blog | werkgroep caraïbische letteren

Abdelkader Benali op de Caraïbische Letterendag

20090905 Werkgroep Caraïbische Letteren. OBA. Lelu! Lelu! (Abdelkader Benali), Rappa. ©Roeland F

Abdelkader Benali is een van de gasten op de Tweede Caraïbische Letterendag op zaterdag 5 september a.s. in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam (aanvang 19.00 uur). In het programma wordt bijzondere aandacht gewijd aan Edgar Cairo, onder meer via een toneelstuk, en Abdelkader Benali neemt deel aan het debat na de pauze. De deelnemers dragen voor uit hun eigen werk en gaan in debat over de vraag wat de Grote Voorlopers in de literatuur voor betekenis hebben voor jonge schrijvers.Abdelkader Benali (links) naast Rappa op de Caraïbische Letterendag. Foto © Roeland Fossen

Naast Abdelkader Benali is er een stroom aan andere gasten: Rappa en Ellen Ombre uit Suriname, Arthur en Henriëtte Cairo (broer en zus van Edgar Cairo), Noraly Beyer, Felix Burleson die toneel speelt, Lydia Emanuels, Eva Essed-Fruin, Maarten van Hinte, Ena Jansen, Michiel van Kempen, Bert Paasman, Pamela Pattynama, Michael Tedja. De muziek is van de viermansformatie Sky Dive met Sanne Landvreugd. Presentatie is in handen van Manoushka Zeegelaar.

Benali
Abdelkader Benali (1975) werd geboren in Marokko. Als klein jongetje kwam hij naar Nederland. Zijn ouders vestigden zich in Rotterdam, waar zijn vader een slagerij begon.
Benali debuteerde op eenentwintigjarige leeftijd met de roman Bruiloft aan zee, waarvoor hem de Geertjan Lubberhuizenprijs werd toegekend. Dit eerste boek betekende meteen zijn doorbraak in de letteren. Bruiloft aan zee werd onthaald op veel kritische lof en gewaardeerd als het ideale boek van een zeer getalenteerde allochtone schrijver die daarin op een even lucide als lichtvoetige manier een aspect van migrantenproblematiek literair verwerkte. De roman groeide langzaam uit tot een bestseller en werd vertaald in vele landen.
In de jaren direct daarna deed Benali ook van zich spreken als literatuurcriticus (in het Algemeen Dagblad), verhalen- en toneelschrijver, dichter en blogschrijver voor Vrij Nederland. Maar pas in 2002 verscheen zijn tweede roman, De langverwachte, waarmee hij definitief zijn naam vestigde als belangrijk schrijver in de Nederlandse literatuur. De langverwachte werd onderscheiden met de Libris Literatuur Prijs 2003.
Daarna verschenen de roman Laat het morgen mooi weer zijn (2005), Marokko door Nederlandse ogen 1605-2005 (samen met Herman Obdeijn), de dichtbundel Panacee, het toneelstuk Jasser en de reportage Berichten uit een belegerde stad (over Beiroet), Wie kan het paradijs weerstaan (briefwisseling met Michaël Zeeman), Feldman en ik, en tenslotte de roman De Marathonloper, Benali’s (literaire) verbeelding van zijn eigen ervaringen met en fascinatie voor het hardlopen. In 2009 verschijnt de roman De stem van mijn moeder, waarin Abdelkader Benali terurgkeert naar het thema uit o.a. Bruiloft aan zee: dat van het migrantenkind tussen twee culturen.

Voorjaar 2010 begint de NPS met een nieuw televisieprogramma over boeken, gepresenteerd door Abdelkader Benali. Het nieuwe wekelijkse programma, dat nog geen naam heeft, zal worden uitgezonden op woensdagen om half tien.

Fragment uit Feldman en ik
Door op mijn eentje rommelmarkten te gaan bezoeken, was ik in de voetsporen van mijn vader getreden. Het kan zijn dat ik ze bezocht omdat ik de illusie koesterde dat ik daar, in die beduimelde wereld van verwaarloosde mensen en dingen, als rook kon vervliegen zonder verplicht identiteitsbewijs.Alsof de zware sigarenlucht die er hing, de stemmen die overal opklonken, het kakelen van de hooggeblondeerde dames de ideale omstandigheden creëerden voor een geslaagde vlucht uit de barre werkelijkheid. Het was een plek waar mensen zichzelf waren, zonder franje, waar ze geen loze gebaren hoefden te maken en geen last hadden van zichzelf.Zo doolde ik daar, die bewuste dag, door de hallen, met beide handen in de zakken, totdat, net nadat ik had besloten maar weer eens op huis aan te gaan omdat het tijd werd om iets te gaan eten wat niet druipend van het vet onder een laag ketchup en mayonaise schuilging, mijn oog viel op 88 richtlijnen voor het schrijven van een dagboek, opgesteld door Lavoisier Carmel. Uit het Spaans vertaald met een nawoord van dokter Miguel Marineiro.
‘Ligt daar al een tijdje,’ zei de verkoper, die in de smiezen had naar welk boek mijn belangstelling uitging. ‘Heb ik uit de boedel van een weduwe. De staat had voor haar organen maar een luttel bedrag over. Ze moest haar spullen verkopen, waaronder de boeken die haar man verzameld had.’Ik reikte met een onbestemde gretigheid naar het boekje en net op het moment dat mijn hand het omklemde, greep ook een andere hand, toebehorend aan een jongeman van ongeveer mijn leeftijd, alleen wat langer en in het bezit van een donkere bos krullend haar en een opvallend bleek gelaat – alsof hij een ziekte onder de leden had die zijn bloedsomloop vertraagde –, het exemplaar vast. Zijn verschijning had mijn medelijden kunnen opwekken, maar dat gebeurde niet. Ik moest en zou het boekje aan deze begerige bleekscheet ontfutselen.
Anders dan mijn vader was het mijn gewoonte altijd iets op een rommelmarkt te kopen. Ik had al eens twintig eierdopjes gekocht. En een verlengsnoer. En een bot slagersmes. Had ik dat verlengsnoer en dat slagersmes bij me gehad, dan zou ik er die jongen mee gedreigd hebben. Ik bemerkte zelfs dat ik er een handgemeen voor zou overhebben, mocht die jongen de zaak op de spits willen drijven, want er was me ineens alles aan gelegen om in het bezit van dit papieren prullarium te komen. Het was niet zozeer dat ik dit boekje wilde hebben, maar eerder dat ik voelde dat het boekje míj wilde hebben.
Omdat twee handen aan het boekje trokken scheurde het enigszins uit elkaar. De jongen maakte zich schielijk uit de voeten en liep naar de stalletjes verderop waar hij opging in het gewoel van de menigte. Ik had gewonnen.‘Wie het eerst maalt, het eerst haalt,’ zei ik en ik gaf het aan de verkoper.
‘Je bent een taaie,’ zei de verkoper, een man met bloemkooloren die beslist niet in aanmerking kwamen voor donorschap, en hij deed het boek in een verfomfaaid plastic tasje. Hij overhandigde me het en vroeg de prijs die erin gestaan had.
Toen hij me het wisselgeld teruggaf, keek hij me heel strak aan, alsof hij precies wilde weten wie hij voor zich had. ‘Je bent nog niet veranderd,’ zei hij, ‘dat is vreemd want op jouw leeftijd begint de grote schoonmaak zo’n beetje.’ Met de grote schoonmaak bedoelde hij dat mensen, zodra ze volwassen waren, de eerste aanbiedingen ontvingen van bedrijven die je voor luttele bedragen opties voor operaties wilden aanbieden in ruil voor je bereidheid in geval van overlijden je lichaam aan hen af te staan.

‘Ik heb daar niet zo’n zin in,’ zei ik korzelig en ik stak het boek in mijn tas.

[Informatie en fragment ontleend aan de website van Abdelkader Benali]

Het volledige programma van de Letterendag vindt u hier

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter