blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Sociologie / Psychologie

Lancering VN Internationaal Jaar voor Mensen van Afrikaanse Afkomst

Onder de titel, Met de menselijke waardigheid voor ogen: Bezinning, Rechtvaardigheid en Erkenning, vindt op vrijdag 4 februari a.s., in de Raadzaal van Stadsdeel Amsterdam Zuid Oost, de Nationale lancering plaats van het VN Internationaal Jaar voor Mensen van Afrikaanse Afkomst. Initiatiefnemers zijn: het Landelijk Platform Slavernijverleden, Tiye International en de samenwerkende Afrikaanse Diaspora netwerken in Nederland. De officiële opening wordt verricht door Mevrouw Drs. Andrée van Es, Amsterdamse (Groenlinks) wethouder ’Burgerschap en Integratie’. Voorafgegaan door het welkomstwoord door (PVDA) Stadsdeelvoorzitter Amsterdam Zuid Oost, Drs. Marcel Larose. Verder is er een toespraak van mevrouw Anna Maria Jojozi, diplomatieke vertegenwoordiger van de Republiek Zuid-Afrika, alwaar in 2001 de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban plaatsvond.

Dit jaar vindt, onder de VN-slogan: From rhetoric to reality. A global call from the UN for concrete action against racism, racial discrimination, xenophobia and related intolerance, de tienjarige herdenking plaats van deze historische VN-wereldconferentie. Het huidige VN-Plan is om in navolging van de Durban Review Conferentie van april 2009, een “VN High Level”-Conferentie annex Panel te realiseren, waarbij stilgestaan gaat worden bij de tot nu toe bereikte resultaten in de verschillende VN-lidstaten betreffende de implementatie van de DDPA.

In april 2009 heeft de VN-Algemene Vergadering, haar eerste Follow UP Durban Review Conferentie in Genève gehouden. Onderwerp van de Review was de evaluatie van de bereikte resultaten voortvloeiende uit de afspraken van de VN‐lidstaten in 2001 op de in Durban georganiseerde Wereldconferentie betreffende Racisme, Discriminatie, Vreemdelingenhaat en aanverwante Onverdraagzaamheid. Tijdens de Review in april 2009 hebben de VN-lidstaten de UN WCAR DDPA (Durban Declaration and Program of Action) in artikel 1 van de Durban Review Slotresolutie, herbevestigd.

Verder is bij resolutie nr. 64/169, van 18 december 2009 door de Algemene Vergadering van de VN besloten om 2011 te verklaren tot het VN Internationaal Jaar voor Mensen van Afrikaanse Afkomst. Doelstelling is om de VN-lidstaten vooral aan te sporen tot de ontwikkeling van een nationaal actieplan racismebestrijding. In Nederland is aan de uitvoering van de resoluties nog geen gevolg gegeven, evenmin aan de aanbevelingen van de CERD, het hoogste VN-toezichthoudende orgaan op het gebied van Racismebestrijding. Onder andere zijn er aanbevelingen gedaan ten aanzien van mensen van Afrikaanse afkomst en specifiek de Antilliaanse gemeenschap die door Nederland vanwege het buitenlandse beleid wordt vertegenwoordigd.

Hoewel uitgangspunt is dat VN-lidstaten op eigen wijze gevolg geven aan de implementatie van de VN-resolutie inzake het VN-jaar voor mensen van Afrikaanse afkomst, is het duidelijk dat VN-lidstaat Nederland niet staat te springen om aan de oproep van Ban Ki Moon, gedaan op 10 december jl, gevolg te geven en evenmin aan de uitvoering van de resoluties terzake de ontwikkeling van een nationaal actieplan racismebestrijding. Dit zegt, mevrouw Drs. Barryl Biekman, voorzitter van het Landelijk Platform Slavernijverleden. Wij zijn daarom blij met het initiatief van samenwerkende netwerken in Nederland om de launching zelf ter hand te nemen. Want als het aan de politiek bestuurlijke autoriteiten in Nederland ligt, gebeurt er niets. Liefst willen ze het low profile houden. Maar dat laten wij ons niet overkomen, zegt Biekman. In de aanloop naar de WCAR in 2001 hebben wij ons wereldwijd intensief ingezet, en gelobbyed bij staten om de Transatlantische Slavenhandel, Slavernij en Kolonialisme, vanwege de omvang, de eeuwenlange duur, en het niet te beschrijven misdadig karakter, tot misdaad tegen de mensheid te verklaren. In 2009 probeerde voormalig Buitenlandse Zaken minister Verhagen de Review te boycotten. Het is hem niet gelukt. Integendeel, de Durban Verklaring is herbevestigd. Dat betekent dat Nederland hoe dan ook verplicht is om de resolutie uit te voeren.

Verdeeld over vier thema’s zullen de volgende sprekers hun zegje doen: directeur van het Nationaal instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis, Dr. Artwell Cain; Bestuursvoorzitter van het Orgaan Caribische Nederlanders, Drs. Glenn Helberg; mevrouw Drs. Hellen Felter, vice-bestuursvoorzitter van Tiye International; Ludwich van Mulier, uitgever, publicist en opinionleader. SP Tweede Kamerlid Harry van Bommel. De Slotrede wordt uitgesproken door Drs Frank King, internationaal expert en advocaat op het gebied van Immigratierecht en Aanverwante Vraagstukken. Het vertonen van een documentaire over de VN-Wereld Anti Racisme Conferentie in 2001 is onderdeel van het programma.

Aanmeldingen om de bijeenkomst bij te wonen kunnen tot uiterlijk 26 januari a.s. Registratieformulieren op te vragen via secretariaat LPS lanplatf@xs4all.nl.
Nadere informatie bij de heer Iwan Leeuwin +31 (0)651367547

[bericht van de Coördinatie- en Strategie Groep AD Platform]

Aanvaarding van ziel en intuïtie

De Stichting Palither (Past Life Therapie) heeft de psycholoog dr. Ronald van der Maesen (78) uitgenodigd een lezing te verzorgen naar aanleiding van de door hem in 2010 gepubliceerde boeken: Terugkeer van de ziel en Ontmoeting met reïncarnatietherapie. Van der Maesen zal op vrijdag 14 januari in theater Unique ingaan op het belang van de aanvaarding van ziel en intuïtie, niet alleen in de geestelijke gezondheidszorg, maar ook voor onze persoonlijke groei en ontwikkeling en op de hulp die past life- of reïncarnatietherapie daarbij kan bieden. De lezing loopt vooruit op een vanaf 5 februari door Van der Maesen te geven cursus van 9 lessen ‘persoonlijke groei, ziel en spiritualiteit’, waaraan ook een aantal therapeuten uit Suriname hun medewerking verlenen.

Toneel over suïcide onder Hindostaanse homoseksuelen

De Stichting Hindustani organiseert op zondag 19 december a.s. in de Rozenzaal van Zichtenburg te Den Haag een dag over homoseksualiteit en suïcide onder Hindostaanse jongeren. Onderdeel van de dag is de toneelvoorstelling Manai Ka Boli (Wat zullen mensen zeggen). Aansluitend is er een optreden van de Aashiq Brothers en kan het publiek meedoen met Antakshari. De avond wordt afgesloten met DJ Cedo.

lees verder…

De Etnische Obsessie

door Leo Lucassen en Wim Willems

Er waart een spook door Europa. Niet dat van het communisme, zoals Karl Marx zijn beroemde manifest ooit begon, maar dat van het ‘etnisch culturalisme’. In dat perspectief worden maatschappelijke problemen niet meer in de eerste plaats verklaard uit klasse of milieu, maar uit etniciteit en religie. In dat opzicht verschillen verre ideologische verwanten van Marx, zoals de Duitse SPD (zie de verhitte discussie over Deutschland schafft sich ab van Theodor Sarrazin) en de Nederlandse PvdA, niet langer wezenlijk van de rechtse populisten. Ze zijn in een patstelling terechtgekomen, waarin elk beroep op lotsverbondenheid over etnische grenzen heen wordt afgedaan als een voorspelbare reflex van leden van de zogeheten Linkse Kerk. Zoals oud-minister Ronald Plasterk op 6 november j.l. in een interview in de Volkskrant zei: dit kabinet lijkt wel vooral gericht op revanchisme, waardoor elk beroep op solidariteit of het belang van cultuur wordt afgedaan als hobbyistische uitingen van een ver(d)achte elite. Links zit niet gewoon in de verdomhoek, het is een scheldwoord geworden voor alles wat niet past in de mal van de partij die de onvrede van het volk weet te mobiliseren. Met als gevolg dat de sociaaldemocraten nauwelijks meer een lans durven breken voor de ideologische uitgangpunten van hun partij, omdat ze daar meteen electoraal op worden afgerekend. Wat is er misgegaan, wanneer en wat valt er aan te doen?

De belangrijkste omslag in het denken, namelijk die van klasse naar etniciteit, vond plaats in het midden van de jaren zeventig. Migranten in de Nederlandse economie veranderden toen van ‘buitenlandse arbeiders’ in ‘etnische minderheden’. Het sociaaldemocratische geloof in vooruitgang had zich tot die tijd gericht op de verheffing van de Nederlandse arbeider. Dat veranderde toen het beleid zich steeds sterker begon te richten op problemen die voortvloeiden uit de aanwezigheid van grote groepen migranten.

In het maatschappelijke debat ontstond langzaam een tweedeling tussen autochtone Nederlanders en allochtone nieuwkomers. Niet van de ene op de andere dag, het ging om een geleidelijke ontwikkeling. Zo had Jos van Kemenade, de minister van Onderwijs in het kabinet Den Uyl, nog gepleit voor een onvervalst socialistisch ideaal. In zijn ogen bleef onderwijs de belangrijkste motor voor opwaartse sociale mobiliteit van de Nederlandse arbeider.

Het idee om de positie van laagopgeleiden te verbeteren, verflauwde echter toen er in 1979 een apart beleid voor (etnische/culturele) minderheden kwam. Het ging om een politiek breed gedragen aanpak, met als uitgangspunt dat de sociale en economische achterstanden in de samenleving een exclusief probleem vormden van immigranten. Vervolgens waren het centrumrechtse kabinetten, met onder meer Hans Wiegel als verantwoordelijk minister, die vorm gaven aan dit minderhedenbeleid.

Op de keper beschouwd was veel van dit specifiek multiculturele beleid – denk aan het onderwijs in de eigen taal en cultuur – vooral symbolisch van aard. In de aanpak van maatschappelijke achterstanden veranderde er namelijk niet zoveel. Maar terwijl in Engeland armoede en de problemen van de onderklasse tot op de huidige dag worden geassocieerd met autochtone blanken (al dan niet getatoeëerd), werden in Nederland – maar ook Duitsland, België en Frankrijk – de bordjes definitief verhangen. Buitenlandse arbeiders waren culturele minderheden geworden. Vanaf de jaren tachtig is de sociaal-politieke agenda steeds meer in het teken komen te staan van thema’s die verband houden met de vestiging en inburgering van immigranten en hun nazaten.

Het vraagstuk van de integratie van de eigen arbeidersklasse leek in de loop van de jaren tachtig min of meer afgerond – een gepasseerd station. Er waren weliswaar sociale wetenschappers, zoals de Rotterdamse socioloog Godfried Engbersen, die er in de afgelopen twintig jaar met enige regelmaat op wezen dat die opvatting niet klopte. Zij kregen echter weinig gehoor in het stemmenkoor over de schaduwzijden van de multiculturele samenleving. Allochtonen waren uitgegroeid tot de tweede sociale kwestie, die om eenzelfde voortvarende sociale aanpak vroeg als in het verleden bij de arbeidersklasse.

Die overgang in het politieke en maatschappelijke denken van ‘de arbeider’ naar ‘de allochtoon’ ging gelijk op met de neoliberale wind die met Ronald Reagan en Margaret Thatcher aan het begin van de jaren tachtig mondiaal opstak. Achterstand werd steeds meer beschouwd als een probleem van het individu, want iedereen die het wilde kon immers profiteren van de kansen die de vrije markt bood. De gedachte dat achterstanden die mensen opliepen ook samenhingen met structurele belemmeringen in de samenleving was op zijn retour.

Zowel bij de voor- als de tegenstanders van immigratie en het ontstaan van een multiculturele samenleving domineerde het denken in culturele en etnische verschillen. In kringen van politici, ambtenaren, wetenschappers en de media werden de maatschappelijke problemen vanaf de tweede helft van de jaren tachtig in toenemende mate geduid in termen van allochtonen versus autochtonen. Bij beeldbepalende minderheden als Marokkanen en Turken viel het begrip ‘allochtoon’ bovendien vaak samen met dat van ‘moslim’. Dit had direct te maken met de institutionalisering van de islam als godsdienst. Deze werd vooral zichtbaar in de stichting van moskeeën en scholen vanaf het midden van de jaren tachtig.
.
Ook sociaaldemocraten raakten geobsedeerd door dit denken. De onderliggende sociale en economische oorzaken van de achterstanden van deze groepen raakten daardoor buiten beeld. Het gaf tevens voeding aan de criticasters van immigratie, die vonden dat allochtonen werden voorgetrokken en het ‘eigen volk’ in de kou bleef staan. Dan ging het niet alleen om de overlast die groepjes Marokkanen en andere immigranten veroorzaakten. Mensen voelden zich verwaarloosd en in de steek gelaten door de politiek.

De politiek heeft die signalen eenzijdig geïnterpreteerd. Het debat sinds de jaren negentig heeft zich namelijk toegespitst op culturele thema’s met een hoog symbolisch gehalte: hoofddoekjes, boerka’s, dubbele paspoorten, en de rol van migrantenorganisaties. Die symboolpolitiek verhult echter, dat de problemen waarmee allochtonen en autochtonen kampen – en hun achterstanden – vaak het gevolg zijn van hun sociale en economische positie.

Onveiligheid, criminaliteit en onderklassenvorming komt zeker niet alleen voor onder migranten met te weinig diploma’s op zak. Integratie zou zich dus net zozeer moeten richten op het verbeteren van de positie van laagopgeleide autochtonen, of die nu in Rotterdam, Den Bosch, Koggeland, Limburg of Friesland wonen. Vandaar dat Pim Fortuyn een snaar raakte met zijn ‘verweesde samenleving’, een waarschuwing die ook de PVV geen windeieren legt. Deze populisten laten echter na – en dat geldt zeker voor het recente boek van Martin Bosma – om hieruit de consequentie te trekken dat de analyse in termen van etniciteit tekortschiet. Zij worden verblind door de etnische obsessie.

Een terugkeer naar het begrip ‘klasse’ of eventueel ‘sociaal milieu’ mag een stap terug in de tijd lijken, maar onderzoek naar armoede en het ontstaan van een onderklasse laat zien dat de positie van ouders en grootouders veel meer verklaart dan etniciteit, cultuur of religie. Zo presteren de meeste moslims in de Verenigde Staten of de Indiërs in Engeland maatschappelijk beter dan de gemiddelde inwoner van die landen. Anders dan de moslims in Nederland komen zij namelijk uit de hogere middenklasse in hun land van herkomst. Net als trouwens het overgrote deel van Nederlandse kinderen met laagopgeleide ouders niet verder komt dan het VMBO.

Wanneer het figuren als Martin Bosma, en met hem de PVV, ernst is met hun idee in de socialistische voetsporen van Jacques de Kadt en Willem Drees te treden, dienen zij om te beginnen het denken in etnische en religieuze vakjes op te geven. Gezien hun obsessie met de islam is dit echter niet waarschijnlijk. Die fixatie geldt echter niet alleen de populisten, ook de PvdA is ver van haar oorsprong weggedreven en verstrikt geraakt in de etnische (en nationalistische) fuik. Dat bleek met name uit de omstreden integratienota Verdeeld verleden, gedeelde toekomst, vastgesteld op het partijcongres van 14 maart 2009.

Wil de partij haar historische achterban terugwinnen en tegelijkertijd immigranten en hun nazaten aan zich binden, dan zal zij zich om te beginnen moeten distantiëren van het denken in termen van etnische culturen. Klasse is de gemene deler van veel maatschappelijke problemen, dus dient de dreigende tweedeling bij die wortel te worden aangepakt. Het is daarom interessant dat beoogd minister van Binnenlandse Zaken (en Integratie), de CDA’er Donner, op vrijdag 8 oktober jongsleden in het NOS-journaal verklaarde dat “integratie voor het overgrote gedeelte ook betrekking heeft op Nederlanders”. Het valt te hopen dat Donner samen met zijn partijgenoot Gerd Leers, de nieuwe minister van Immigratie en Asiel, die wijsheid ook in de praktijk brengt.

[Leo Lucassen en Wim Willems bezetten samen de leerstoel Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden/ Campus Den Haag. Een bewerking van deze tekst verscheen eerder in NRC Handelsblad. Deze tekst is met toestemming van Leo Lucassen op Republiek Allochtonië geplaatst op 29 november 2010, en overgenomen door deze blogspot.]

 

Waar onze gedachten vandaan komen

De filosofie als gidsFilosofie, dat drukt het Griekse woord uit, is een passie. Vanouds is ze ook in West en Oost verbonden met een way of life. Ze gidst je door het bestaan heen. Schrijfster Sophie van der Stap gaat met Jan Bor in gesprek over de betekenis van filosofie als gids, naar aanleiding van het verschijnen van diens Een (nieuwe) geschiedenis van de filosofie. Kenner van de Chinese wijsbegeerte Karel van der Leeuw en kenner van de Indiase wijsbegeerte Bruno Nagel zullen aan het gesprek deelnemen.

Waar: Spui25, Amsterdam
Wanneer: maandag 29 november 2010, aanvang 16.00 uur
Toegang gratis. Reserveren via http://www.spui25.nl/

Wereldverbeteraars!

Tentoonstelling rond 75 jaar IISG

Het Internationaal Institituut voor Sociale Geschiedenis ontstond in de roerige jaren dertig toen, na de machtsgreep van Hitler, veel documenten en archieven van oppositionele bewegingen verloren dreigden te gaan. Belangrijke archieven die in de beginjaren in veiligheid werden gebracht in Amsterdam zijn: het archief van de Duitse socialistische beweging (met de manuscripten van Marx en Engels), de door Stalin bedreigde archieven van revolutionairen en de door Franco bedreigde Spaanse vakbondsarchieven.

Na WOII bleef het IISG succesvol verzamelen. Behalve Nederlandse emancipatorische bewegingen als Provo en internationaal opererende bewegingen als Greenpeace en Amnesty International, vonden bedreigde archieven van organisaties en personen uit landen als Turkije, Iran, Birma en Indonesië een veilig onderdak bij het Instituut.

Een selectie van de unieke documenten die de afgelopen 75 jaar door het IISG in Amsterdam zijn samengebracht, zal deze herfst voor een groot publiek tentoon worden gesteld bij Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. In vijf thema’s, te weten: West Europa, Oost Europa, Nabije en Midden Oosten, Zuid en Zuidoost Azië en Globalisatie, wordt de boeiende verzamelhistorie weergegeven van één van ‘s werelds oudste en grootste instituten op het gebied van de sociale geschiedenis.

Wereldverbeteraars zijn van alle tijden en van alle gezindten. Het IISG wil historisch onderzoek naar hun wereld in al zijn aspecten stimuleren en mogelijk maken.

Data:
29 oktober 2010 – 30 januari 2011
Dinsdag t/m vrijdag: 10.00 – 17.00 uur
Zaterdag, zondag en op feestdagen: 13.00–17.00 uur
Gesloten op eerste kerstdag en nieuwjaarsdag
Locatie: Gebouw Bijzondere Collecties UvA
Oude Turfmarkt 129
1012 GC Amsterdam

Adieu aan de Nikkers, Koelies en Makambas

Prikkelend pleidooi om zwartwitdenken tegen te gaan in wetenschap, politiek en media

Met Adieu aan de Nikkers, Koelies en Makambas schreef sociaal-cultureel antropoloog, ontwikkelingssocioloog en wetenschapper dr Francio Guadeloupe een prikkelend essay over de stelling dat mensen niet blank, bruin of zwart zijn, maar tijdens hun leven blank, bruin of zwart worden gemaakt. Dit impliciete of expliciete rasdenken in de Nederlandse Caribistiek moet hoognodig veranderen.

Guadeloupe maakt in zijn essay duidelijk dat de Caraïbistiek, en in breder verband de Nederlandse politiek, de media en de maatschappij, haar terminologie hoognodig moet de-racialiseren. Zoals dr Karin Willems in het voorwoord van deze uitgave zegt: ‘Guadeloupe legt bloot dat we een loodzware last delen van een koloniaal verleden met haar raciale categorisering en rangschikking. Dit raciale denken komt tot uiting in pseudowetenschappelijke termen als Hindoestaan, Creool, blank. Guadeloupe stelt zich dan ook tot doel het radicaal ‘ontdenken’ van deze concepten.’

 

Denk niet zwart of wit

De boodschap die Guadeloupe wil uitdragen is dan ook dat we met zijn allen rasdenken in taal tegen zouden moeten gaan. Want dan komt er ruimte om mensen als individu te zien in plaats van een categorie. ‘Mijn intentie is mensen bewust te maken van hoe wij denken en spreken en hoe wij in de taal van bepaalde vooroordelen gebruikmaken. Dat iemand bruin is, of zwart of blank. Als je je dat realiseert, kun je niet-raciaal gaan leren denken. Dit essay is een eerste stap om het zwart of wit denken uit onze discours te weren en zo opnieuw te leren kijken naar de mens als individu.’

Dit boek is de weergave van de lezing die Guadeloupe gaf in het kader van de tweede Rudolf van Lier Lezing georganiseerd door de Werkgroep Caraïbische letteren in Leiden. Van Lier was van 1949 tot 1980 buitengewoon hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden in de sociologie en cultuurkunde van Suriname, de Nederlandse Antillen en het Caribisch gebied.

Dr Francio Guadeloupe (1971) is onderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en extraordinary research fellow aan de Universiteit van St. Maarten. Een belangrijk thema in zijn werk is de manier waarop het koloniaal verleden en de dynamiek van het kapitalisme invloed uitoefenen op nationale identificaties, multiculturalisme, mediaberichtgeving over etniciteit en religieuze bewegingen. Hij beschrijft zijn bevindingen in publicaties over sociaaleconomische processen in Nederland, Brazilië, Aruba, Saba en St. Maarten. Eerder schreef hij onder meer Chanting Down the New Jerusalem – Calypso, Christianity, and Capitalism in the Caribbean, in 2009 gepubliceerd bij University of California Press en Zo zijn onze manieren, visies op multiculturaliteit in Nederland (2007)

Boekinformatie
Adieu aan de Nikkers, Koelies en Makambas. Een pleidooi voor de deconstructie van het rasdenken in de Nederlandse Caraibistiek
Auteur: Francio Guadeloupe
Met een voorwoord van dr Karin Willemse
Uitgever: Totemboek, www.totemboek.nl
ISBN 978 90 77557 761
Nur 741
Aantal pagina’s: 46
Prijs: € 7,00

Geschokte reacties op dood Cynthia Ringeling

Achtergestelde schoolkinderen zoveel mogelijk stimuleren om zich verder te ontwikkelen. Dat was de passie van orthopedagoog Cynthia Ringeling. Ze kwam op 27 juni j.l. in Nederland op tragische wijze om het leven.

Ringeling richtte het programma Leri for Life op, dat in Suriname op verschillende plaatsen wordt uitgevoerd. Lilian Callender, onderwijskundige en directeur van de hogeschool INHOLLAND, kende Ringeling goed: “Ik ben diep geschokt”, zegt ze.

Onderwijsmens
Callender kent Ringeling als een ‘intellectueel, ondernemend en gedreven’ mens. Ze was een onderwijsmens in hart en nieren en had een grote liefde voor Suriname en voor kinderen in een achterstandssituatie. Ze ontwikkelde het programma Leri for Life om kinderen met voorschoolse activiteiten mee te krijgen in het onderwijs.

Hoewel Ringeling al op 4-jarige leeftijd naar Nederland kwam, bleef ze zeer betrokken bij Suriname. Ze woonde voor promotie-onderzoek een tijdje in Suriname. “Ze heeft het daar niet altijd even gemakkelijk gehad”, zegt Callender. “Het is moeilijk om voet aan de grond te krijgen, maar door haar gedrevenheid en ondernemende geest heeft ze zich er doorheen geslagen.”

De resultaten van Ringeling waren zo goed, dat Suriname niet meer om haar heen kon. Naast Leri for Life, dat in twaalf dorpen wordt aangeboden, ontwikkelde ze ook een programma voor eerste klassers in de volksbuurten van Paramaribo. Het aantal zittenblijvers daalde snel.
Dr. Ringeling – tweede van links – op bezoek in Akelakondre

In juli zou Ringeling weer naar Suriname gaan voor een training. Maar voor ze kon afreizen werd ze door haar ex-partner om het leven gebracht. Hij is gearresteerd. Cynthia Ringeling werd 51 jaar en laat twee kinderen achter. Ze is in Amsterdam begraven, maar Leri for Life organiseert in Paramaribo ook een dankdienst.

[overgenomen van Radio Nederland Wereldomroep]

Vrouwen over de Curaçaose man

De Curaçaose man is aantrekkelijk, charmant, sexy, daar zijn de kenners het wel over eens. Maar als het om zijn gezin en zijn echtgenote gaat, geeft hij dikwijls niet thuis. Hij is er eigenlijk overwegend niet. Hoe dat komt, daarover doen vele vrouwen van Curaçao in De Curaçaose man van Valdemar Marcha en Paul Verweel hun verhaal.

lees verder…

Tekst Van Lier lezing 2010

Francio Guadeloupe

Op 26 februari jl. organiseerde De Werkgroep Caraïbische Letteren de 2e Van Lier Lezing. Deze vond plaats in het Lipsiusgebouw van de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Leiden. De lezing werd gehouden door Francio Guadeloupe, docent bij de afdeling Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies (CAOS) van de Radbouw Universiteit Nijmegen en onderzoeker bij de Amsterdam School for Social Scientific Research (ASSR) van de Universiteit van Amsterdam. Zijn lezing kreeg als titel mee ‘Adieu aan koelies, nikkers en makambas: raciaal denken binnen de antropologie van de Caraïben’. Aspha Bijnaar, onderzoeker bij het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee) in Amsterdam, trad op als referent. Een boeiende discussie met de zaal volgde.
Lees verder over Rudolf van Lier….

Adieu aan Koelies, Nikkers en Makambas: de deconstructie van raciaal denken binnen de antropologie van de Cariben

Francio Guadeloupe

Francio Guadeloupe

Introductie
Antropologen worden meestal gedreven door één vraag. Hun hele oeuvre-boeken, artikelen, essays, publieke optredens, kunstwerken en colleges-is vaak te reduceren tot het beantwoorden van die ene vraag. Dit is mijn vraag: hoe kunnen we in ons schrijven en onze wetenschapsuitoefening het rasdenken overstijgen. Om het concreter te formuleren: Hoe kunnen we als 21ste-eeuwse antropologen die zich bezighouden met het Caribische gebied ons ontdoen van de racistische termen nikkers, koelies en makambas die verbloemd worden door de raciaal ingekleurde concepten creolen, Hindoestanen, en blanken?

Een dergelijke redenering zal voor sommigen vreemd klinken. Ik hoor de tegengeluiden al: Creolen en Hindoestanen zijn toch neutrale wetenschappelijke concepten sinds het in 1949 verschenen “Samenleving in een grensgebied”! De in Suriname geboren socioloog Rudolf van Lier, de auteur van dat standaardwerk, was zeer zeker niet bezig met het institutionaliseren van raciaal denken in de sociale wetenschappen toen hij deze concepten populariseerde in de Nederlandse Caribistiek. Hij beschreef alleen de werkelijkheid van een plurale samenleving zoals Suriname. Velen zullen zich daarom afvragen waarom ik het scheldwoord koelie gelijk stel met het concept Hindoestaan, makamba met blanke, of nikker met creool. De eerste termen, zo zullen zij zeggen, zijn immers respectloze aanduidingen voor mensen die feitelijk hindoe, creool, en blank zijn. De één heeft intrinsiek niks met de andere te maken. Dat begreep van Lier en dat zouden “21ste-eeuwse antropologen’ zoals ik ook moeten begrijpen!

Feitelijk en intrinsiek vervullen hier magisch werk. Zij verwijzen naar een bovenmenselijke realiteit in het domein van intermenselijke relaties. Een bovenmenselijke realiteit waar zich zogenaamde objectieve waarheden bevinden die er zouden zijn, ook al hadden sceptische wetenschappers zoals ik er geen weet van. Elke reflectieve antropoloog snapt dat dit soort redenering pseudotheologisch van aard is: de Waarheid over zogenaamde natuurlijke verschillen tussen mensen, die feitelijk zwart, wit en bruin zijn, openbaart zich aan de uitverkoren wetenschapper zoals de God van het Oude Testament uitsluitend sprak tot een selecte groep profeten.

De kernregel van het hanteren van een seculiere houding binnen de antropologie, wat zoveel betekent dat we het altijd hebben over door de mens gemaakte afspraken ofte wel menselijke waarheden, heeft ervoor gezorgd dat iedereen die serieus genomen wenst te worden in dit vakgebied niet kan spreken over bovenmenselijke Waarheden in het domein van intermenselijke relaties. Dat mogen zij in hun vrije tijd doen. Het gaat erom dat wij steeds menselijke waarheden, ofte wel intermenselijke afspraken, die gesteund worden door institutionele macht, kritisch bevragen. Het indelen van mensen in zwart, bruin en wit is zo’n menselijke waarheid/afspraak. Hierbij gaat het om afspraken die onder de loodzware druk van slavernij, racisme, contractarbeid en koloniale uitbuiting tot stand zijn gekomen. Raciale indelingen zijn symbolen van een historische ballast dat we nog steeds meedragen (en moeilijk vanaf kunnen komen). Als kritische wetenschappers moeten we ons continu de vraag stellen of deze waarheden/afspraken over wat we als belangrijke verschillen tussen mensen binnen de wetenschap aanmerken nog bruikbaar zijn? Doen ze meer kwaad dan goed? Bestaan er alternatieven?

Uit het bovenstaande kan gededuceerd worden dat er buiten ons etnisch classificatieschema geen Hindoestanen, creolen, of blanken bestaan. Met andere woorden deze zogenaamde feitelijke identiteiten zijn louter wetenschappelijke concepten van ons schema. Gesocialiseerde manieren van kijken en beoordelen binnen de wetenschap om de dynamiek van samenleven te beschrijven. Een kwestie van afspraken. Niks aan de hand! Toch wel. Doordat ons etnisch schema besmet is door rasdenken, zoals dat wordt gehanteerd in de alledaagse realiteit, zijn de termen koelie, nikker en makamba de racistische keerzijden van de raciaal ingekleurde concepten Hindoestaan, creool en blank. Wat is nou het verschil tussen de manier waarop de termen Hindoestaan, creool en blank worden gebruikt buiten de wetenschap en zoals ze worden gedefinieerd binnen de wetenschap? De dwingende culturele afspraak over wat we als verschil bestempelen is geracialiseerd buiten de wetenschap en sijpelt door binnen de wetenschap.

De oplossing die ik voorstel is daarom radicaal. Door adieu te zeggen aan nikkers, koelies en makambas in ons wetenschappelijk schrijven en denken, met andere woorden, door een resolute antiracistische houding, zullen we ook vaarwel moeten zeggen aan de reïficatie (essentialisering) van creolen, Hindoestanen en blanken. Deconstructie van racisme gaat hand in hand met het de-essentialiseren van wetenschappelijke concepten.

In dit essay zal ik aangeven hoe ik dit soort deconstructie van rasdenken hanteer binnen mijn eigen onderzoek en schrijven over sociale processen van in- en uitsluiting in het Koninkrijk der Nederlanden-Nederland, de Nederlandse Antillen, en Aruba.

De Kinderen van het Koninkrijk
Het is een warme zomerse dag. Een dag om eigenlijk aan het strand te zitten en af en toe verkoeling te zoeken in de zee. Maar als antropoloog ben ik aan het werk. Ik zit op het Sint Augustinus College. In een zaal vol met VMBO scholieren. De geschiedenisles gaat over de Eerste Wereldoorlog. Over de moord op Franz Ferdinand, de kroonprins van Oostenrijk, als aanzet tot de bloedige 20ste eeuw. De leraar, een knappe jonge man ergens tussen de 25 en 30 jaar, vertelt het verhaal meesterlijk. Het lijkt alsof hij daar zelf is geweest. Mij bekruipt het gevoel dat ook ik daar ben geweest. Eigenlijk dat ik me nu in Oud Europa bevind! Verleden en heden komen samen in een supra-empirisch heden, waarin de studenten, de leerkracht en ik een ervaring samen delen. Dat is nou de kunst van een meester verteller.

Ik, de buitenstaander, de onderzoeker, ben niet de enige die zich laat betoveren. Zijn studenten hangen aan zijn lippen. Vooral de meiden. Ze zijn verliefd op hem en zijn vertelkunst. De jongens zijn voornamelijk verliefd op zijn vertelkunst (ik zeg dit omdat ik geen homoseksualiteit in de groep heb kunnen bespeuren). De studenten kunnen niet wachten totdat hij wat meer vertelt. Maar hij heeft geen zin in een one-man show. Hij onderbreekt zijn verhaal om ons te vragen of wij ook een kroonprins hebben. Ja natuurlijk, Prins Willem-Alexander reageren de studenten enthousiast. Eén van de meiden vindt de kroonprins een lekker ding. Anderen vinden hem “cute” met zijn grote kop en sproetjes. Je hebt er ook een aantal die hem foeilelijk vinden. Ja, over smaak valt niet te twisten. Bij de jongens is er wel consensus: Prins Willem is niet echt cool, hij mag er wel zijn, maar Maxima is de bomb! Dat is nou hun kroonprinses.

Zo praten hedendaagse tieners nu eenmaal over het Koninklijk Huis als ze zich op hun gemak voelen. Dan gaat het er niet om of het koningshuis wel of niet afgeschaft moet worden. Het gaat er niet om hoeveel ze ons kosten. Het gaat ook niet om zware kost zoals principieel wel of niet kiezen voor een constitutionele monarchie. Het gaat om stijl. Hebben Prins Willem-Alexander en zijn echtgenoot Prinses Maxima stijl, wat zoveel betekent als dat zij zich mediageniek in de formats van commerciële TV en roddelblad in te passen zijn; dan hebben die de goedkeuring van de tieners. Al het andere is typisch Haagse en salonfähige praat. Boring om het in tienertaal te verwoorden.

Nu is deze casus niet echt opmerkelijk, zij het dat het Sint Augustinus College duizenden kilometers verwijderd is van Den Haag. Ja u raadt het al, ik zit in het Caribische gebied. Op het eiland Aruba. Eén van de eilanden die 60 jaar geleden nog een kolonie van Nederland was. De leerlingen en de leraar zijn voornamelijk licht en donkerbruin. Gebruikmakend van een raciaal ingekleurde bril zie ik sub-Sahara Afrika en Indiaans Amerika voor en na de komst van witte Europeanen. Ik zie ook China, India en wit Europa. En ik zie alle mengvormen van de aangeleerde raciale indeling van de mensheid. Hoe moet ik dit tafereel van het doceren van geschiedenis en praatjes over de kroonprins in deze streek van het Koninkrijk der Nederlanden analyseren en interpreteren zonder te vervallen in rasdenken? Hoe moet ik dit opschrijven in mijn relaas? Als antropoloog ga ik te rade bij andere antropologen, sociaal wetenschappers en publieke intellectuelen, die over de Caribische delen van het Koninkrijk schrijven.

Dominante interpretatieschema’s
Het lijkt mij dat er twee dominante sterk op elkaar lijkende schema’s met hun aanhangers bestaan binnen het losse circuit van sociaal wetenschappers/intellectuelen die zich bezighouden met het Koninkrijk. Zij zijn vaak look-a-likes van twee gecanoniseerde denkers, de Martinicaanse psychiater Frantz Fanon en de Nederlandse antropoloog Harry Hoetink, die het beiden op hun eigen manier hadden over de psychosociale minderwaardigheidscomplexen van de gekoloniseerden. De gekoloniseerden willen wit zijn; ze kijken op naar de witte cultuur. Dit is nog steeds de boodschap van vele Fanon en Hoetink look-a-likes.

Ik verkies de Engelse term look-a-like (similar though not the same) in plaats van de Nederlandse term “aanhangers”, omdat ik wil aangeven dat we te maken hebben met mimesis, een proces dat de mens als deel van het dierenrijk heeft geperfectioneerd.

Nature creates similarities. One need only think of mimicry. The highest capacity for producing similarities, however, is man’s. His gift of seeing resemblances is nothing other than a rudiment of the powerful compulsion in former times to become and behave like something else. Perhaps there is none of his higher functions in which his mimetic faculty does not play a decisive role. (Walter Benjamin, “On the Mimetic Faculty” 1933, quoted in Taussig 1993, p. 19)

Wat deze quote van Benjamin aangeeft is dat het proces van leren en innoveren begint met het nabootsen van de wijdere natuur en van andere mensen. Doordat we allemaal andere doelen hebben, in andere contexten opereren, en een ander startpunt hebben, begint mimesis altijd met alteriteit (verschil) en veroorzaakt het altijd alteriteit (m.a.w. er zijn en zullen altijd verschillen zijn en blijven ontstaan tussen degene die nabootst en wat hij of zij nabootst. Alteriteit is de wetenschappelijk term voor dit proces). Deze kijk op het leven, en menselijk handelen, kan ook toegepast worden op de Fanon en Hoetink look-a-likes.

Zij beginnen als bewonderaars van Fanon en Hoetink die zij op intellectueel vlak na proberen te bootsen. Zij doen alsof zij de mantel dragen van deze denkers. Hun autoriteit als intellectueel is gebaseerd op het impliciet of expliciet in de mond nemen van de inzichten van deze gerenommeerde denkers (en hun geestverwanten) bij het analyseren van sociale processen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Doch zoals ik al aangaf gaat mimesis altijd gepaard met alteriteit. Aangezien zij in een andere tijd en context opereren, en andere doelen hebben, kunnen zij niet anders dan selectief en innovatief zijn als ze een appèl doen op Fanons “Zwarte Huid, Blanke Maskers” (1952) of Hoetinks “Gespleten Samenleving in het Caribische gebied” (1962).

Als buitenstaander valt het op hoeveel energie de Fanon en Hoetink look-a-likes besteden aan het elkaar bestempelen als niet-kenner. Tenslotte kan er maar één de mantel van Fanon of Hoetink dragen! Ook valt het op om het gechargeerd te stellen hoezeer sommigen van hen elkaars helden in twijfel trekken (velen kunnen beide denkers waarderen al geven ze de voorkeur aan één van hen). Geheel in stijl komt raciaal denken te voorschijn in hun wederzijdse verwijten. Dit vooral gezien het feit dat onder Nederlandse Caribisten Fanon veel zwarte en bruine aanhang geniet en Hoetink vaker een held is voor witte wetenschappers. Van zwarte Fanonianen hoor je zulk soort uitspraken als, “jij bent een witte denker, wat weet jij er nou van! De ervaring van een wit lichaam is anders dan die van een zwart lichaam.” Witte Hoetink fans gebruiken dit soort denigrerende taal als “geef nou toe dat zwarten een minderwaardigheidscomplex hebben. Ik begrijp dat er veel emotionele betrokkenheid bij komt kijken als nazaat van Hindoe contractarbeiders, maar we moeten wel wetenschappelijk blijven!” En ga zo maar door.

Ondanks de voortdurende strijd en het spectrum van verschillen vallen er wel wat algemeenheden en gemeenschappelijkheden te bespeuren. Tenslotte, je kunt pas vijanden zijn als je bepaalde waarheden deelt. Ik baseer dit filosofische axioma op observaties en gespreken die ik heb gehad met een aantal van hen over casussen zoals dat van de zojuist beschreven scène bij het Sint Augustinus College en Arubaanse en Antilliaanse Nederlanders woonachtig in Nederland die zonder blikken en blozen hun Nederlanderschap accepteren. Vele Fanon en Hoetink look-a-likes hebben het beiden over vervreemding, false consciousness, maar geven hier een andere draai aan.

De Fanonianen in de wereld van de Caribistiek-zoals al is aangegeven hebben zij vaker een donkere huidskleur-wijten deze vervreemding aan de bewuste manipulatie van de kolonisator Nederland. Ja, ondanks het feit dat zij veelal in Nederland wonen en werken, en belangrijke maatschappelijke functies bekleden, zien zij Nederland nog steeds als een koloniale mogendheid. Het Statuut van 1954 doet er niet toe. Zo ook niet alle hervormingen sinds de opstand van 1969 op Curaçao of Aruba’s status aparte verkregen in 1986. Het is allemaal volksverlakkerij. Nederland is en blijft een schurk. Een land dat voor het merendeel wordt bevolkt door racisten; xenofoben die van Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders allochtonen maakt. Typisch blank (lees makamba gedrag). Deze onomstotelijke feiten, zeggen Fanon look-a-likes, moeten Arubaanse kinderen en die zwarte-huid-blanke-masker leerkracht die ik meemaakte, inzien. Ze moeten begrijpen dat ze Creolen, Hindoestanen, Javanen of Indianen zijn. Hun raiz/rutu/roots zijn Afrikaans, Aziatisch of Amerikaansindiaans. Dat er wat blank bloed door hun aderen stroomt heeft te maken met de geile slavenmeesters. Het maakt hen niet Nederlands. Hun Nederlanderschap betreft uitsluitend hun paspoort. Al het andere is fake of een tragedie van het kolonialisme. De oplossing voor de Creolen is zwart bewustzijn. Voor de Hindoestanen bruin bewustzijn. Voor de Indianen rood bewustzijn. En ga zo maar door. Een bewustzijn dat zowel een ideologische als een materiële component bevat. Op zijn Amerikaans zou men zeggen Black Power en Black Economic Empowerment. Als dat niet op een vredige manier lukt omdat de witte instituties in de weg staan, dan zal er helaas geweld aan te pas moeten komen. Van Zwarte Huid Blanke Maskers naar de Verworpenen der Aarde (Fanons boek geschreven tijdens zijn carrière als ideoloog in de bevrijdingsoorlog van Algerije)! Later in mijn relaas zal ik aangeven dat hoewel dit allemaal heel Fanoniaans klinkt, het eigenlijk een vervorming is van Fanons filosofie.

Vele Hoetink look-a-likes vinden het ook problematisch, zo niet pathologisch, dat Arubanen en Antillianen zich Nederlander in hart en nieren voelen. Als het niet gaat om het pragmatisch economisch en politiek belang van het hebben van een Nederlands passpoort (je kan overal naar toe reizen), dan word ik door hen geadviseerd om te gaan werken met Hoetinks concept van het somatisch normbeeld.

Onder het somatisch normbeeld van een groep verstaan wij het geheel van die somatische kenmerken, die door de leden van die groep als norm en ideaal worden aanvaard. Als norm, omdat de esthetische waardering der somatische kenmerken van een individu naar dit somatische normbeeld worden afgemeten; als ideaal omdat een individu vrijwel nooit de verpersoonlijking van het somatisch normbeeld van zijn groep is. (Hoetink 1962, p. 202)

Het is simpel. Fenotypische verschillen zijn door de natuur ingegeven. En voor Hoetink en zijn look-a-likes heb je nou eenmaal zwarte, witte, en bruine mensen. Je hebt nu eenmaal creolen, blanken en Hindoestanen. Zoals een oma die ik op een metrostation in Amsterdam sprak het verwoordde, “Onze lieve heer heeft het zo gewild.”

De Hoetink look-a-likes hebben het natuurlijk niet over onze lieve heer. Zij spreken van biologische en culturele evolutie (ofte wel wat Hoetink “milieu factoren” in de breedste zin van het woord noemde). Nature en nurture. Het laatste is sociologisch steno voor processen van enculturatie waarin jonge leden van een etnische groep hun cultuur en soortgenoten leren waarderen.

Hierop voortbordurend beargumenteren de Hoetink look-a-likes dat het logisch is dat bij volwassenheid elke vertegenwoordiger van een etnische groep zijn of haar soortgenoten als ideale sekspartner prefereert (uitzonderingen daargelaten). Creolen horen creolen geweldig te vinden, net zoals blanken een voorkeur dienen te ontwikkelen voor blanken.

Het gaat hier om het kernwoord ontwikkelen. Door kolonialisme en westerse overheersing in gesegmenteerde Caribische samenlevingen (lees multiraciale samenlevingen) hebben sommige groepen een minderwaardigheidscomplex. Het gaat om zwarten en bruinen. Hun ontwikkeling is verstoord. Zij willen graag blanken zijn (Hoetink, 1962, 208). Een uiting van deze pathologie is de term en praktijk van drecha bo color, wat zoveel betekent als je kleur/etniciteit dient te verbeteren door blankere sekspartners (en idealiter een blanke) aan de haak te slaan. Dit is het bindmiddel van deze samenlevingen. Bruine en zwarte elites baseren hun autoriteit op hun culturele witheid en velen verlangen er stiekem naar om wit te zijn.

De oplossing voor zulke scheve verhoudingen en structurele pathologie is niet zo simpel volgens de Hoetink look-a-likes. Hun idool volgend beargumenteren zij dat je in een gekoloniseerde samenleving altijd groepen zal behouden met een minderwaardigheidscomplex zolang witheid de norm blijft. We moeten somber zijn. Er kan wat verbetering plaatsvinden, maar radicale verandering zou betekenen dat witten en de witte norm in die samenlevingen volledig moeten verdwijnen (Hoetink 1962, p. 186). En zelfs dan heb je nog de mogelijkheid dat een tussengroep zoals de mulatten of mestiezen de plek van witheid innemen. Wat ik bij het Sint Augustinus college meemaakte was een voorbeeld van de bestendiging van het somatisch normbeeld waar Hoetink het over had. Zwarten en bruinen die graag tot de witte wereld willen behoren. “Hun” kroonprins Willem-Alexander en Prinses Maxima!

Hoe Verder?
Als ik de strategie van de Fanon en Hoetink look-a-likes volg dan ruil ik de warmte, het plezier en het gevoel van eigenwaarde dat ik onder de leerkracht en de scholieren zag in voor een kille analyse waarbij zij verworden tot vervreemde wezens. Mensen met een minderwaardigheidscomplex. Er zou sprake zijn van structurele pathologie. De oplossing is culturele eliminatie van de witte norm en in het ergste geval fysiek geweld. Hoe moet ik verder als ik niet deze Fanon of Hoetink route wens te volgen?

Wat ik op het Sint Augustinus College meemaakte kwam mij niet als pathologisch over. Tijdens die geschiedenisles dacht ik niet één keer aan Fanon of Hoetink. Ik vond de docent deskundig en de studenten leergierig en leuk. Hij was effectief en zijn studenten haalden goede cijfers. Ja, hij had Nederland lief, maar hij was zeker niet vervreemd.

Ik heb momenten meegemaakt waarop hij kritisch was op het impliciete racisme dat hij als student in Nederland meemaakte. Op Aruba had hij ook al racisme meegemaakt, maar hij kon zulke “primitieve mensen,” zoals hij discriminerende witte Arubanen noemde, van repliek dienen. Hij was geboren op Aruba en zijn ouders hadden bijgedragen aan de welvaart van het eiland. In Nederland werd hij bestempeld als allochtoon ook al was hij geboren Nederlander.

Desondanks had hij vele witte Nederlandse vrienden. Vooral vriendinnen. Ja, die waren geweldig. Hij hield van blond, maar ook van “melkchocolade,” en “koffiebonen.” Zeg maar van alles. Een absolute afknapper was een vrouw met een platte kont. Ami no gusta hende muhe ku tjan tjan plat. Dat kon echt niet. Daarnaast voelde hij zich niet aangetrokken tot vrouwen die te zwart (pretu scur dof) of te blank (lechi) zijn. Ondanks de mooie Nederlandse vrouwen en ondanks alle aanbiedingen om als docent aan de slag te gaan was hij teruggekomen op Aruba om voor zijn mensen te zorgen.

Deze contextuele affiniteit met Nederland, het benadrukken van gemeenschappelijk Nederlanderschap op bepaalde tijden en in bepaalde contexten, pasten binnen andere participatieve observaties die ik eerder had gedaan in Nederland en op andere Caribische eilanden. Laat mij maar een aantal voorbeelden geven. Vele bewoners op het eiland Sint Maarten waren apentrots over de verrichtingen van hun Oranje tijdens het WK. “We Dutch too.” Het was stof om over te praten met de vele toeristen die op hun eiland vertoefden. Ze waren voor Brazilië, Argentinië, the Soca Warriors (Trinidad & Tobago) en Oranje. En als ze echt moesten kiezen? Dat was een oneigenlijke vraag waarop je oneigenlijke antwoorden kreeg. De context, tijd en doel, bepaalden het antwoord. Soms Oranje, soms Brazilië.

Op Curaçao maakte ik iets soortgelijks mee. Veelal dezelfde mensen die kritisch en wantrouwend waren ten opzichte van Nederland vertelden op andere momenten hoe diep geschokt en bedroefd zij waren over de gepoogde aanslag op de Koninklijke familie. Aki na Korsou esaki nunka lo sosode, pasombra nos stima la Reina, hier op het eiland zou dit nooit gebeuren; wij houden van de Koningin. Om aan te geven dat Curaçao werkelijk koningsgezind is, vertelden ze dat zich onder de slachtoffers en potentiële slachtoffers van de aanslag koningsgezinde Curaçaoenaren bevonden.

Ook in Nederland kom ik regelmatig gevallen tegen waarin Nederlanders van Caribische komaf hun Nederlanderschap voorop stellen. Eén van de meest memorabele was een failliete horeca ondernemer, een Nederlander van Surinaamse afkomst woonachtig in Eindhoven die vertelde dat hij bij het Arbeidsbureau weigerde geholpen te worden door een intercedent (medewerker die bemiddelt tussen klant en werkgever) van Marokkaanse afkomst, omdat hij had opgemerkt dat er een praktijk was om zogenaamde allochtone werkzoekenden te koppelen aan allochtone medewerkers.

Ik zei tegen haar ‘meisje ik heb niks tegen jou, maar ik ben geen allochtoon.’ Je moet ze “meisje” noemen want soms zijn ze te brutaal. Ai. Ik zei ‘Meisje je moet je niet laten gebruiken. Zeg maar tegen die hoge heren dat je graag ook met Hollandse cliënten wil werken.’ Francio het moet maar eens ophouden! Ik ben geen allochtoon. Deze mensen moeten ophouden met hun nonsens. In mijn paspoort staat geboren in Eindhoven [interessant is dat hij pas op zijn vierde naar Nederland kwam. Maar dat doet er niet toe].

Dit optreden zorgde voor nogal wat commotie. Hij werd beschuldigd van discriminatie. Hij weigerde geholpen te worden en vroeg om met haar leidinggevende te mogen praten. Nogal gecharmeerd door zijn woordenschat en argumentatie kreeg hij alsnog een witte intercedent. Op andere momenten, vooral in het bijzijn van andere Surinaamse Nederlanders, was deze “geboren” Eindhovenaar, Surinamer en trots daarop. Dan kon hij schelden op, en grapjes maken over, de witte Nederlanders.

Tegen de intellectuele kudde in
Het zou te makkelijk zijn om deze observaties te analyseren als een vorm van opportunisme of het spelen van een rol. Zoiets als: “Ze zeggen het wel, maar hun Nederlanderschap is gewoon gespeeld. Kijk naar die Surinaamse man. Diep van binnen voelt hij zich Surinaams. De echte identiteit van Caribische Nederlanders is creools of Hindoestaans of mesties of Javaans, etc. Nu pas beginnen ze zich Nederlander te voelen, en dan met name de jongste generatie. Let wel, Nederlander met een verschil.” Zo ontkom ik aan het gepsychologiseer van de Fanon en Hoetink look-a-likes, maar blijf wel vastzitten in het rasdenken. Hun essentie is creool, hindoestaan, etc.

Om dezelfde reden zou het onverstandig zijn om deze zienswijze te combineren met de Hoetink en/of Fanon geïnspireerde theorieën van vervreemding. Zoiets als: “Dat de docent van het Augustinus College genoot van o.a. blond geeft aan dat hij een gespleten somatisch normbeeld heeft. Hij heeft geleerd om zijn zwart-zijn te accepteren, maar zeer waarschijnlijk zou een Fanoniaanse psychoanalytische sessie uitwijzen dat ondanks zijn liefde voor alle vrouwen, zijn ideaal wit is. Zijn acceptatie is gewoon oppervlakkig anders zou hij nooit zo’n geschiedenisles kunnen verzorgen.” Dus misschien speelt jouw Surinaamse informant en is hij trots op zijn Surinaamsheid, maar hoe diep is het?

Hoewel ik deze argumenten en analytische keuzes kan begrijpen, bestendigen zij zoals ik al aangaf ongewild (en misschien zelfs gewild) het essentialistisch etnisch denken. Ze houden raciaal denken in stand. Om die reden ga ik bewust tegen de intellectuele kudde in. Hoewel ook ik Hoetinks en Fanons oeuvre respecteer, moeten we voorzichtig zijn met het aannemen van theoretische concepten en explicaties die ontstaan zijn in een andere historische context. We moeten voorzichtig zijn met wat we in huis halen bij het analyseren en schrijven over sociale processen binnen het Koninkrijk.

Neem bijvoorbeeld Hoetinks somatisch normbeeld. Op zich is dit een logisch concept ontstaan vanuit zijn veldwerk in de Cariben. Het probleem hierbij is niet per se het concept, zoals Raymond T. Smith al begin jaren 1990 aangaf, maar de raciale aannames waarmee Hoetink naar de Caribische samenlevingen keek en hierdoor mogelijk verkeerde conclusies trok. Hoetinks invulling van het somatisch normbeeld neemt voor lief dat de pseudo-scientistische raciale categorieën waarmee wij gesocialiseerd zijn om mensen in te delen, een natuurlijk gegeven zijn. De ideale somatische normbeelden waarmee hij impliciet werkt, lijken heel sterk op de 19de-eeuwse rassenindeling. Er zijn witten, zwarten en bruinen. Het is door de natuur gegeven.

Like the people he is writing about, he believes that those physical differences are self-evident and much more significant than differences in stature, head shape, eye color, and hair color within any supposed racial group (Smith 1992, p. 263).

Vele Fanon look-a-likes die voor black en brown power staan zijn eigenlijk heel on-Fanons. Zij lijken meer op Hoetink in dat zij ook van de scientistische raciale categorieën uitgaan en strijden opdat die gelijke waardering krijgen. Zij vergeten de conclusies van Fanon. Voor hem waren zwart en bruin constructies net zoals witheid. Waar het om draaide was al deze categorieën te deconstrueren.

I have no wish to be the victim of the Fraud of a black world…There is no white world, there is no white ethic, any more than there is white intelligence. There are in every part of the world men that search…The Negro is not. Any more than the white man. Both must turn their backs on the inhuman voices which were those of their respective ancestors in order that authentic communication be possible…Superiority? Inferiority? Why not the quite simple attempt to touch the other, to explain the other to myself? Was my freedom not given to me then in order to build the world of the You?… I want the world to recognize, with me, the open door of every consciousness (2008, Pp. 180-181).

The world of the You (waar respect heerst voor de veranderlijke individualiteit van ieder), de ideale wereld waarin individuen en groepen niet worden geëssentialiseerd, was volgens theoretici zoals Judith Butler (2008) en Paul Gilroy (2000) Fanons ultieme hoop. Hij baseerde dit op de universele kwetsbaarheid en creativiteit van alle mensen. Hij ging alleen maar over tot het promoten van geweld tegen de koloniale onderdrukkers toen bleek dat dit niet op een vreedzame manier in een gekoloniseerde wereld zou kunnen geschieden. Zelfs toen bleef hij geloven in zijn droom van the world of the You en hoopte hij dat fysiek geweld niet noodzakelijk zou zijn. En als het noodzakelijk was, dat het zou leiden tot wederzijds respect door het inzicht van wederzijds verlies. Daarom kunnen we lezen in zijn antikoloniale manifest De Verworpenen der Aarde dat de bewoners van Europa ook deel uitmaakten van zijn ideale wereld.

Hoe gaan wij verder?
Wij, intellectuelen en wetenschappers, die leven in een tijd na politiek kolonialisme, na het Statuut, moeten Fanons droom durven dromen. We moeten ook Hoetinks inzichten durven revolutionaliseren opdat zij hun residu van racialisering kwijtraken. Dit betekent concreet een “reinvention” van de Nederlandse Caribistiek.

Ondanks alle populistische tegenkrachten die Caribisten willen overhalen om in de 21ste eeuw in de categorieën van zwart-wit-bruin, nikker-makamba-koelie, te blijven denken en analyseren. Ondanks wetenschappelijke gewoonten om creolen-hindoestanen-blanken als identiteiten te essentialiseren (ook op conceptueel niveau). Ondanks de zotheid op realisme dat vele Caribisten verdedigen met argumenten zoals “de mensen die wij beschrijven gebruiken deze categorieën dus wij moeten het ook zo rapporteren.” Ondanks dit alles wil ik mijn mede Caribisten oproepen antiracistisch naar ons heden te leren kijken.

Als ik me beperk tot het Nederlandse deel van ons Koninkrijk dan wordt duidelijk dat onze tijd er één is waarin veelkleurig Nederlanderschap elke dag wordt genormaliseerd door geroemde TV series zoals Spangas. De meest succesvolle Nederlandse voetballer aller tijden de naam Clarence Seedorf (geboren in Suriname) draagt. De lingua franca van jong urbaan Nederland straattaal is vol met Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse woorden en uitdrukkingen. Het populaire theaterstuk over Prins Claus gedirigeerd en geschreven is door de op Curaçao geboren politicus John Leerdam. Bekende Nederlanders zoals Chantal Gill’ard en Alain Clark geen moeite hebben dat zij zowel Caribisch als Europees zijn. En als we het hebben over de meest vooraanstaande Nederlandse publieke intellectuelen we het moeten hebben over de in Suriname en Somalië geboren Nederlanders, Anil Ramdas en Ayaan Hirsi Ali. Dit is ons heden naast alle vervelende residuen van racisme waar we zeker tegen moeten blijven strijden! Het is ook het heden van onze informanten en respondenten. Zij moeten zich ook in deze wereld bewegen. Een wereld waar men antiracistische en helaas ook racistische praktijken nabootst.

In één van de Rotterdamse kapperszaken waar ik wekelijks veldwerk verricht, wordt dit duidelijk. Daar zie ik hoe twee kappers van Surinaamse en Antilliaanse komaf, Romano en Angelo, die tevens eigenaren zijn van de zaak, een veelkleurig clientèle hebben. Zij organiseren cursussen voor witte Nederlandse moeders opdat zij leren omgaan met hun kinderen met krullend haar. Daarnaast laten deze moeders en hun familieleden zich verzorgen door deze kappers. De kapperszaak fungeert ook als een ontmoetingsplek waar stevig wordt gediscussieerd, gelachen en geflirt. Het wordt duidelijk voor de vaste gasten hoe spastisch wij doen over diversiteit en hoe krampachtig wij blijven vasthouden aan roestige raciale categorisering. Daarbinnen is niks heilig. Van religie tot cultuur, alles mag besproken worden, zolang dit gebeurt met respect en een sausje humor. Angelo, de op Curaçao geboren kapper, verwoordde het proces zo,

Alles kun je zeggen, maar wel met respect. Wij, wij zijn een luisterend oor voor alle mensen die komen knippen. Als je met mensen omgaat bijvoorbeeld, wat ik vind dan moet je mensen respecteren. Je moet open zijn voor iedereen. Dat je niet bijvoorbeeld iemand gelijk een willetje of gedachte van een persoon [oplegt]. Voor mij maakt het niet uit hoe die persoon eruitziet en welke cultuur zodat je een verbinding maakt en die persoon kennen en jou wil leren kennen. Dan kan je over alles praten, maar wel met respect. Dan lach je toch. Ja we lachen iedereen uit. En zeggen haar je moet anders doen met je leven. Maar als de persoon dat niet leuk vindt en zegt liever niet. Als het bijvoorbeeld gaat over geloof en die persoon zegt liever niet dan kunnen we over iets anders praten. Dan praten over iets anders en over. Zij blijft een kind van God.

Angelo is een devote christen die veel banden onderhoudt met Curaçao. Hij praat met een zwaar Curaçaos accent en wordt vaak gecorrigeerd op zijn Nederlands. Hij was 18 toen hij naar Nederland verhuisde. Door hard werken en zijn geloof heeft hij het geschopt tot zelfstandig ondernemer. Hij is getrouwd met een in Nederland geboren vrouw van Antilliaanse komaf. Zij spreekt vloeiend Nederlands en is HBO geschoold. Voor haar is het belangrijk dat Angelo zowel Nederland als Curaçao accepteert als zijn moederlanden. Zij wil dat hun kind zich aan weerskanten van het Koninkrijk thuis voelt. Angelo heeft een compromis gevonden. Voor hem staat Curaçao symbool voor zijn burgerschap en Nederland voor zijn nationaliteit.

Mi afkomst ta Korsow pero bo nationaliteit ta Nederlander, ta koninkrijk anto bo no por cambei. Mi ta ju di korsow pero mi nationaliteit ta Hulandes [mijn afkomst is Curaçaos, maar mijn nationaliteit is Nederlander, deel van het Koninkrijk en dat kan je niet veranderen. Ik ben een kind van Curaçao, maar mijn nationaliteit is Nederlands]…Natuurlijk ben ik een Curaçaoenaar. En dat ik hier woon ik ben hier voor een betere toekomst dat is de reden waarom ik hier ben gekomen. En omdat ik zie dat, dat als ik daar was gebleven niet zo vooruit was gegaan zoals nu. Het is niet een kwestie van dat ik niet vooruit zou kunnen komen, maar het gaat om motivatie. Ik wilde niet een beperkte persoon blijven, wat meer mogelijkheden en ik ben bezig om nog meer te bereiken. Hier wordt je meer zelfstandig. Niet meer een Mama’s kindje. Je wordt gemotiveerd. De mogelijkheden en structuur is hier anders. De cultuur motiveert je om wat te bereiken. Er zijn Nederlanders die je motiveren. Ze geven je een duwtje dat jezelf gaat doen wat je wil doen in het leven en dat vind ik goed. Daarom ben ik blij dat ik Nederlander ben, maar mi afkomst dat blijft Korsow.

Interessant hierbij is dat Romano, zijn in Suriname geboren collega, dit anders ziet. Hoewel hij zijn bruine huid lief heeft en Surinaamse tradities respecteert, voelt hij zich 100% Rotterdams/Nederlands.

Ik voel me Rotterdammer omdat ik van kinds af aan hier ben opgegroeid. Doordat ik van kinds af aan hier ben opgegroeid. Ik ben verhollandst opgegroeid…Als ik in Suriname ben zou ik het aanpakken als een Nederlander. Die mentaliteit heb ik van hier gekregen. De normen heb ik hier geleerd. Ik praat met een Rotterdams accent.

Door zijn zware Rotterdamse accent en manier van omgaan voelen zijn klanten zich direct op hun gemak. Hij is de personificatie van “Rotterdam van de havenarbeiders; van de niet lullen, maar poetsen mentaliteit”. Er bestaat wel enige dissonantie. Er zijn velen die hem nog steeds willen differentiëren gebaseerd op huidskleur en haartype. Daarom moet hij soms aangeven dat hij Creool is. Het is hun probleem, niet dat van hem.

Ik heb daar helemaal geen probleem mee, Ik moet wel dubbel zo hard vechten, maar hoe zij mij willen zien is hun probleem. Verder heb ik er gewoon schijt aan …Wij vechten dubbel hard en we gaan blijven vechten. Je kan hier heel veel voor mekaar krijgen, maar ben je een Nederlander krijg je het makkelijker. Maar een deel van het probleem ligt aan onze laksheid.

Om Romano te waarderen en over hem te schrijven vergt een antropologische attitude waarbij participerende observatie het beginstadium is dat leidt tot een proces van engaged learning:

[B]y adding the “engaged” to “learning” I have meant to stress the existential and moral dimension of the labour, the extent to which one’s whole person is exposed and subjected to the judgments and corrections of others in the process… It is more like learning right from wrong than like learning a set of facts (Carrithers 2005. p. 437).

Het gaat er dus om dat je leert begrijpen dat contextloze en tijdloze feiten niet bestaan als je bezig bent met de studie van sociale processen in een veelkleurig en steeds veranderend Koninkrijk der Nederlanden. Als onderzoeker ben je tevens deel van dat proces. Door je geëngageerd en open op te stellen (door te beseffen dat Fanons the world of You al een bewust feit is voor iedereen naast het voortdurende racisme!) begin je te begrijpen dat wat op een bepaald moment goed gedrag is op een ander moment als ongepast bestempeld kan worden (Guadeloupe & de Rooij, forthcoming; Baumann 1996). Hetzelfde geldt voor identificaties. Je leert ook de individuele geschiedenissen ofte wel processen van individualisatie te zien van mensen die je sociologisch exclusief in één etnisch hokje zou plaatsen (Guadeloupe 2009).

Romano is op tweejarige leeftijd naar Nederland gekomen. Zijn broers en zussen zijn in Nederland geboren. Net zoals zij is hij sporadisch naar Suriname geweest. Het land interesseert hem minder dan Nederland. Door zijn vrouw die een devote Hindoe is met vele familieleden in Suriname is hij zich wat meer gaan interesseren voor het land van zijn geboorte. Zoals hij het zegt: soms gedraagt hij zich Surinaams en soms Nederlands. Het hangt ervan af. Alles kan in Rotterdam volgens hem.

Een antiraciale theorie van het subject als opstapje tot een antiracistische caribistiek
Elke keer als ik Romano en mijn andere respondenten ontmoet, elke keer als ik denk aan die docent op Aruba, vraag ik me af waarom “alles” ook niet zou kunnen in het intellectuele circuit van Caribisten. Engaged learning, het minutieus volgen van respondenten met een open houding, zorgt ervoor dat je de veranderlijkheid van mensen beter herkent/erkent en hen niet categoriseert als onveranderlijke raciale wezens.

Ik ben gaan inzien dat wat wij nodig hebben binnen de Nederlandse Caribistiek een antiracistische theorie is van het Subject waarin wij subjecten zien als chemische en biologische processen zonder een onveranderlijke raciale kern of einddoel. Wij zijn tijdelijke configuraties van atomen-lichamen geëquipeerd met praktisch en reflectief bewustzijn-die voortdurend in wording zijn. En we leven in een wereld van samenlevingen die ook in wording zijn.

Everything is in the absolute restlessness of becoming. But becoming is not a process that leads to another thing, because it is the condition of everything (Nancy, 2002, p. 12).

We worden onaf geboren en moeten dus continu leren. Dit gebeurt door mimesis/alteriteit. We bootsen elkaar na maar altijd op een idiosyncratische manier. Met andere woorden: simultane multi-directionele processen van individualisering en gemeenschappelijkheden.

Als we Zijn (Being) zouden inwisselen voor Wording/Emerging (Becoming) dan wordt het makkelijker om het essentiedenken van latent aanwezige raciale substanties die wij binnen de Caribistiek invullen met de etnische categorieën van creool, hindoe, en blanke te overstijgen. Iemand is niet blank of creool. Iemand wordt tijdelijk blank en creool door interacties. Aangezien elke wording gepaard gaat met bewustzijn is er altijd naast herkenbare patronen ook verschil en dus vernieuwing.

Dit heeft implicaties. Somatische normbeelden en etnische categorieën behoren niet exclusief tot een specifieke groep of een individu. Ze kunnen in potentie tot iedereen behoren. In de Wording die het Leven is zijn er altijd keuzes geïnformeerd door eerdere keuzes en identificaties. We moeten dus Hoetink radicaliseren en zo ontdoen van impliciet raciaal denken. Er bestaat geen exclusief zwart, bruin of wit somatisch normbeeld. Net zoals er geen exclusieve zwarte, bruine of witte cultuur bestaat. Niemand kan fake, onecht, zijn. Fake is alleen wat tegen onze historische ballast, dominante intermenselijke afspraken (waarheden), ingaat.

Als we dit kunnen inzien dan zal niemand zoeken naar de “echte” Romano achter de Nederlandse Romano! Zo ook is mijn hoop dat er een dag zal komen waarin menig onderzoeker die schrijft over kleine blonde meisjes die ritmisch met hun heupen swingen op Reggaeton, zoals ik eentje meemaakte in Romano en Angelo’s kapperzaak, zich niet zullen beroepen op termen zoals “blanken die zwart doen.” Wanneer die dag komt, zullen we adieu kunnen zeggen aan nikkers, koelies, en makambas in de Nederlandse Caribistiek.

Bibliografie

Baumann, Gerd 1996. Contesting Culture: Discourses of Identity in Multi-ethnic London. Cambridge: Cambridge University Press.
Butler, Judith 2008. Violence, Nonviolence: Sartre on Fanon. In Race after Sartre: Antiracism, Africana Existentialism, Postcolonialism, Jonathan Judaken, eds. Pp. 211-231. Albany: State University of New York Press.
Carrithers, Michael 2005. Anthropology as a Moral Science of Possibilities. Current Anthropology 46 (3): 433-456.
1992. Why Humans have Culture: Explaining Anthropology and Social Diversity. Oxford: Oxford University Press.
Clifford, James 1994. Diasporas. Cultural Anthropology 9 (3): 302-338.
Davids, Tine, Francien van Driel, and Anouka van Eerdewijk Forthcoming. Gender and Governance at the Local/Global nexus. Globalizations.
Fanon, Franz 2008. Black Skin, White Mask (translated by Richard Philcox). New York: Grove Press.
2004. The Wretched of the Earth (translated by Richard Philcox). New York: Grove Press.
Geschiere, Peter 2009. The Perils of Belonging: Autochthony, Citizenship, and Exclusion in Africa & Europe. Chicago: University of Chicago Press.
Gilroy, Paul 2000. Between Camps: Race, Identity and Nationalism at the End of the Colour Line. London: The Penguin Press.
Glissant, Édouard 2000. Poetics of Relation (translated by Betsy Wing). Ann Arbor: University of Michigan Press.
Guadeloupe, Francio 2009. ‘I is Just Myself’ Writing the Individual in the Anthropology of the Caribbean. Etnofoor 21 (1): 79-96.
Guadeloupe, Francio, and Vincent de Rooij 2007. Zo Zijn Onze Manieren…visies op multiculturaliteit in Nederland. Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Forthcoming. The Promise of a Utopian Home, or Capitalism’s Commoditisation of Blackness. In Dutch Racism, Philomena Essed & Isabel Hoving, eds. Amsterdam: Rodopi.
Gutting, Gary 1984. Paradigms and Hermeneutics: A Dialogue on Kuhn, Rorty, and the Social Sciences. American Philosophical Quarterly 21 (1): 1-15.
Hoetink, Harry 1962. De Gespleten Samenleving in het Caribisch gebied: bijdrage tot een sociologie der rasrelaties in gesegmenteerde maatschappijen. Assen: Van Gorcum & Company NV.
Maran, Timo 2003. Mimesis as a Phenomenon of Semiotic Communication. Sign System 3 (1): 191-215.
Maturana, Humberto R, and Francisco Varela 1987. The Tree of Knowledge: the Biological Roots of Human Understanding. Boston: Shambhala.
M’Charek, Amade 2005. Problemen met Diversiteit, of waarom we van lijsten afmoeten. Tijdschrift voor Genderstudies 3: 74-87.
Nancy Jean-Luc 2002. Hegel and the Restlessness of the Negative (translated by Steve Miler). Minneapolis: University of Minnesota Press.
Smith, Raymond T 1992. Race, Class, and Gender in the Transition to Freedom. In The Meaning of Freedom: Economics, Politics, and Culture after Slavery, Frank McGlynn and Seymour Drescher, eds. Pp. 257-290. Pittsburg: University of Pittsburg Press.
Taussig Michael 1993. Mimesis & Alterity: a particular History of the Senses. New York: Routledge.
Verrips, Jojada 2001. Kleine Anatomie van in- en uitsluiting. In Dedication and Detachment: Essays in Honor of Hans Vermuelen, Flip Lindo en Mies van Niekerk, eds. Pp. 285-299. Amsterdam: Spinhuis.
Williams, Bernard 2002. Truth and Truthfulness: an Essay in Genealogy. Princeton: Princeton University Press.

***************************

Referaat dr Aspha Bijnaar

Vrijdagavond, ik word gebeld. Of ik meteen de tv wil aanzetten voor Van der Vorst ziet sterren, want het gaat deze keer over John Williams, de zwarte presentator wier ster rijzende is door zijn rol in programma’s als Help mijn man is klusser en Een dubbeltje op zijn kant, en die figureert in de reclame over Mona-toetjes. Ik ga ervoor zitten. Het programma brengt John terug naar zijn jeugd in een Zeeuws dorpje, waar hij samen met zijn oma de enige neger was. De omgeving waar hij opgroeide was zo sterk wit dat hij het woord neger, wat hem niks zei, gewoon gebruikte om zijn blanke vriendjes mee uit te schelden.

Voor een aantal mensen is John Williams het ultieme bewijs van culturele vervreemding, een Bounty die gauw moet worden teruggeroepen tot de ‘ zwarte orde’. Francio, in essentie lees ik je betoog als een aanklacht daartegen. Ik kan het niet met je oneens zijn, maar eerst dit.

Ik bewonder je moed om dit onderwerp in een betoog te vangen. Het is tegelijkertijd veelbesproken en toch taboe, dus een mijnenveld! Het is een onderwerp dat je eerder ‘voelt’, wat niet echt mag in wetenschap. Dat weet je en je probeert het hier te ‘grijpen’. Dat is prijzenswaardig, temeer omdat je ook nog eens een alternatief presenteert, waarover we tenminste in debat kunnen gaan.

Je hebt geprobeerd dit onderwerp te grijpen, concreet te maken, maar dat is mijns inziens nog niet helemaal gelukt.

De leidende vraag uit je betoog is: hoe kunnen we antropologisch onderzoek doen zonder uit te gaan van racistische termen als nikkers, koelies en makamba’s ofwel de verbloemende termen creolen, Hindoestanen en blanken?

Jij zegt, dat is heel simpel. Door deze termen te ontdoen van hun essentie en aldus fris te kijken naar bijvoorbeeld de leerlingen en hun docent op het Augustinus College te Aruba met hun les over WO1. Maar omdat je wilt kijken waar jouw oplossing toe leidt, ga je eerst te rade bij look-a-like denkers van Fanon en Hoetink. Er woedt daar volgens jou discussie over de minderwaardigheidscomplexen van de gekoloniseerde, ofwel over de culturele vervreemding van de gekoloniseerde als gevolg van het opkijken naar witte cultuur.

De hoofddebaters in dit wetenschappelijk discours zijn volgens jou de look-a-likes van Frantz Fanon versus de look-a-likes van Hoetink.

Wie zijn de Fanonianen volgens jou?

Kenmerken: voornamelijk donkere huidskleur; woonachtig in Nederland waar ze maatschappelijk redelijk tot succesvol zijn geslaagd.
Hun visie: vervreemding komt door bewuste manipulatie van de kolonisator Nederland die een schurk is en blijft. Een land dat wordt bewoond door vooral racisten die, ons Antillianen, Arubanen en Surinamers, allochtonen noemen. Dus, redeneren de Fanonianen, ‘Geschiedenisleraar daar te Aruba, zorg dat die leerlingen die aan je lippen hangen, dat inzien! Dat ze begrijpen dat ze in wezen creools, hindoestaans, javaans of Indiaans zijn en blijven. Een beetje wit bloed maakt je niet Nederlands, alleen je paspoort doet dat, doch slechts op papier.’
Oplossing: bekeer je tot zwart, bruin of rood bewustzijn, werk aan je economische empowerment desnoods via geweld.

Aan de andere kant van de discussie, de Hoetinks. Wie zijn zij volgens jou?
Kenmerken: voornamelijk witte huidskleur; voornamelijk witte wetenschappers die in Hoetink hun held zien.

Hun visie: dat Arubanen en Antillianen het Nederlanderschap omarmen is ziekelijk. Zij hebben het somatisch normbeeld verinnerlijkt. Kortom, een verstoorde ontwikkeling van hen die graag blank hadden willen zijn en dus een minderwaardigheidscomplex hebben ontwikkeld. Ze wanen zich wit en elitair en ontlenen hun autoriteit daaraan.

Oplossing: die is er niet. Want deze ‘ziekte’ is niet gemakkelijk uit te bannen tenzij je witten en de witte norm verbant uit de samenleving, maar ja, beseffen ze pessimistisch, dan gaan mulatten of mestiezen die bevoorrechte plek weer innemen.

Je ziet niet veel heil in de visies van de look-a-likes van Fanon of Hoetink, dus formuleer je een alternatief, Francio en dat is: zonder racistische assumpties kijken naar het voorval Augustinus College. Dan zie jij eigenlijk niets dat verwijst naar een minderwaardigheidscomplex of pathologisch gedrag, maar vooral leergierige studenten die hangen aan de lippen van een deskundige docent met wie ze het samen leuk hebben. Dus je roept ons op adieu te zeggen tegen die termen koelies, nikkers en makamba’s en pleit ervoor te kijken naar hoe iemand in zijn geheel staat in het leven, met een open mind, met oog voor de veranderlijkheid en vernieuwing waarmee hij of zij zich zelf definieert als zwart, wit, gemengd of juist niet.

Dan laat je zien hoe jij dat zelf doet in je onderzoek naar sociale uitsluiting in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Je presenteert daarbij prikkelende portretten van de culturele identiteiten van het Surinaamse en Antilliaanse kappersduo uit Rotterdam Romano en Angelo.

Ok, ik voel het, maar ik ben niet helemaal overtuigd van je wetenschappelijke analyse. Je verwijst naar een lopende wetenschappelijke discussie tussen Fanon en Hoetink look-a-likes, maar je laat heel erg in het midden wie de look-a-likes zijn: wie zijn deze critici, waar kunnen we hun stellingname teruglezen? Bovendien, je typering van de Hoetinks kan ik niet plaatsen. Witte wetenschappers die zwarten bestempelen als ziek, omdat die het somatisch normbeeld hebben verinnerlijkt en somber zijn over het ultieme medicijn, namelijk het uitbannen van de witte cultuur, de witte norm. Het kan zijn dat de terminologie die je wilt uitbannen jou hier zelf de das om doet wanneer je willekeurig rept over zwarten dan weer creolen, blanken dan weer witten, bruinen (wie zijn de bruinen, staan ze weer los van de zwarten?). En dan verdere vragen: wie zijn de grootste voormannen in deze look-a-like discussie? Sinds wanneer vindt die discussie plaats? Is het niet eerder een discussie tussen zwarte en witte intellectuelen of een discussie tussen zwarte en witte activisten? Zoals gezegd, je laat veel in het midden.

Ook heb je nog niet duidelijk gesteld waarom de termen creolen, hindoestanen en blanken geweerd moeten worden uit het antropologisch onderzoek. Nou, je zegt het wel, opdat we met een open mind kijken naar de veranderingen en vernieuwingen in de culturele identiteit van hindoestanen, creolen en wat dies meer zijn. Maar waarom is handhaving van die terminologie een probleem voor het wetenschapsbedrijf? Moeten we daardoor nooit meer onderzoek doen naar bijvoorbeeld de schoolprestaties van Surinaams-Hindoestaanse nieuwkomers. Of naar de oorzaken van criminaliteit van Antilliaanse jongeren. Als je daarin niet zo ver wilt gaan, hoe moet in jouw benadering de onderzoeksgroep dan worden gedefinieerd, als je deze termen uitbant of de-essentialiseert?

Je kondigde in het begin van je betoog aan te laten zien hoe jij dat zelf doet in je onderzoek naar sociale uitsluiting in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. Maar los van je open minded observaties van dat college in Aruba en je analyses van het kappersduo etc. zie ik toch niet goed tot welke algemene bevindingen het leidt in jouw onderzoek naar sociale uitsluiting en aldus voor de Caraïbistiek/Antropologie in het algemeen. Bovendien, deze manier van kijken is niet erg nieuw, dacht ik. In het onderzoek naar identiteiten zijn concepten als double identity, multiple identity, schizofrene identity bij studies naar nieuwkomers al een aantal jaren in zwang. In hoeverre geef je je rekenschap van deze studies?

Maar misschien moet ik dit alles zien als een voorzet. Zo ja, dan moet ik eerlijk zeggen dat ik het wel fris vind. John Williams mag voor mij de ultieme blaka bakra zijn. Mensen die zich hebben bekeerd tot alias Tula, alias Kwakoe mogen voor mij ook de ultieme neger zijn. Dat mensen migreren en de gewoonten, waarden en normen overnemen uit een andere cultuur omdat die voor hen beter werken, is zo oud als de mensheid zelf en is van alle tijden. Nederlanders die zijn verhuisd naar Afrika, Azië of het Caraïbisch gebied en er al generaties wonen krijgen van ‘hun eigen mensen’, voor zover ik weet geen soortgelijke stigma’s over zich heen. De vraag is waarom zwarten, wij zwarten, dat wel steeds doen. Jouw betoog zet ons hierover aan het denken. Dank je wel, Francio!

Aspha Bijnaar

Huwelijk Amalia met ‘Mohammed’ leidt tot protest

 

Ruim viervijfde (83%) van de Nederlanders denkt dat Nederland over 25 jaar niet klaar is voor een huwelijk van kroonprinses Amalia met een Mohammed. Bijna de helft (49%) verwacht zelfs ernstige protesten als de troonopvolgster kiest voor een huwelijkspartner van Turkse of Marokkaanse komaf.

 

Dat blijkt uit representatief onderzoek van Tangram Onderzoek in Zeist onder 500 Nederlanders in opdracht van Multiculturele Televisie Nederland (MTNL).

Van de ondervraagden denkt slechts 17% dat Nederland het gewoon vindt als Amalia met een man van Turkse of Marokkaanse afkomst trouwt. Een partner van Surinaamse afkomst ligt iets beter: 26% denkt dat Nederland dat in 2035 wel ziet zitten.

Naar aanleiding van het 25-jarig bestaan heeft MTNL de vraag naar acceptatie van een allochtone prins-gemaal gesteld, op zoek naar hoe Nederlanders werkelijk aankijken tegen de ontwikkeling van de multiculturele samenleving.

De neutrale vraag hoe het in 2035 is gesteld met de nu veel besproken multiculturele samenleving, wordt positiever beantwoord: De helft van de ondervraagden denkt dat we over 25 jaar ‘helemaal gewend zijn’ en ‘geen onderscheid meer maken tussen zwart en wit’. Allochtone Nederlanders zijn iets optimistischer dan hun autochtone landgenoten.

 

MTNL-hoofdredacteur/directeur Jos Campman noemt de uitkomsten (woensdagavond 17/02 tijdens een discussiebijeenkomst in Pakhuis de Zwijger in het kader van het 25-jarig bestaan van ‘het kleurrijkste mediadrijf van Nederland’) opmerkelijk:

‘Nederland heeft Duitse en Argentijnse Oranje-partners al lang omarmt, maar kan zich niet voorstellen dat Amalia trouwt met een Nederlander met een Turkse of Marokkaanse achtergrond. Dat geeft aan dat acceptatie en integratie nog lang niet zijn bereikt.’

 

Andere resultaten uit het onderzoek: Ruim twee derde (67%) denkt desgevraagd dat in 2035 geen ‘zwarte scholen’ meer bestaan.

 

Onder het motto ‘integratie gaat door de maag’, is Nederland gevraagd of de kroket – nu nog ’s lands populairste snack – stand zal houden tegen exotische concurrenten. Ja, is de verwachting. Ruim vier op de tien Nederlanders (42%) denkt dat de kroket ook in 2035 bovenaan staat. Een op de drie Nederlanders (33%) schat in dat we in 2035 massaal aan de shoarma zijn.

 

Cijfers

1: Is de integratie in Nederland in 2035 zover dat we het gewoon vinden als prinses Amalia trouwt met een man van Marokkaanse of Turkse komaf?

Alle Nederlanders:

Ja, dat acht ik waarschijnlijk: 17 %

Nee, dat acht ik niet zo waarschijnlijk tot onwaarschijnlijk: 83 %

Autochtoon:

Ja, dat acht ik waarschijnlijk: 16 %

Nee, dat acht ik niet zo waarschijnlijk tot onwaarschijnlijk: 84 %

Allochtoon:

Ja, dat acht ik waarschijnlijk: 25 %

Nee, dat acht ik niet zo waarschijnlijk tot onwaarschijnlijk: 75 %

2: Is de integratie in Nederland in 2035 zover dat we het gewoon vinden als prinses Amalia trouwt met een man van Surinaamse komaf?

Alle Nederlanders:

Ja, dat acht ik waarschijnlijk: 26 %

Nee, dat acht ik niet zo waarschijnlijk tot onwaarschijnlijk: 74 %

Autochtoon:

Ja, dat acht ik waarschijnlijk: 23 %

Nee, dat acht ik niet zo waarschijnlijk tot onwaarschijnlijk: 77 %

Allochtoon:

Ja, dat acht ik waarschijnlijk: 35 %

Nee, dat acht ik niet zo waarschijnlijk tot onwaarschijnlijk: 65 %

3: Hoe denkt u dat Nederland reageert als prinses Amalia trouwt met een Mohammed?

Alle Nederlanders:

Nederland spreekt er schande van en protesteert: 49 %

Nederland vindt het prima zolang ze zelf geen moslim wordt: 30 %

Nederland reageert niet want is al gewend aan gemengde huwelijken: 22 %

Autochtoon:

Nederland spreekt er schande van en protesteert: 50 %

Nederland vindt het prima zolang ze zelf geen moslim wordt: 30 %

Nederland reageert niet want is al gewend aan gemengde huwelijken: 20 %

Allochtoon:

Nederland spreekt er schande van en protesteert: 42 %

Nederland vindt het prima zolang ze zelf geen moslim wordt: 29 %

Nederland reageert niet want is al gewend aan gemengde huwelijken: 29 %

4: Hoe staat het volgens u met de multiculturele samenleving in 2035?

Alle Nederlanders:

Dan zijn we helemaal gewend aan de multiculturele samenleving: 25 %

Dan maken we nauwelijks meer onderscheid tussen ‘zwart’ en ‘wit’: 25 %

Dan zijn we nauwelijks verder dan nu: 37 %

Dan zijn de tegenstellingen tussen ‘zwart’ en ‘wit alleen maar verder toegenomen: 13 %

Autochtoon:

Dan zijn we helemaal gewend aan de multiculturele samenleving: 22 %

Dan maken we nauwelijks meer onderscheid tussen ‘zwart’ en ‘wit’: 27 %

Dan zijn we nauwelijks verder dan nu: 37 %

Dan zijn de tegenstellingen tussen ‘zwart’ en ‘wit alleen maar verder toegenomen: 13 %

Allochtoon:

Dan zijn we helemaal gewend aan de multiculturele samenleving: 35 %

Dan maken we nauwelijks meer onderscheid tussen ‘zwart’ en ‘wit’: 16 %

Dan zijn we nauwelijks verder dan nu: 32 %

Dan zijn de tegenstellingen tussen ‘zwart’ en ‘wit alleen maar verder toegenomen: 16 %

5: Hoe denkt u dat de discussie verder gaat over de problematiek van ‘zwarte scholen’?

Alle Nederlanders

In 2035 zijn er nog meer zwarte scholen dan nu: 33 %

In 2035 zijn er geen zwarte scholen meer; alle scholen zijn gemengd: 67 %

Autochtoon

In 2035 zijn er nog meer zwarte scholen dan nu: 33 %

In 2035 zijn er geen zwarte scholen meer; alle scholen zijn gemengd: 67 %


Allochtoon

In 2035 zijn er nog meer zwarte scholen dan nu: 33 %

In 2035 zijn er geen zwarte scholen meer; alle scholen zijn gemengd: 67 %

6: Wat is volgens u in 2035 de populairste snack?

Alle Nederlanders

Falafel: 7 %

Roti: 9 %

Shoarma: 33 %

Kroket: 42 %

Anders: 7 %

Autochtoon

Falafel: 7 %

Roti: 8 %

Shoarma: 34 %

Kroket: 46 %

Anders: 6 %


Allochtoon

Falafel: 10 %

Roti: 16 %

Shoarma: 31 %

Kroket: 30 %

Anders: 12 %

Nigger of N?

In de Verenigde Staten is deining ontstaan over ‘te politiek-correcte censuur’ bij de heruitgave van een boek van de beroemde Pools-Engelse schrijver Joseph Conrad (1857-1924). De obscure Nederlandse evangelische uitgeverij WordBridge Publishing publiceert Conrads in 1897 verschenen The Nigger of the Narcissus nu onder de titel The N-word of the Narcissus. De roman vertelt over de belevenissen van een zwarte West-Indische man op het Britse zeeschip de Narcissus, dat met muiterij krijgt te kampen. Telkens het woord ‘nigger’ (‘nikker’) in het verhaal voorkomt, heeft de uitgever de term vervangen door ‘N-word’.

[Lees hier verder]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter