blog | werkgroep caraïbische letteren

Verdraagzaamheid, een programma voor vrijheid (16)

door Willem van Lit
In deel 16 het onderhoud van de dynamiek van het vermogen verdraagzaam te zijn; hert verlaten van het monopolie van de waarheid, het fanatisme en dogmatisme of de onverschilligheid. De cruciale rol van leiderschap.
 
Ontwikkeling van het vermogen tot tolerantie is steeds een menselijk, dus redelijk proces, dat in de staat van onderhoud steeds matigheid nodig heeft. Men kan zich niet afwenden van het ongeluk van anderen, zoals Spinoza dat bedoelde, omdat dit de kern van de menselijke conditie is. Bij het redelijk of rationeel handelen hoort dat men dit enkel kan doen als men de eigen positie goed in de gaten heeft. Anderen moeten dit kunnen zien en ervaren door hun eigen positie te waarderen. Het is wederzijds, nadrukkelijk wederzijds en nooit eenzijdig waarbij men de andere wang toekeert als men op de ene klappen krijgt. Tolerantie komt niet voort uit eenzijdig gepreekte naastenliefde maar uit het op gang brengen van de dialectiek, de wederzijdse bejegening, die niet zómaar ontstaat door er maar enerzijds veel in te pompen. Dit laatste werkt beledigend de apathie en lethargie in de hand waarbij het geweld van de beschaming op de loer ligt. De belerende tolerantiecampagne van de Nederlandse overheid eind 2012 op de tv, waarbij men zogenaamd ‘vrijblijvend’ witte pakjes ‘TOLERANTIE’ ronddeelde, is als mislukt van de zenders gehaald. Men maakt zich belachelijk door juist het benadrukken van die eenzijdigheid.
Het begrip rationeel is onder druk van de meritocratie van het neoliberalistische waanidee steevast verkeerd uitgelegd en gehanteerd, waarbij men voortdurend mensen de hoek in heeft gedreven, de hoek van het zogenaamd gebrek aan vermogen of onwil te groeien. Het neoliberalistische idee van rationalisme is een sociaaldarwinistische belediging voor de hele mensheid. Het ontkent het beginsel dat men zich niet mag afwenden van het ongeluk van anderen. Door ongebreidelde arrogantie en schraapzucht is het neoliberaal rationalisme een klap in het gezicht, het uitgangspunt van hernieuwde beschaming die tot meer geweld zal leiden en hierdoor wordt civilisatie ontkend. Ook hier lost het zeker niets op de andere wang toe te keren omdat ze je daar dan net zo vrolijk en nog harder zullen treffen. Zonder scrupules.
Maar ook door socialistisch-christelijk politiek correct dwingen staat de rede onder druk. Sommigen gaan zó ver dat men de eigen door de verlichting verworven democratische beginselen en stelsel ter discussie zou willen stellen. Er zijn mensen die er bijvoorbeeld voor pleiten de sharia in bepaalde sectoren van onze samenleving toe te laten. Men realiseert zich niet meer dat ons systeem van scheiding van kerk en staat en trias politica  uit de bloedige brij van religieuze wanorde en fanatisme naar boven is gesleurd: de desastreuze godsdienstoorlogen uit vroeger eeuwen in Europa. De tolerantie van het laisser-faire of ‘Weg met ons Cultuur’, zoals Ida Lamers dat noemt geeft dit soort verstikkend en bloederig dogmatisme weer een kans tot vernietiging. Het was hetzelfde religieus fanatisme dat – geautoriseerd – als ideologie werd gebruikt om inheemse gemeenschappen en culturen in Amerika om zeep te helpen.
Bescherming en bewaking van ons democratisch stelsel en gedachtegoed vergen voortdurende inzet van de redelijkheid. De balans tussen sociaal-, christen-, en liberaal-democratische krachten met alle mankementen en in allerlei varianten verdient ver de voorkeur boven razend fanatisme en dogmatisme van het eigen gelijk of boven een schijnbare onverschilligheid van tirannie waarin bloedvergieten en knechting als ‘schone’ methoden voor handhaving van evenwicht worden gepropageerd. Het verdient tevens ver de voorkeur boven het absurd beschamend nihilisme van neoliberalistische onverschilligen.
Laisser-faire verdraagzaamheid laat binnen het Koninkrijk toe dat de cultuur van verzet en woede, de patronage, fraude en eenzijdige begunstiging op de Caribische eilanden kan doorgaan. Sterker nog, dit zelfde politiek correcte idee van eenzijdige tolerantie staat patronage toe, doet mee aan de beschamende kracht van het kolonialisme van de gunst: eenzijdig, waarbij de bruisende kracht van woede wordt uitgelokt.
Ik pleit in dit boek voor een samenleving waar er plaats is voor tolerantie op basis van ruilinteractie, de dialectiek van wederzijdse bejegening. Hetzelfde idee moet eveneens toepassing vinden in het Koninkrijk der Nederlanden. We weten dat de verhoudingen tussen het Europese en het Caribische deel in macht en kracht ongelijk is; het Europese deel voert de boventoon. Juist door dit besef is de ontwikkeling van tolerantie op basis van deze ruilinteractie van groot belang. Het is de noodzakelijke voorwaarde waardoor de pathetische omhelzing en de strikken van schuld en schaamte los kunnen komen.
Met behoud en toepassing van de dynamiek van de rede. De mens heeft allereerst de kunst moeten leren met elkaar te leven. Eerder in dit boek (hoofdstuk 1 en 3) heb ik geschreven dat ik Popper volg als hij zegt dat “de mens, of zijn voorouder, eerst een sociaal en daarna pas een menselijk wezen was”. Eveneens was er eerst de gemeenschap en daaruit is taal ontstaan. “Maar dat betekent dat sociale instellingen, en daarmee ook typisch sociale regelmatigheid of sociologische wetten al bestonden voordat er sprake was van zoiets als wat sommigen graag ‘de menselijke natuur’ en de menselijke psychologie noemen”. Hij zegt verder dat het menselijk bewustzijn, zijn noden, verwachtingen, angsten, de hoop, motieven en zijn ambities hoe dan ook het product zijn van de samenleving zelf en niet de scheppers ervan. De structuur van de sociale betrekkingen zijn mensenwerk en niet het werk van God of van de natuur. De mens heeft zijn eigen omgeving ontworpen en ontwikkeld op basis van eigen menselijk handelen en besluiten en deze structuren kunnen alleen worden gewijzigd door datzelfde menselijk handelen en zijn besluiten. De mens is ingenieur van zijn eigen sociale realiteit. Het bewustzijn is ontstaan uit en is samen met de ontwikkeling van die sociale structuren en culturen gevormd. Op deze manier ontwikkelt zich de rede, die eveneens samen met de voortdurende ontwikkeling van diezelfde sociale realiteit en betrekkingen is ontstaan. En dat is de reden dat de redelijkheid constant onderhoud vergt.[1]
Identiteit en authenticiteit zijn dan dynamisch sociaal gedefinieerd, waarbij men zich wel bewust is van de vorming van cultuur in een eigen maatschappelijke en historische context, maar waarbij men zich actief bewust veranderbaar opstelt. Dit vergt voortdurende oefening van eerbied, aandacht voor het ongeluk van anderen. Gemeenschapszin waaraan iedereen meedoet, is onvoorwaardelijk noodzaak. Strikt wederzijds. De basisvoorwaarde is dat men álle groepen bevrijdt uit het geweld van de armoede, waarbij waardigheid en besef van vrijheid loskomt van de gunst van de gift, de cultus van patronage, de woede, afgunst en fanatisme. Zelfredzaamheid is een pijler voor het onderhoud van de redelijkheid, slachtofferisme vernietigt dit. En dit alles vergt leiderschap, als organisator van de menselijke betrekkingen.
In mijn boek De Caribische eilanden, het alternatief[2]heb ik gezegd dat het bij de Nederlands Caribische eilanden om drie fundamentele problemen draait: de armoede, de zorg voor de jeugd en het leiderschap. Dit is nog steeds zo. Het probleem met leiderschap liep toen als een rode draad door het boek. Nu kom ik er weer bij uit. Het ontwikkelen van tolerantie, zoals het hier bedoeld is, gaat niet vanzelf. Leiderschap is van enorm belang bij het op gang krijgen en houden van het vermogen tot verdraagzaamheid. De kenmerken van het leiderschap dat hierbij naar voren moet komen, zal ik in het kort hieronder herhalen.
1)      In een Caribische omgeving past het een uitgesproken en tot de verbeelding sprekende vrouw of man in een voortrekkersrol te hebben. Zij of hij moet charisma hebben.
2)      Hij of zij moet integriteit waarborgen en uitstralen: onkreukbaar zijn.
3)      De leider moet een helder en uitgesproken idee hebben over de toekomst: hij/zij moet een duidelijke visie hebben.
4)      Hij of zij moet voor mensen ruimte scheppen en ook grenzen trekken waar nodig, maar zeker niet afrekenen. Hij/zij moet mensen in geest en mogelijkheden vrijheid kunnen bieden tot ontplooiing te komen: positief mensgerichtleiderschap.
5)      De grondslag voor goed leiderschap is optimisme. Men moet in staat zijn boven de geest en sfeer van voortdurende crisis en teloorgang uit te groeien en niet steeds verwijzen naar anderen.
6)      De leider moet bruggen slaan tussen uiteenlopende groepen, segmenten, sociale lagen, rassen, enz. Hij/zij moet deze kunnen verzamelen en afstemmen rond één idee met afstemming van belangen.
7)      Leiderschap vergt verstandige oriëntatie op alle relevante maatschappelijke functies (sociaaleconomie, gezondheid, jeugdzorg, wetenschap, veiligheid, ecologie, enz.) en de leider moet in staat zijn deze te groeperen rondom de idee voor de toekomst.
8)      De Caribische stijl van leidinggeven vergt voorts een positief constructieve manier van knutselen: bestuurlijk manoeuvreren van dag tot dag met het oog op de toekomst.
9)      Zijn of haar gezagsbasis is de democratie (niet patronage), de legitieme grondslag voor integer en geciviliseerd bestuur.
(slot volgt)

[1]Popper, De open samenleving en haar vijanden, pag. 333. Als in mijn eerste hoofdstuk heb ik dit in een voetnoot toegelicht onder de subtitel ‘Smeulende herinneringen’. Deze redenering is de basis voor het verklaren van de (ontwikkeling van de) menselijke rede, die als beginsel van matigheid in denken en handelen tevens de basis vormt voor het vermogen tot tolerantie.
[2]Van Lit De Caribische eilanden, het alternatief, pag. 135 – 141.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter