blog | werkgroep caraïbische letteren

Het Spaans van Latijns-Amerika en de Cariben (IV)

door Fred de Haas

Beeldvorming rond het Spaans van Latijns-Amerika

Men denkt wel eens dat de mensen die in het begin voet aan wal zetten in Latijns-Amerika voor het merendeel uit schooiers en platvinken bestond. Dat beeld is onjuist: ‘La sociedad hispanoamericana del siglo XVI […] se constituyó con una proporción muy alta de hidalgos y una proporción también muy alta de clérigos, licenciados,bachilleres y gente culta, mayor que la que se daba en la sociedad europea de la época. Llegaron también, claro está, campesinos (en cantidad sorprendentemente pequeña), gentes de los diversos oficios (en cantidad algo mayor) y sobre todo marinos y soldados de los más diversos sectores sociales. Pero ya en la misma hueste conquistadora, y aún más al constituirse la sociedad hispanoamericana, se produjo una nivelación hacia arriba, una ‘hidalguización’ general’ (Ángel Rosenblat, los conquistadores y su lengua, Caracas, 1977). (De Spaans-Amerikaanse samenleving uit de 16e eeuw […] werd voor een zeer groot deel gevormd door mensen van adel en ook voor een zeer groot deel uit geestelijken, academici, mensen met een middelbare schoolopleiding en ontwikkelde lieden, een deel dat groter was dan dat in het Europa van die tijd. Natuurlijk kwamen er ook mensen van het Spaanse platteland (een verrassend klein aantal), ambachtslieden (een wat groter aantal) en vooral zeelui en soldaten uit de meest verschillende lagen van de bevolking. Maar ook al bij de massa veroveraars en nog meer bij de vorming van de Spaans-Amerikaanse gemeenschap vond er een nivellering naar boven plaats, een algemene ‘veredeling’).

De inheemse talen van Latijns-Amerika

Merkwaardig is dat de meeste inheemse talen geen invloed hebben gehad op de structuur van het Spaans. Natuurlijk wel op de woordenschat. Alleen al op het gebied van de flora, de fauna en de aardrijkskundige namen. Daar waren nu eenmaal geen Spaanse woorden voor. Tot op heden vinden we die woorden uit de inheemse talen niet alleen terug in het Spaans, maar ook in andere talen die ze op hun beurt hebben ontleend aan het Spaans. Uit het Caribisch kennen we de ‘caimán’ (kaaiman) en uit de taal van de Azteken, het Náhuatl, woorden als ‘tomate’, ‘cacao’, chocolate en ‘tequila’. Ook zijn er bekende woorden aan het Quechua ontleend: pampa (vlakte), coca (cocaïne), llama (lama). Het Tupí-Guaraní heeft ons woorden gegeven als ‘maraca’ (het ritme instrument), gaucho (de Zuid-Amerikaanse cowboy) en de ‘yaguar’ (jaguar). Uit de Afrikaanse talen kennen we de woorden ‘bongó’ (trommel), ‘banana’, ‘conga’ (trommel), ‘marimba’ enzovoorts. Wie zich een beeld wil vormen van de hoeveelheid woorden die specifiek bij een bepaald Spaans sprekend land zijn gaan behoren hoeft alleen maar op het Internet te zoeken naar ‘Diccionario de Cubanismos’, ‘Diccionario de Argentinismos’, etc. Nogmaals: de syntaxis (taalstructuur) van het Spaans in Zuid-Amerika is – met uitzondering van sommige gebieden waar Quechua wordt gesproken – nagenoeg dezelfde als in Spanje. Er zijn wel bepaalde in het ‘gehoor’ springende kenmerken, zoals het veelvuldig gebruik van ‘nomás’: déle agua nomás (= geef hem maar wat water). Of de betekenis van ‘Uno’ in: Uno es débil (= een mens is nu eenmaal zwak). Grappig is ook de betekenis van ‘medio’ (half) in uitdrukkingen als: ‘ese tío es medio loco’ (= die kerel is niet goed snik). Het Spaans van Zuid-Amerika is zeker niet uniform en vertoont van Noord naar Zuid telkens andere gezichten. Laten we sommige van die gezichten eens nader bekijken.

Het Caribische Spaans

Het Caribisch gebied is een van de grootste lingüistische smeltkroezen van de Westerse taalgeschiedenis. In de loop van deze geschiedenis heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen de meest uiteenlopende talen, zoals: het Arowak, Caribe, Maya, Engels, Frans, Spaans, Nederlands, Portugees, Bantoe, Yoruba etc. Sommige talen zijn verdwenen en leven hoogstens nog voort als restanten, andere hebben zich verbreid in een bepaald gebied en leven voort naast een Creoolse taal (het Nederlands naast het Papiaments, het Frans naast het Kréyol, Engels naast Jamaican Creole). Twee talen hebben zich als officiële taal over een groot gebied kunnen verspreiden: het Spaans en het Portugees. Gemeenschappelijke kenmerken van het Caribische Spaans In het Caribisch gebied is het SESEO en het YEÍSMO (zie boven) overal verspreid. Ook vinden we er opvallende neusklanken. Het Spaanse ‘San Juan’ wordt vaak uitgesproken als [SangHwang]. De S is zwak of wordt weggelaten aan het eind van een woord: ‘asta’ (vlaggestok) wordt [ahta], ‘mesas’ (tafels) wordt [mesa] of [mesah]. De D tussen twee klinkers is zwak of verdwijnt: ‘dedo’ (vinger) wordt [deo] en ‘lodo’ (modder) wordt [lo]. De Spaanse Jota (=J) wordt uitgesproken als een H: ‘caja’ wordt [caha]. Ook vinden we overal ontleningen aan vroegere inheemse talen (taíno): ‘ají’ (knoflook), ‘comején’ (termiet), ‘bohío’ (houten huisje) en Afrikaanse talen: babalao (Cuba: voodoo priester), ‘Orisha’ (goden) etc. Ook de manier waarop volwassen samenlevenden en niet samenlevenden elkaar toespreken als ‘Papi’ en ‘Mami’ is wijdverbreid.

Cuba
Niet overal in het Caribisch gebied wordt het Spaans op dezelfde manier uitgesproken. Ook binnen de landen zijn er grote verschillen. Zo staat de Cubaanse provincie Camagüey bekend om zijn duidelijke Spaanse uitspraak. Luister maar eens naar de manier waarop de Vieja Trova Santiaguera ‘Lágrimas Negras’ zingt. In Camagüey en Santiago de Cuba worden de L, de R en de eind-S nog uitgesproken. In het Westen niet meer. Ook heeft men in Cuba de neiging om de medeklinkers in een woord samen te laten vallen tot één klank: ‘Mi hermano’ klinkt dan als ‘Mjemmano’.

Santo Domingo

In Santo Domingo vind je in de eerste plaats de algemene kenmerken van het Caribische Spaans. Verder hoor je in de Dominicaanse Republiek hoe de R vóór een medeklinker wordt uitgesproken als een Y: ‘puerta’ (deur) klinkt als [pueyta] en ‘tarde’ (middag) als [tayde]. Maar het meest opvallende is hoe het meervoud van de woorden vaak wordt gevormd. Het meervoud van ‘casa’ (huis) is formeel ‘casas’, maar wordt in Dominicaanse monden vaak [cásase]; ‘mujeres’ (vrouwen) wordt [mujérese]. Merkwaardig is ook het gebruik van ‘ello’ voor het onpersoonlijke ‘het’: ello llueve (= het regent). En wat denkt u van het gebruik van ‘ser’ (zijn) in zinnen als ‘era temblando que estaba’ = ik stond te rillen (letterlijk: ik was aan het rillen dat ik was). Uit Afrikaanse talen (Kikongo, Kimbundu) – in de Dominicaanse Republiek waren veel Afrikanen – heeft men het gebruik van de dubbele ontkenning overgenomen: Yo no quiero no = ik wil niet (lett: ik niet wil niet). Net als in Puerto Rico vind je in het Spaans van Santo Domingo veel gehispaniseerde ontleningen aan het Engels, vooral op sportgebied: ‘Jonrón’ (homerun), ‘queche’ (catcher), ‘etrai’ (strike) etc.

[wordt vervolgd]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter