echter wordt gespeeld door een professionele acteur: Felix Burleson zet Edgar Cairo op de planken.

Of Burleson de meeste zenuwen zal hebben, moet worden afgewacht. Interessant is wel dat Bert Paasman zelf Edgar Cairo van zeer nabij heeft meegemaakt, toen Cairo in de jaren ’70 student was aan het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam. Het waren ervaringen om nooit te vergeten, vooral niet toen Edgar Cairo enkele jaren later in Paasman de baarlijke duivel – didibri srefi! – meende te herkennen. Dus, wie ook de bibberaties krijgt…

Boeren, burgers en buitenlui: gaat dat zien!
Plaats: grote zaal van de Openbare Bibliotheek Amsterdam

Oosterdokskade (naast het centraal Station), Amsterdam
Aanvang: 19.00 uur
Toegang: 10 euro (of met Stadspas enz. 7,50)
Het hele programma (met o.m. Abdelkader Benali, Rappa, Noraly Beyer, Ellen Ombre, muziek van Sky Dive enz. enz.) is te zien door hier te klikken.

De smaak van het Vrije Suriname

Op de tweede Caraïbische Letterendag, zaterdag 5 september a.s. om 19.00 in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam, komt Lydia Emanuels (foto rechts) vertellen over de totstandkoming van het hoorspel De smaak van Sranan Libre van Edgar Cairo. In 2007 schreef Sam Jones op de site van Radio Nederland Wereldomroep het navolgende over de heruitzending van het hoorspel, 25 jaar nadat het geschreven werd.

Abdelkader Benali op de Caraïbische Letterendag

20090905 Werkgroep Caraïbische Letteren. OBA. Lelu! Lelu! (Abdelkader Benali), Rappa. ©Roeland F

Abdelkader Benali is een van de gasten op de Tweede Caraïbische Letterendag op zaterdag 5 september a.s. in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam (aanvang 19.00 uur). In het programma wordt bijzondere aandacht gewijd aan Edgar Cairo, onder meer via een toneelstuk, en Abdelkader Benali neemt deel aan het debat na de pauze. De deelnemers dragen voor uit hun eigen werk en gaan in debat over de vraag wat de Grote Voorlopers in de literatuur voor betekenis hebben voor jonge schrijvers.Abdelkader Benali (links) naast Rappa op de Caraïbische Letterendag. Foto © Roeland Fossen

Naast Abdelkader Benali is er een stroom aan andere gasten: Rappa en Ellen Ombre uit Suriname, Arthur en Henriëtte Cairo (broer en zus van Edgar Cairo), Noraly Beyer, Felix Burleson die toneel speelt, Lydia Emanuels, Eva Essed-Fruin, Maarten van Hinte, Ena Jansen, Michiel van Kempen, Bert Paasman, Pamela Pattynama, Michael Tedja. De muziek is van de viermansformatie Sky Dive met Sanne Landvreugd. Presentatie is in handen van Manoushka Zeegelaar.

Benali
Abdelkader Benali (1975) werd geboren in Marokko. Als klein jongetje kwam hij naar Nederland. Zijn ouders vestigden zich in Rotterdam, waar zijn vader een slagerij begon.
Benali debuteerde op eenentwintigjarige leeftijd met de roman Bruiloft aan zee, waarvoor hem de Geertjan Lubberhuizenprijs werd toegekend. Dit eerste boek betekende meteen zijn doorbraak in de letteren. Bruiloft aan zee werd onthaald op veel kritische lof en gewaardeerd als het ideale boek van een zeer getalenteerde allochtone schrijver die daarin op een even lucide als lichtvoetige manier een aspect van migrantenproblematiek literair verwerkte. De roman groeide langzaam uit tot een bestseller en werd vertaald in vele landen.
In de jaren direct daarna deed Benali ook van zich spreken als literatuurcriticus (in het Algemeen Dagblad), verhalen- en toneelschrijver, dichter en blogschrijver voor Vrij Nederland. Maar pas in 2002 verscheen zijn tweede roman, De langverwachte, waarmee hij definitief zijn naam vestigde als belangrijk schrijver in de Nederlandse literatuur. De langverwachte werd onderscheiden met de Libris Literatuur Prijs 2003.
Daarna verschenen de roman Laat het morgen mooi weer zijn (2005), Marokko door Nederlandse ogen 1605-2005 (samen met Herman Obdeijn), de dichtbundel Panacee, het toneelstuk Jasser en de reportage Berichten uit een belegerde stad (over Beiroet), Wie kan het paradijs weerstaan (briefwisseling met Michaël Zeeman), Feldman en ik, en tenslotte de roman De Marathonloper, Benali’s (literaire) verbeelding van zijn eigen ervaringen met en fascinatie voor het hardlopen. In 2009 verschijnt de roman De stem van mijn moeder, waarin Abdelkader Benali terurgkeert naar het thema uit o.a. Bruiloft aan zee: dat van het migrantenkind tussen twee culturen.

Voorjaar 2010 begint de NPS met een nieuw televisieprogramma over boeken, gepresenteerd door Abdelkader Benali. Het nieuwe wekelijkse programma, dat nog geen naam heeft, zal worden uitgezonden op woensdagen om half tien.

Fragment uit Feldman en ik
Door op mijn eentje rommelmarkten te gaan bezoeken, was ik in de voetsporen van mijn vader getreden. Het kan zijn dat ik ze bezocht omdat ik de illusie koesterde dat ik daar, in die beduimelde wereld van verwaarloosde mensen en dingen, als rook kon vervliegen zonder verplicht identiteitsbewijs.Alsof de zware sigarenlucht die er hing, de stemmen die overal opklonken, het kakelen van de hooggeblondeerde dames de ideale omstandigheden creëerden voor een geslaagde vlucht uit de barre werkelijkheid. Het was een plek waar mensen zichzelf waren, zonder franje, waar ze geen loze gebaren hoefden te maken en geen last hadden van zichzelf.Zo doolde ik daar, die bewuste dag, door de hallen, met beide handen in de zakken, totdat, net nadat ik had besloten maar weer eens op huis aan te gaan omdat het tijd werd om iets te gaan eten wat niet druipend van het vet onder een laag ketchup en mayonaise schuilging, mijn oog viel op 88 richtlijnen voor het schrijven van een dagboek, opgesteld door Lavoisier Carmel. Uit het Spaans vertaald met een nawoord van dokter Miguel Marineiro.
‘Ligt daar al een tijdje,’ zei de verkoper, die in de smiezen had naar welk boek mijn belangstelling uitging. ‘Heb ik uit de boedel van een weduwe. De staat had voor haar organen maar een luttel bedrag over. Ze moest haar spullen verkopen, waaronder de boeken die haar man verzameld had.’Ik reikte met een onbestemde gretigheid naar het boekje en net op het moment dat mijn hand het omklemde, greep ook een andere hand, toebehorend aan een jongeman van ongeveer mijn leeftijd, alleen wat langer en in het bezit van een donkere bos krullend haar en een opvallend bleek gelaat – alsof hij een ziekte onder de leden had die zijn bloedsomloop vertraagde –, het exemplaar vast. Zijn verschijning had mijn medelijden kunnen opwekken, maar dat gebeurde niet. Ik moest en zou het boekje aan deze begerige bleekscheet ontfutselen.
Anders dan mijn vader was het mijn gewoonte altijd iets op een rommelmarkt te kopen. Ik had al eens twintig eierdopjes gekocht. En een verlengsnoer. En een bot slagersmes. Had ik dat verlengsnoer en dat slagersmes bij me gehad, dan zou ik er die jongen mee gedreigd hebben. Ik bemerkte zelfs dat ik er een handgemeen voor zou overhebben, mocht die jongen de zaak op de spits willen drijven, want er was me ineens alles aan gelegen om in het bezit van dit papieren prullarium te komen. Het was niet zozeer dat ik dit boekje wilde hebben, maar eerder dat ik voelde dat het boekje míj wilde hebben.
Omdat twee handen aan het boekje trokken scheurde het enigszins uit elkaar. De jongen maakte zich schielijk uit de voeten en liep naar de stalletjes verderop waar hij opging in het gewoel van de menigte. Ik had gewonnen.‘Wie het eerst maalt, het eerst haalt,’ zei ik en ik gaf het aan de verkoper.
‘Je bent een taaie,’ zei de verkoper, een man met bloemkooloren die beslist niet in aanmerking kwamen voor donorschap, en hij deed het boek in een verfomfaaid plastic tasje. Hij overhandigde me het en vroeg de prijs die erin gestaan had.
Toen hij me het wisselgeld teruggaf, keek hij me heel strak aan, alsof hij precies wilde weten wie hij voor zich had. ‘Je bent nog niet veranderd,’ zei hij, ‘dat is vreemd want op jouw leeftijd begint de grote schoonmaak zo’n beetje.’ Met de grote schoonmaak bedoelde hij dat mensen, zodra ze volwassen waren, de eerste aanbiedingen ontvingen van bedrijven die je voor luttele bedragen opties voor operaties wilden aanbieden in ruil voor je bereidheid in geval van overlijden je lichaam aan hen af te staan.

‘Ik heb daar niet zo’n zin in,’ zei ik korzelig en ik stak het boek in mijn tas.

[Informatie en fragment ontleend aan de website van Abdelkader Benali]

Het volledige programma van de Letterendag vindt u hier

De schrijver met de grootste energie sinds Albert Helman

Abdelkader Benali, Noraly Beyer, Felix Burleson, Arthur en Henriëtte Cairo, Lydia Emanuels, Eva Essed-Fruin, Maarten van Hinte, Sanne Landvreugd, Ellen Ombre, Rappa, Michael Tedja, Manoushka Zeegelaar en nog vele anderen werken mee aan de Tweede Caraïbische Letterendag, op zaterdag 5 september a.s. Het programma is gewijd aan de het thema: wat kunnen de Grote Voorbeelden doorgeven aan jonge schrijvers? Wat doe je met tradities? Binnen dat kader is het programma voor de pauze geheel gewijd aan de grote schrijver Edgar Cairo (1948-2000), ‘negerschrijver’ zoals hij zelf met trots altijd zichzelf proclameerde. Plaats: Openbare Bibliotheek Amsterdam. Aanvang: 19.00 uur. Voor het volledige programma klik hier

Edgar Cairo 1948-2000; trauma’s verwoord
Het lijdt geen twijfel dat Edgar Cairo na Albert Helman de Surinaamse schrijver is geweest met de grootste energie en de grootste verbeeldings­kracht. Donderdag 16 november 2000 werd hij gevonden in zijn Amsterdamse woning; hij overleed, evenals drie van zijn broers, aan een maagbloeding, mogelijk een dag eerder.

Edgar Cairo was een absolutist, iemand die de koloniale geschiede­nis in alle uithoeken verkende en er zijn schreeuw over liet horen. Geen enkele andere schrijver uit Neder­lands West-Indië heeft de koloniale trauma’s zo indringend verwoord in zoveel genres als Edgar Cairo. Dat klinkt alsof hij een loodzwaar oeuvre bij elkaar schreef, maar er zijn weinig schrijvers bij wie het plezier van het schrijven zo van elke pagina spatte als Cairo. Zijn reeks boeken vormde bovenal een menselijk oeuvre waarin de tragiek dragelijk werd gemaakt door de geestig­heid van observe­ren.

Edgar Eduard Cairo werd op 7 mei 1948 geboren in Paramaribo. Zijn ouders waren afkomstig uit het district Para, echte negers vanuit het diepste van de plantagecultuur van Suriname. Zij brachten hem een besef van zijn roots bij dat hem nooit meer zou verlaten. Edgar had een goeie kop, en belandde op het hoogst bereikbare: de Algeme­ne Middelbare School. Hij was een echte erfjongen maar de rumoerige volkserven vorm­den een slechte studie-omgeving; zenuwen speelden hem parten, de maag speelde op, hij kwam enkele weken bij het gezin van de visionaire econoom Frank Essed en zijn vrouw Eva Fruin die hij als lerares Nederlands had leren kennen (een tijd waarover hij de roman Adoebe lobi/Alles tegen alles zou schrij­ven). Hij slaagde, ging naar Amsterdam, studeerde Neder­lands en Algeme­ne Litera­tuurwetenschap en zoog alles in zich op wat aan zijn oeuvre een uitzonder­lijke diepgang zou verle­nen: de culturen van het Caraïbisch gebied en Afrika, algemene taalweten­schap, dramaturgie.

Hij debuteerde in 1969 met een novelle in het Sranan die nog altijd zijns gelijke in die taal niet heeft gevonden: het indringende verhaal over een vader-zoon-relatie Teme­koe. Later herschreef hij het verhaal tot twee Nederlandstalige versies. Vooral nadat hij in 1977 In de Knipscheer als uitgeverij had gevonden, hield de stroom publica­ties niet meer op. Hij publiceerde in ruim tien jaar tijd vijftien prozaboeken, negen dichtbundels en acht toneelstukken, nog afgezien van talloze essays in tijdschriften en minstens vijf romans die niet in druk verschenen.
Hij verbreedde zijn aandachtsveld: van de stadser­ven van Paramari­bo, naar het leven in de Suri­naamse districten, weer later naar het Ca­raïbisch gebied en de historie van de negerslaven, nog later naar de si­tuatie van Surinaamse migranten in Neder­land en de multiculturele Hol­landse samenle­ving, tenslotte naar Afrika en de geschiedenis van de koloni­sering van de negers en de oorsprong van wat Cairo het `negerver­driet’ noemde.
Zijn boeken werden alsmaar omvangrijker: zijn roman Jeje Dis­i/Karakter’s krachten telde 560 pagina’s, zijn verzamelde gedichten Lelu! Lelu! Het lied der vervreem­ding 877 pagina’s. Hij trad talloze malen op in binnen- en buitenland, schreef columns voor de Volkskrant en De Groene Amster­dam­mer, het succes kende geen grenzen meer. Hij kocht een rode Maserati die al gestolen werd aleer hij er het Rokin mee voorbij was. De geschiedenis werd teruggekocht met kostbare meubels uit de koloniale tijd. Met zijn eigenzinnige taalgebruik, een enorm creatief doorgevoerde vorm van Surinaams-Neder­lands, bereikte hij echter niet een massapubliek. Eind jaren ’80 begon hij te schilde­ren met hetzelf­de fanatisme als hij schreef. Wie zijn huis in wilde, moest zich tussen plafond­hoge stapels schilderijen doorwrin­gen. Met zijn laatste boeken kon geen lezer hem nog volgen. De psycho­se was compleet. Hij meende dat zijn inspira­tie rechtstreeks van God kwam en de taal van Shakespeare en Dante.

De laatste jaren was hij weer op de terugweg. Het diepzinnige toneel­stuk De doodsboodschapsvogel uit 1978 werd zijn eerste stuk dat in Suriname en Neder­land werd opgevoerd. Hij overleed in Amsterdam-Oost een wijk vol van de minderheden waarvoor hij jarenlang met bruisende energie op de bres stond. Maar in zijn woonkamer, blauw verlicht door een gaskachel, heeft hij het gevecht met zijn doodsbood­schaps­vogel alleen moeten leveren.

Michiel van Kempen

[Verschenen in NRC Handelsblad, 18 november 2000]

Die gozer met die koeie-oge; Rappa op de Letterendag

Voor de Tweede Caraïbische Letterendag op 5 september a.s. komt de schrijver Rappa over uit Suriname. De dag zal bijzondere aandacht wijden aan Edgar Cairo, onder meer via een toneelstuk, en Rappa neemt deel aan het debat na de pauze. De deelnemers dragen voor uit hun eigen werk en gaan in debat over de vraag wat de Grote Voorlopers in de literatuur voor betekenis hebben voor jonge schrijvers. Naast Rappa schuiven aan schrijver Abdelkader Benali, theatermaker Maarten van Hinte, beeldend kunstenaar en schrijver Michael Tedja en via een videopresentatie ook Ellen Ombre. Het gesprek wordt geleid door Noraly Beyer.

lees verder…

Een eerbetoon aan Edgar Cairo

Op de Tweede Caraïbische Letterendag, op zaterdag 5 september a.s., brengt de Werkgroep Caraïbische Letteren een eerbetoon aan de grote schrijver Edgar Cairo (1948-2000), ‘negerschrijver’ zoals hij zelf met trots altijd zichzelf proclameerde. Plaats: Openbare Bibliotheek Amsterdam. Aanvang: 19.00 uur. Voor het volledige programma klik op het icoontje van de Werkgroep rechtsboven aan deze pagina.

Edgar Cairo


Gi den preimati

Bunsi bunsi!
Firi so dipi,
a meri mi, tya
lobi doro ai.

Fu di granwe
sma no ben si
tak’ ala kloru
warti skin, so
libi ben nyofi.

Te noya
gran gronfiri
tek’ wi prei
met’popki.

Libisma
ar’ i bro!

Aan mijn speelkameraden

Eensklaps… in mij
ontwaakt diep het gevoel,
zo diep als ooit
een mens zich voelt
in liefde die ontluikt.

Doordat het oog
der mensheid
niet wou zien
dat elke huid
‘n lichaam past,
verloor de ziel
pigment.

Tot nog toe
waren het louter emoties
die ons bouwden
tot vleespoppen.

Mens, haal je adem!

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter