blog | werkgroep caraïbische letteren

Carry-Ann Tjong-Ayong – Het laatste huisje

Het houten huisje in de Mgr Wulfinghstraat, dat grensde aan de Sommelsdijkse Kreek is verworden tot een hoop verveloze planken met roestige spijkers. Vorige week stonden ze er nog met z’n drieën, scheef tegen elkaar aangeleund. De middelste was het hoogst, twee verdiepingen met een puntdak. In het rechter was vroeger een fietsenmaker. In het linker huisje woonde een Creoolse vrouw, die altijd aan het raam zat.

Als ik voorbij kwam met mijn schooltas, op weg naar huis in de Prins Hendrikstraat, zei ze steevast: “Dag meisje, ik ken je moeder, groet haar voor me”. Ik vond dat zo aardig, dat het mijn vaste route werd. Thuis bracht ik de groeten over en Ma lachte, “Ja, ik weet wie het is”.
Mijn moeder was erg bekend en geliefd, want ik kwam altijd wel iemand tegen, die haar liet groeten.
“Dag mevrouw!” “Dag meisjelief!”

Hier moest ik aan denken toen ik het oude lege huisje vermoeid tegen het andere zag leunen. Het rechterhuisje lag al in planken in elkaar geslagen op een hoop. De andere twee zouden spoedig volgen. Ik realiseerde mij dat overal in de stad deze vriendelijke arbeidershuisjes aan het verdwijnen waren, met hun twee raampjes, met jaloezieën of luiken en een gebloemd katoenen gordijntje ter grootte van een kussensloop, een houten deur in het midden en een klein stenen stoepje.

Het was begonnen in de Keizerstraat waar mijn ouma woonde. Ook zij zat altijd aan het raam en maakte een praatje met voorbijgangers. ik hield er van bij haar op de stoep te zitten luisteren naar de roddels uit de stad. Na haar dood werd het huisje verkocht aan een grote ondernemer die het met de grond gelijk maakte. Vergeefs zocht ik naar de plek waar ik zo gelukkig was.

Maar nu zie je steeds minder kleine huisjes en in de grote stenen huizen blijft iedereen boven achter lange gordijnen onzichtbaar zelfs voor de buren. Mijn stad wordt vreemd en onvriendelijk. De vroegere warmte en sociale cohesie verdwjnen met de kleine huisjes.

Wij rijden rond richting Kwatta of Molenpad en wijzen elkaar de laatste aan, als zeldzame juweeltjes. “Kijk die! en die!. Ik ken iemand die daar woonde. Zij zijn allemaal naar Holland.” Sommige zijn begroeid met groene ranken, struiken of bomen die door de ramen of het dak naar buiten komen. Daar is reeds lang niemand geweest. Ik voel me weer een kind op weg naar school, maar ik besef tegelijk, dat ik mezelf voor de gek houd. Ik ben stokoud. Zo oud als mijn wegkwijnende stad.

1 comment to “Carry-Ann Tjong-Ayong – Het laatste huisje”

  • jammer he? ik keek laatst ook naar zo een rij verlaten huisjes en ik dacht bij mezelf als het opgeknapt werd, vrolijke kleuren, netjes ingericht, hoeveel toeristen zouden dan niet willen betalen voor zo een ervaring?

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter