blog | werkgroep caraïbische letteren

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (I)

In onderstaand artikel neemt onze medewerker Fred de Haas u stap voor stap mee op een zoektocht naar de totstandkoming van het Spaans van Latijns-Amerika. Zowel de geschiedenis van de taal in Spanje als de gecompliceerde geschiedenis van de volken van het Caribisch gebied en Latijns-Amerika hebben het Spaans de vele gezichten gegeven die zo kenmerkend zijn voor de verschillende landen van dit continent. Als u onderstaand artikel heeft gelezen zult u weten in welk opzicht het Spaans van Santo Domingo verschilt van dat van Puerto Rico. Ook zal het u duidelijk worden waarom men in het Andesgebied anders Spaans spreekt dan in de kuststreek van Colombia of Venezuela. Er zijn ook links aan het artikel toegevoegd die u in staat stellen verschillende soorten Spaans te beluisteren. Zij willen ook een aanzet zijn voor uw persoonlijke zoektocht in de boeiende geschiedenis van de inheemse talen en het Spaans van Latijns-Amerika.

door Fred de Haas

Wie de ontwikkeling van de Spaanse taal in de verschillende gebieden van Latijns-Amerika wil beschrijven op een manier die ook voor een niet-taalkundige interessant zou kunnen zijn, staat voor de taak een groot aantal taalkundige bomen te rooien die je constant beletten om het Spaanse bos te zien. Toch wil ik in onderstaand artikel een poging wagen om de verschillende soorten Spaans te verklaren die zich hebben ontwikkeld in een nieuwe geografische omgeving, bij nieuwe volken en binnen een nieuwe geschiedenis. Om iets te begrijpen van de ontwikkeling van het Spaans in Latijns-Amerika is het nuttig eerst even een korte blik werpen op het Spaans van het Iberisch schiereiland, de Europese bakermat van de Zuid-Amerikaanse varianten.

Spanje

Over één ding lijkt iedereen het eens te zijn: het Spaans is door de eeuwen heen altijd een taal geweest die geen al te grote veranderingen heeft ondergaan. Met een beetje moeite kan de moderne Spanjaard ook nú nog teksten lezen uit de 14e eeuw en met enige inspanning begrijpen waar het over gaat. Het Spaans is een taal gebleken waarin veel verschillende volken die heel verschillende talen spraken goed met elkaar konden communiceren. Het Spaans bleek in de koloniale tijd een voortreffelijke ‘lingua franca’, te vergelijken met het Engels. Het is dan ook alleszins voor de hand liggend dat in de 19e eeuw de onafhankelijk geworden Latijns-Amerikaanse Republieken het ‘verbindende’ Spaans als officiële taal hebben gekozen.

Op het Iberisch schiereiland werden verschillende soorten Spaans gesproken, zoals het Spaans van Kastilië, van Galicië en Andalusië. De onafwendbare loop van de geschiedenis heeft bepaald welk soort Spaans de taal zou worden die door de migrantengolven naar de Nieuwe Wereld gebracht zou worden gebracht. Madrid, Sevilla, Granada Een belangrijke factor voor de verbreiding van een taal is het aantal personen dat die taal spreekt. In de 14e eeuw had Kastilië, waar het ‘Castellano’ werd gesproken, de meeste inwoners: drie tot vier miljoen. Aragón had er één miljoen en Navarra 80.000.

Het huwelijk van Ferdinand van Aragón en Isabella van Kastilië in 1469 is van cruciaal belang geweest om de eenheid tot stand te brengen tussen Kastilië en Aragón. Die eenheid zou beslissend zijn voor de geografische uitbreiding van het Spaans dat zich, nadat ook Navarra bij de Spaanse Kroon was gekomen, ook naar het Noorden kon uitbreiden. Het Andalusische Sevilla was ook onder Spaanse heerschappij gebracht en nu kon de zegetocht van het Spaans beginnen.

Sevilla, de hoofdplaats van West-Andalusië, was in de Middeleeuwen een van de grotere steden van Spanje. Nadat de stad op de Arabieren was heroverd kon het een echt kosmopolitische stad worden. Er vestigden zich migranten uit Noord-Spanje, Catalonië, Aragón, Galicië, Portugal, Italië, Frankrijk en Duitsland. De stad had ook nog een kleine Arabische wijk, de Morería, en een grote Joodse wijk, de Judería. Door die grote aantallen migranten kon het Andalusische Spaans van Sevilla, waarvoor in de tweede helft van de 15e eeuw de basis werd gelegd, zich vernieuwen en ook, in bepaalde opzichten, vereenvoudigen. In de 16e eeuw was Sevilla, waar de koloniale rechtbank – de Casa de Contratación – was gevestigd, de poort van de handel met en het personenvervoer naar Amerika.

Toen het onder Arabische heerschappij staande Granada in 1492 werd heroverd zou dat in de verdere toekomst ook gunstig werken voor de verbreiding van het Spaans. De Arabieren en het Arabisch werden verjaagd en niet lang daarna ook de Joden, waardoor ook het Sefardische Spaans (judeo-español) in Spanje uitstierf. De verdrijving van de Joden was voornamelijk het werk van de Spaanse Inquisitie, het machtige vervolgingsapparaat van de katholieke kerk, dat Ferdinand en Isabella voortdurend onder druk zette om de Joden het leven zo zuur mogelijk te maken. De Joden konden kiezen: of zich laten dopen en Christen worden of vertrekken. Velen lieten zich van ellende en met grote tegenzin dopen. Ongeveer 150.000 Joden verkozen de ballingschap. Velen vluchtten naar Portugal waar ze acht cruzados moesten betalen om een verblijfsvergunning van acht maanden te kunnen krijgen. Wie ‘illegaal’ en zonder te betalen Portugal binnenkwam werd als slaaf verkocht of naar de Atlantische eilanden gestuurd. Toen de Joden in 1496 ook uit Portugal werden verdreven vluchtten er velen naar Nederland en, veel later, ook naar het Noord-Oosten van Brazilië dat een tijd onder Nederlandse heerschappij stond. Toen Nederland daar door de Portugezen werden verjaagd, vertrokken er veel – Portugees of Judeo-Español (‘Jodenspaans’) sprekende – Joden met hun Afrikaanse slaven naar de Nederlandse kolonie Curaçao.

[wordt vervolgd]

[eerder verschenen in Amigoe Ñapa]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter