blog | werkgroep caraïbische letteren

Brieven aan huis

door Mineke de Vries

Elke week deelt ze haar gedachten met de lezers van de Amigoe op pagina 2 van de Ñapa. Dagelijkse dingen waarover ze zich als Antilliaanse in Nederland verbaast, bespreekt Monique Casimiri in haar wekelijkse column. Ñapa maakte er een boekje van, waarin de columns van het eerste jaar zijn gebundeld. Afgelopen week werd Thuis gelanceerd.

Een heel grote vierkante tafel, een bibliotheek aan boeken, een intensief gebruikte laptop en een schaaltje chocolaatjes ernaast: zo schrijft Monique Casimiri voor de Ñapa haar gedachten en verwondering van zich af. “Eigenlijk ben ik constant bezig met om me heen kijken en zoeken naar onderwerpen, dat kan in de supermarkt zijn of op de zwemles van mijn zoon. Het kan zomaar een zin zijn die iemand zegt of een inval naar aanleiding van iets wat ik zie gebeuren. Ik ben altijd weer heel blij als ik een idee heb.” Naast haar bed ligt een opschrijfboekje om alle ideeën die ‘s avonds of ‘s nachts in haar hoofd opborrelen op te schrijven. Alle concepten slaat ze op de computer op en gaat ze er eenmaal voor zitten, produceert ze in twee avonden zes columns. Uit haar hele houding straalt activiteit en haar gedachten lijken niet te stoppen. “Alleen onder de douche”, zegt ze lachend en ietwat beschaamd, “dan glijdt alles van me af, dan leidt niets me af en ontstaan de beste ideeën.”

Luchtig vermaak

De Antilliaanse Casimiri kan zo op het eerste gezicht zomaar doorgaan voor een ‘echte Brabantse’. In haar gezellige huis in het Brabantse Schijndel praat ze honderduit aan de eettafel. Maar kijk je beter naar het huis en naar haarzelf zie je de Antilliaanse trekken. Beeldjes en schilderijtjes van Curaçao staan tussen andere spullen, ze omgeven haar, wat dat gevoel van thuis geeft. Maar ook als ze nietsvermoedend een kerst-cdtje opzet, kunnen zomaar de tranen komen vanwege heimwee naar Curaçao. Maar dan gaat resoluut de cd uit en gaat ze over tot de orde van de dag: actief in haar huis, baan, creativiteit, schrijven. Dat schrijven deed ze al van kinds af aan: Monique: “Ik deed niets liever dan schriften volschrijven met verhaaltjes en vond het later heerlijk om opstellen te maken voor Nederlands.”

Haar columns voor de Ñapa hebben als enig doel te vermaken. “Ik heb geen boodschap of moraal, wil het vooral luchtig houden. Ik gebruik wel graag humor en ben dol op taalkundige grapjes. En meestal sluit de cirkel zich: iets waarmee ik begin daar eindig ik ook mee.” Eén boodschap echter zit er wel in de verhalen verweven: heb zorg voor het eiland, houd het schoon en wees er zuinig op.

Boete te hard zingen

De inspiratie komt uit de alledaagse dingen. “Zo schreef ik over mijn idiote gewoonte om al vanaf september onder twee dekbedden te slapen met dikke sokken aan, zo koud heb ik het dan al. Een zo simpel onderwerp levert weer een grappige column op.” Altijd is er de Antilliaanse link, de verbindende factor in alle columns: “Ik kijk als Antilliaan met Nederlandse ogen naar de maatschappij in Nederland. Ik kan me verbazen hoe die in elkaar zit. Het betuttelende dat je tegenwoordig toestemming moet vragen om te barbecueën, je gelooft het toch niet? En wat te denken van het feit je een boete krijgt als je je parkeerkaartje dat nog geldig is aan een ander doorgeeft? Die aardige dingen worden gewoon bestraft. Maar ook te hard zingen op straat kan je een bekeuring opleveren. Kortom, stof te over om het Nederlandse systeem van me af te schrijven.” Overigens verschijnen de columns ook op haar blog en op Facebook. Reacties van mensen leveren Monique tevens input op. “Ik word zo ook van buitenaf gestimuleerd en vraag mensen wel eens of ik hun statements mag gebruiken.”

Medewerker kerstverlichting

Maar ook als ze op Curaçao is, gaat het schrijven door. Dan is ze de Antilliaanse Nederlander die zich verbaast over hoe het er op Curaçao aan toe gaat. “Een rare gewoonte is dat ik daar toch de vacatures bijhoud en zo zag ik deze een keer langskomen: medewerker kerstverlichting gezocht. Het Hilton zocht voor twee weken iemand die de verlichting in de bomen kon aanbrengen. Dat kun je je in Nederland niet voorstellen. Ja, en dan heb ik weer een onderwerp. Of als ik bij de Sint Jorisbaai al die rotzooi zie en tot overmaat van ramp na een wandeling mijn autoruit ingeslagen vind,  is dat zo’n karakteristiek waar je eigenlijk niet aanwilt. Maar die wel weer voor een column zorgt.” Ook de zwerfhonden op Curaçao inspireren haar tot schrijven en de loslopende geiten. “Ik vind dat hilarisch en schets graag zo’n beeld.” Oftewel, ze heeft op Curaçao net zoveel inspiratie als in Nederland. Sterker nog, ook een vakantie in Oostenrijk levert situaties op die ze graag met haar lezers deelt. “En een gelijkenis met thuis, met mijn eiland, overkwam me in Italië, zeker het schrijven waard.”

Drie jaar gebundeld

Inmiddels verschijnen haar columns drie jaar in de Amigoe. “Ik was gewoon eens begonnen en had heel wat columns liggen. Toen ik een keer op Curaçao was ben ik zomaar bij de Amigoe binnengelopen. Ze vonden het wel leuk en zouden er zes tijdens een proefperiode plaatsen, dat was januari 2010. Na afloop van die periode vroeg ik enigszins onzeker of ik nog meer moest aanleveren, maar het bleek inmiddels al vanzelfsprekend dat het doorging.” Het idee de columns te bundelen kwam in eerste instantie van Monique zelf, maar de Amigoe nam het over, vanwege de positieve ontvangst van de columns. Monique: “Ik vond dat natuurlijk vreselijk leuk, zij verzorgden opmaak en omslag en ook de promotie via advertenties en verspreiding via de boekhandels.” Linda van Eekeres, Amigoe: “Omdat veel mensen die hier wonen misschien wel niet met één been, maar toch wel met een teentje in ‘Hulanda’ staan, onder andere vanwege familiebanden, zijn de columns voor velen een feest de herkenning. Het lezen ervan voelt alsof je een bericht krijgt van een warme vriendin, ook als je haar niet eens kent.”

Monique vindt het verder erg leuk dat het bij Copymiri, het bedrijf van haar vader, is gedrukt is. De foto op de voorkant is van haarzelf, gemaakt bij de mijnwerkzaamheden bij de Tafelberg. “Ik sta er zo lekker gek op, dat vind ik het grappige eraan.”

Thuis is inmiddels het derde boek van Casimiri, die het als een cadeautje ervaart je naam op een boek te zien staan. Eerder verschenen twee kinderboeken van haar, Vuurwerk en Joris, met steun van het Prins Bernard Cultuurfonds uitgegeven door Fundashon Editorial Sembra Buki, een stichting die haar moeder had opgericht om het lezen onder jongeren te bevorderen. Het zijn omdraaiboeken, de ene kant is in het Nederlands, de andere in het Papiaments. De stichting deed toentertijd een oproep verhalen in te sturen, waarvan vier werden uitgekozen om te worden uitgegeven. Moniques man maakte er de tekeningen bij.

Twee werelden

Monique Casimiri staat letterlijk en figuurlijk tussen twee werelden in, met haar columns brengt ze ze bij elkaar. “In Nederland merk ik dat ik Antilliaans ben, op Curaçao dat ik ook Nederlander ben.” Haar gemixte familie is een afspiegeling van die twee werelden. Mijn vader, geboren in Indonesië kwam met de boot in 1946 via Nederland naar Curaçao. Zijn acht broers en zussen verdeelden zich over Nederland en Curaçao. Mijn familie heeft letterlijk twee kleuren, ik heb neefjes en nichtjes in alle tinten bruin, maar ook blonde. Dat maakt het zo vanzelfsprekend dat je losjes met het thema blank en zwart omgaat. Maar ik waag het niet erover te schrijven, omdat ik weet dat ik op gevoelige tenen kan gaan staan.” Monique werd uit een Nederlandse moeder en Curaçaose vader geboren op Bonaire in1969 tijdens een hevige novemberstorm. “De nonnen hadden mijn vader naar huis gestuurd, maar toen het toch snel bleek te gaan en de huisarts langs zijn huis reed om hem te halen hoorde hij de claxon niet vanwege de airco en was niet bij de geboorte. Maar de non zei  mijn moeder: ik ben sterk genoeg, knijp maar in mijn hand.”

Op haar vierde vertrok het gezin naar de Achterhoek, Nederland en pas op haar twaalfde ging ze terug op vakantie waar haar ouders, naar later bleek, banen en huisvesting zochten. “Twee jaar later vetrokken we, de beste keus die mijn ouders ooit gemaakt hebben.” Vader werd leraar op het Radulphus College, moeder op het Maria Immaculata Lyceum, waar Monique en haar zus ook heengingen. “Ik kwam in een klas met veel Nederlandse kinderen en baal nog dat ik het Papiaments zodoende nooit vloeiend heb hoeven leren spreken.” Omdat ze de verloskunde-opleiding wilde doen, koos ze een vakkenpakket dat haar duur kwam te staan: tot twee keer zakte ze voor haar VWO-examen. Ze deed de secretaresse-opleiding Schoevers, werkte in een supermarkt en begon op haar 21ein Nederland op de Pabo, waarmee haar loopbaan een vlucht nam.

Niemand heeft niets

Haar laatste stageplaats in het speciaal onderwijs werd tevens haar uiteindelijke baan. Momenteel studeert ze voor haar Master Special Education Needs en doet er een managementopleiding bij. Misschien wel een inhaalslag, zegt ze zelf. “Wat me aanspreekt in dit type onderwijs is juist dat bijzondere kind, het feit dat elk kind er mag zijn, niemand valt op omdat niemand niets heeft, niemand voelt zich een uitzondering. We hebben alles, ADHD, PSS NOS, ODD, Gilles de la Tourette, algehele leerstoornissen, laag IQ, autisme, etcetera. Ik leer hier om anders naar de wereld te kijken, naar kinderen en daardoor ook naar mezelf. Je wordt je bewuster van je eigen handelen en minder oordelend. Je snapt, ook vanuit een theoretisch kader, beter waarom dingen zijn zoals ze zijn.”

Schijndel versus Willibrord

Haar baan is belangrijk voor haar, haar gezin, het schrijven, maar ook Curaçao en haar ouders die daar wonen. Waar ben ik thuis? blijft de vraag als je zoals Monique uit twee werelden stamt.

De roots van de Casimiri’s liggen in Willibrordus. Haar opa, als militair naar Indonesië  uitgezonden, werkte bij het KNIL en als timmerman in de werkplaats van de gevangenis. Terug op Curaçao namen ze hun intrek in landhuis Habaai, wat ze met drie gezinnen mochten huren van de nonnen als ze het onderhielden. Haar ouders trokken naar Band’Ariba, waar Monique opgroeide. En nu dan Schijndel: “We verhuisden hierheen omdat de kinderen van mijn man er woonden, dat was toen mijn enige binding.” Laconiek zegt ze erachteraan: “Maar er was een Hema en je leert vanzelf weer mensen kennen, dus die binding komt vanzelf. Ik ben inmiddels klassenmoeder en ken zoveel mensen dat ik er een hele ochtend over doe om naar markt te gaan!”

Is ze in Nederland, merkt ze dat ze Antilliaans is, op Curaçao dat ze ook Nederlander is. In elk geval geven de columns Monique een gelegenheid zich te uiten, of het nu gaat om de eindeloze weerpraat in Nederland, het asociale rijgedrag, de zwemvierdaagse, een dagje dierentuin, de groots aangekondigde brassband in Schijndel, die uiteindelijk een statisch bandje bleek te zijn of de traditie iemand een walsje cadeau te doen, wat de familie haar vader gaf toen hij zeventig werd. Alles behalve politiek komt terecht in Moniques columns, daarvan probeert zij zich verre van te houden om onafhankelijk te blijven.

Ze vliegt met haar gedachten maar ook fysiek tussen haar twee werelden op en neer. “We maken er altijd maar een grapje van, mijn man en ik: ik ben thuis op Curaçao en op vakantie in Nederland en hij net andersom, die is in Nederland thuis. Maar ik ben nu wel lang op vakantie en ook erg druk tijdens mijn vakantie”, zegt ze lachend, “dat is thuis wel anders.”

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter