blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: universiteit

Start Adek Mastersopleiding Nederlands

Binnenkort gaat de Masters Opleiding Nederlands van de Anton de Komuniversiteit van start. De opleiding valt onder de subfaculteit Humaniora van de Faculteit Maatschappijwetenschappen. Het openingscollege wordt verzorgd door de schrijfster en onderwijskundige Ismene Krishnadath en draagt als titel: Wanneer mag seks? Grenzen van jeugdliteratuur. Deze universitaire opleiding is een welkome aanvulling op de reeds bestaande taalopleidingen. De al decennia lang bestaande urgentie van een taalbeleid maakt wetenschappelijke studies van taalverschijnselen in ons land broodnodig.

[S’77 Info]

Studentenoproer AdeKUS gesmoord

door Rolf van der Marck

Het studentenoproer van eerstejaars-rechtenstudenten aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS) (zie mijn artikel hier “Wanbeleid bij AdeKUS van 22 november) van afgelopen maandag is op een even voorspelbare als belachelijke wijze gesmoord: “om de rust te doen terugkeren onder de studenten” heeft Koningin Schaak Ryan Sidin, bestuursvoorzitter AdeKUS, zijn pion Mr. Judy de Graav, rond welke docent het oproer was ontstaan, geofferd.

read on…

Wanbeleid bij AdeKUS

Judy de Graav, docent Rechten AdeKUS, pakt haar biezen en verlaat de collegezaal, nadat ze gisteren is uitgejouwd door stakende, het volkslied zingende studenten. (Foto dWT/Stefano Tull).

door Rolf van der Marck

 

Gister is er weer eens een bom gebarsten bij de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS), nu bij de Rechtenfaculteit, waar slechts 4 van de 117 eerstejaars-studenten in staat zijn gebleken een voldoende te halen voor het vak ‘Recht en Rechtssystemen’. Het staat terecht breed uitgemeten op de voorpagina van de Ware Tijd van vandaag en je hoeft niet eens alle ins en outs te kennen om onmiddellijk te kunnen zeggen dat dit een grof schandaal is. Zo’n wanprestatie kán niet zijn ontstaan door de docent alleen, óók niet door de studenten alleen, nee, dit is het compleet falen van het hele systeem. In feite moet ons enige en kostbare instituut voor hoger onderwijs onmiddellijk aan de beademing, om de ernst van de situatie duidelijk te maken.

Wie vervolgens zoekt wat de krant er zélf van denkt en je gaat naar het hoofdredactioneel artikel, dan vínden ze toevallig wel wat, “maar ze vinden het moeilijk door te dringen tot de essentie van het probleem”. Ze wijzen er enerzijds op dat dit soort situaties al jarenlang voortduurt –decaan Clayton Wallerlei zegt ook dat er met haast alle eerstejaarsvakken problemen zijn–, maar anderzijds zeggen ze dat “studenten aan hun stand verplicht zijn kritisch te blijven denken, van hen wordt verwacht de handen uit de mouwen te steken en diepteanalyses te maken over de kansen en bedreigingen op de universiteit, waar in belangrijke mate hun maatschappijvisie en intellectuele vaardigheid wordt ontwikkeld.” Wat een gelul, de Ware Tijd is hard toe aan een nieuwe hoofdredacteur, zo’n kulargument kan ‘n beetje krant zich niet permitteren.

Kortom, ‘there is something rotten’ in de AdeKUS. Het kan aan van alles liggen, ik noem maar een paar mogelijkheden: gebrek aan financiële middelen, verkeerd management, onvoldoende gekwalificeerde staf en docenten, gebrek aan cohesie tussen universiteitsbestuur en de faculteiten onderling, onvoldoende tot slecht gemotiveerde docenten, te lage drempel bij de instroom van studenten, meest waarschijnlijk –naar mijn mening– een aantal van deze zaken mét elkaar. Er zal dus noodgedwongen ingegrepen moeten worden om te voorkomen dat de AdeKUS volledig teloor gaat. Nu ben ik een verklaard tegenstander van politiek/etnisch bestuurde ministeries en instituten en al helemaal van door Bouterse ingestelde sturingscommissies, maar het rot zit te diep om het probleem over te laten aan het universiteitsbestuur, ze zitten te diep in de shit om er zélf nog uit te kunnen komen.

Wil Suriname zich niet internationaal nog meer te schande maken dan door het bij gebrek aan quorum in het parlement níet ratificeren van internationale verdragen, dan moet het wanbeleid bij de AdeKUS onmiddellijk een halt worden toegeroepen, opdat onze universiteit niet helemaal verloren gaat. Trek een ervaren ‘verandermanager’ aan zoals Ajax dat heeft gedaan in de persoon van Ten Have versus Cruijff, en geef die de opdracht ons nationale wetenschaps- en opleidings- instituut drastisch te reorganiseren. Hoeveel geld daartoe moeten worden neergeteld maakt niet uit, het is altijd vele malen goedkoper dan de teloorgang van de AdeKUS.

[Dit artikel is eerder gepubliceerd op Suriname Stemt.]

UvA akkoord met verlenging West-Indische Letteren

Het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA) gaat akkoord met de herbenoeming van Michiel van Kempen als bijzonder hoogleraar West-Indische Letteren. Voor de komende drie jaar is de financiering van de bijzondere leerstoel West-Indische Letteren gewaarborgd. Van Kempen verwacht dat de universiteit dit zal verlengen tot vijf jaar.

Het voortbestaan van de bijzondere leerstoel hing enkele maanden geleden aan een zijden draadje door het wegvallen van de belangrijkste sponsor. Door een actie van promovendi van Van Kempen en particulieren die de Westindische letteren een warm hart toedragen, kon de herfinanciering van de leerstoel alsnog gerealiseerd worden.

Enige leerstoel

Vooral voor zijn promovendi en het werk dat de afgelopen vijf jaar is gedaan is het volgens de bijzonder hoogleraar goed nieuws. “Je hebt erin geïnvesteerd en dat zou ineens worden afgebroken.” Voor de promovendi was er eigenlijk geen uitwijkmogelijkheid: “Het is de enige leerstoel ter wereld op het gebied van de literatuur van Suriname en de Antillen.”

De hoop dat de bijzondere leerstoel wordt omgezet naar een gewone leerstoel heeft Van Kempen voorlopig uit zijn hoofd gezet. “Dat is wel eens gebeurd, maar niet in tijden van bezuinigingen.” Zelf vindt hij dat West-Inidische letteren belangrijk genoeg is voor een vaste plek aan de universiteit.

Extra inzet

Ook professor Marita Mathijsen, voorzitter van het curatorium dat toezicht houdt op de bijzondere leerstoel, is opgelucht over het voortbestaan van de bijzondere leerstoel West-Indische Letteren. Ze vindt dat er zeker een gewone leerstoel moet komen: “Dat zou helemaal terecht zijn. Maar men geeft liever geld uit aan nieuwe wegen dan aan onderwijs.” Ze ziet ook een positieve kant aan het particulier initiatief: “Het draagt ertoe bij dat dit met extra inzet gedaan wordt.”

[RNW, 18 augustus 2011]

Nieuwe faculteiten AdeKUS bevroren

Paramaribo – De twee nieuwe faculteiten Humaniora en Exacte Wetenschappen, die het vorige jaar van start gingen, worden voor enige periode bevroren. Tot dan zullen deze twee faculteiten worden ondergebracht bij de faculteiten Maatschappijwetenschappen en Technologische Wetenschappen. Deze mededeling deed onderwijsminister Raymond Sapoen gisteren tijdens zijn betoog in het parlement. Volgens de bewindsman heeft het huidige AdeKUS-bestuur besloten om de realisatie van de studieprogramma’s onder de banier van de twee nieuwe faculteiten voorlopig te bevriezen; wat inhoudt dat de relevante studieprogramma’s zullen worden opgestart onder de paraplu van de bestaande faculteiten. De studieprogramma’s behorende bij de Faculteit der Humaniora zullen worden ondergebracht bij de Faculteit der Maatschappijwetenschappen en die behorende bij de Faculteit der Exacte Wetenschappen bij de Faculteit der Technologische Wetenschappen. Het bestuur achtte het van belang dat er een goed voorbereid werkplan dient te bestaan ter concretisering van de nieuwe faculteiten.

Zonder dit goed voorbereid werkplan kan niet voldoende vooruitzicht geboden worden op succes, hetgeen niet bevorderlijk werkt op de kwaliteit van de universiteit die als bedrijf juist een toonbeeld moet zijn van een verantwoordelijk beleid.
In april van het vorige jaar werden onder het bewind van minister Edwin Wolf de twee nieuwe faculteiten geproclameerd. Op de Faculteit der Exacte Wetenschappen zouden onder meer de vakken Wiskunde, Natuurkunde, Biologie en Scheikunde op een wetenschappelijke basis gedoceerd worden. En op de Faculteit der Humaniora wordt de mogelijkheid geboden om academische opleidingen in Letteren te beginnen. De Faculteit der Humaniora betrof die van de menswetenschappen met de daaraan samenhangende subfaculteiten, die zich bezighouden met de Surinaamse kunst, cultuur, geschiedenis en taal.

Op de Faculteit der Humaniora startte op 31 januari de cursus Mandarijn als de eerste cursus. Daartoe werd de professor Yue Hongli van de Shandong Technologische Universiteit van China naar Suriname gehaald. Met de twee nieuwe faculteiten werd de Anton de Kom Universiteit van Suriname uitgebreid naar 5 faculteiten. De drie reeds gevestigde faculteiten zijn de Faculteit der Medische Wetenschappen (FMeW), de Faculteit der Maatschappijwetenschappen (FMijW) en de Faculteit der Technologische Wetenschappen (FTeW).

[uit Dagblad Suriname, 15/07/2011]

Herdenking keti koti: Roep om centrum voor ‘black studies’

Bij de herdenking van keti koti vandaag in de kathedraal is aan de regering gevraagd om een centrum voor ‘black studies’ op te richten aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Dit is nodig omdat het hier om twee gemarginaliseerde groepen gaat, die een achterstand hebben.De kerkdienst werd gehouden door besturen van samenwerkende stichtingen voor organisaties van Surinamers van Afrikaanse afkomst. Rudi Bottse, voorzitter van stichting Keti Koti, zegt aan Starnieuws dat het traditioneel is om op 1 juli een kerkdienst te houden om de Almachtige te bedanken. Dat is op 1 juli 1863 bij de afschaffing van de slavernij ook gedaan.

De Verenigde Naties heeft dit jaar uitgeroepen tot het jaar van ‘Mensen van Afrikaanse afkomst’. De organisaties vinden dit een goede zaak en hopen dat de overheid hier invulling aan helpt geven. De achterstand van mensen van Afrikaanse afkomst en de inheemsen moet worden ingelopen.

Toch vindt Bottse dat het anno 2011 het de goede richting opgaat. Mensen van Afrikaanse afkomst in Suriname hebben goede posities in het Jeugdparlement, de middelbare scholen en de universiteit. Maar er is toch een inhaalslag nodig. Door het verleden te bestuderen, kan er een betere toekomst worden geschapen.

[uit Starnieuws, 1 juli 2011]

Emansipashon di Literatura Hubenil na Kòrsou

Tesina pa Estudio Master Idioma Papiamentu

pa Diana Lebacs

[Onlangs studeerden op Curaçao de eerste Masters-studenten af in Literatuur. De redactie van CU heeft hun verzocht samenvattingen van hun afstudeerscripties hier te publiceren. Jeroen Heuvel beet het spits af. Hieronder een samenvatting van de scriptie van Diana Lebacs over jeugdliteratuur, een Nederlandstalige samenvatting volgt nog.]

Asesor: Prof. Dr. Wim Rutgers

Mi tesina tin komo título Emansipashon di literatura hubenil Papiamentu na Kòrsou. Mi no a pone literatura hubenil na Papiamentu, pa evitá dos be uzo di ‘na’. Esaki tin mas tantu di aber ku estilo. Mi ke para ketu awor na mi eskoho pa e terminologia literatura hubenil. Den vários buki i artíkulo tokante literatura mi a topa preferensia pa e palabra ‘mucha’. Na Hulandes bo ta topa e terminologianan kinderliteratuur, jeugdliteratuur i awendia adolescentenliteratuur, referiendo na kada grupo meta. Promé ku mi a lesa e motivashon di Rita Ghesquière pa uzo di sierto terminoligia, ya pa mi mes mi tabatin poko duda pa mi uza e terminologia literatura di mucha i buki di mucha. Komo ku e área akí ta unu relativamentu nobo na Kòrsou i komo tal no a publiká muchu estudio di propio suela tokante e tópiko akí, mi tabatin miedu ku e palabra mucha lo restringí mi den mi análisis históriko-deskriptivo i ku konsekuentemente lo mi ta haña mi ta laga sierto buki afó.

Afortunadamente kapítulo 1 di e buki Jeugdliteratuur in perspectief di Rita Ghesquière (2009) a saka mi for di mi duda i mi dilema. Den e kapítulo al respekto e outor ta trese dilanti ku hopi biá ta brua e tres terminologianan den otro. E ta bisa ku literatura hubenil no solamente ta e terminologia mas komun, i ku e tin un nifikashon mas general ku literatura di mucha òf literatura di adolesente. Ta uza e terminologia literatura hubenil komo terminologia sentralisadó i koordinadó pa tantu literatura di mucha komo literatura di adolesente. Mi no por tabata mas felis!

Mas aleu Ghesquière ta bisa ku, den sentido mas spesífiko, hubentut (jeugd) ta referí na e fase di edat entre infansia i adulto. Literatura di mucha i literatura di adolesente semper tin un nifikashon spesífiko, segun Ghesquière. E promé ta referí na buki i teksto pa mucha for di edat di chikitin te mas o ménos edat di 11 pa 12 aña, esta pubertat. Literatura di adolesente ta referí na buki pa edat 15 aña ariba. A base di loke teoria ta bisa, ami a opta pa e terminologia general den mi tesina: literatura hubenil.

E tesina akí ta un análisis históriko-deskriptivo. Punto di salida ta pa mi investigá kon literatura hubenil a originá i kon e fenómeno akí a desaroyá den transkurso di tempu, i kon su situashon ta aktualmente na Kòrsou. E noshon ‘situashon’ ta poko amplio, pues mi ta dirigí mi riba e pregunta si mucha gusta e ofresimentu na buki hubenil na Papiamentu ku aktualmente tin den skolnan. Komo punto di salida di e situashon mi mester a bai bèk te den tempu di nos antepasadonan i, for di ei, kana e kaminda pa mi yega te dia djawe. E buki Kadans, Literatuurgeschiedenis tabata un fuente di informashon valioso pa mi koba den Historia di literatura i skirbimentu tokante historia di literatura for di un perspektiva amplio, pero ku enfoke riba nos region Karibe i Kòrsou.
Loke tabata un wes’i lomba di kita sombré tabata e liña di periodonan den e buki ku ta duna un bista global di e diferente periodonan di kultura i literatura, den un konteksto kultural-históriko i tambe den un konteksto literario. E tabata un bon stándart pa mi liña di tesina.

Den mi Introdukshon mi ta deskribí kon mi a eksperensiá e situashon kultural-literario medio añanan sesenta, na kaminda pa bira maestra di skol básiko. E búskeda den e tempu ei ta pone ku mi ta bai bèk den literatura di nos antepasadonan komo punto di salida. Ei mi ta inventarisá e herensia oral ku nan a laga atras den forma di dicho i proverbio, kantika i kuenta oral, a base di material dokumentá. Mi ta terminá e Introdukshon ku un reflekshon, loke mi ta hasi na fin di kada kapítulo te ku kapítulo 5. Despues di kapítulo 5 ta bini e investigashon i su resultado.

Den kapítulo 2 mi ta trata literatura di fondo relashoná ku mi pregunta di investigashon Kiko ta situashon di literatura hubenil na Kòrsou i di ki forma por optimalisá e situashon akí? Mi ta duna un bista breve di e teoria di historia di literatura i di skirbimentu di historia di literatura, pa mi hinka kontenido di kapítulo 2 den e bon konteksto. Aki tambe mi ta terminá ku un reflekshon.

Kapítulo 3 ta trata e diferente instansianan ku ta saka buki na Papiamentu na Kòrsou. Tres biá e frase ‘Eksistente, pero invisibel’ ta bini dilanti: promé biá den kapítulo2, parágrafo 2.2.2, di dos biá den kapítulo 3, parágrafo 3.1 i por último den kapítulo 5, parágrafo 5.2. Esaki, pa enfatisá e búskeda komo un liña kòrá den e tesina.

Kapítulo 4 ta titulá Kriterio pa balorá buki hubenil. Mi ta elaborá promé riba Historia di literatura hubenil na Europa i e manera ku ta balor’é pa mi tin un kuadro di referensia. Mi ta menshoná e kriterionan literario pa balorá buki segun e argumentonan di Mooij (1979) i Christine Kemmeren (2006).

Den kapítulo 5 mi ta hiba e tesina mas tantu den un direkshon didáktiko, pa mi por yega mas serka di e kontesta riba mi pregunta di investigashon. Pa haña un bista riba situashon di literatura hubenil, mester bai studia e situashon kaminda tin mucha i kaminda tin buki: esei ta na skol. E búskeda ta hibami riba e kaminda di e inovashon radikal ku a tuma lugá den enseñansa na Kòrsou for di aña 2000.
Pa mi splika mi investigashon i tambe e motibu di mi investigashon mi ta duna un deskripshon teóriko di Enseñansa di Fundeshi. Esaki mi ta hasi mediante e Freim di kuríkulo ku gobièrnu a laga desaroyá komo kuríkulo inovativo. Mi tin ku kue a kaminda akí pa mi por yega na e kontesta riba e di dos parti di mi di investigashon ku ta: ……i di ki forma por optimalisá e situashon akí? E kontesta ta pa motivá maestronan den vèlt pero tambe studiantenan (ku ta futuro maestronan) di estudio LOFO (Leraren Opleiding Funderend Onderwijs) ku a start na UNA na aña 2006 pa nan profundisá nan mes i hasi nan mes kompetente den área di edukashon Idioma Literashon i Komunikashon (ILK) ku e dos aktividatnan di lesa Sírkulo literario i Kansrijke taal.

Kapítulo 6 ta deskribí ki método di investigashon a uza, e ta duna un responsabilisashon di e método di investigashon a base di teoria i e ta terminá dunando e resultado, ku alabes ta indiká kon ta pará ku e situashon di literatura hubenil na Kòrsou.

Kapítulo 7 ta último kapítulo dje tesina akí. Aki mi ta bini ku un resúmen kòrtiku, un konklushon i algun rekomendashon pa optimalisá e situashon enkontrá. E tesina ta sera ku un bibliografia.

Mi búskeda den e tesina akí pa, mediante un análisis históriko-deskriptivo di literatura hubenil na Papiamentu na Kòrsou mi haña bista riba situashon di literatura hubenil na Kòrsou i wak di ki forma por optimalisá e situashon akí, a habri e siguiente panorama:

En general por bisa ku e proverbio i kantikanan dje dushi tempu bieu ta mas bien edukativo, nan por duna un moral, i vários di nan tambe ta pa duna pleizí. A duna un inventarisashon di e proverbio i kantikanan den e tesina akí kaminda e aksento ta kai riba mucha, pa ilustrá ki kaminda largu, pero signifikante emansipashon di literatura hubenil na Kòrsou a kana. Kiko tabata e forsa ku a pusha e desaroyo akí, i ken ta e personanan ku a piki e antorcha di e vlam di buki hubenil i kore kuné te dia djawe.

Ta importante ku a repasá e diferente ekspreshonnan ku ta forma parti di literatura oral di Kòrsou, pa motibu ku nan tabata fuente di inspirashon pa outornan ku a kuminsá skirbi i publiká nan obranan literarario despues di 30 di mei 1969. E fecha akí a habri un era nobo di konsientisashon i motivashon riba tereno sosial-kultural-literario i artístiko den sentido amplio di palabra. Por mir’é komo un siguiente etapa di emansipashon despues di 1 di yüli 1863, i 15 di desèmber 1954 i ku lo sigui haña mas empuhe despues di 10 di òktober 2010. Elemento i ingredientenan di literatura oral di Kòrsou a haña nan lugá den e obranan original dje outornan ku a kuminsá skirbi despues di trinta di mei 1969, komo símbolo i ekspreshon di un pueblo nobo i hóben, en buska di su propio identidat i kultura na Papiamentu.

Un bista den algun libreria na Kòrsou na 2011, por sierto den un libreria mas ku e otro, ta mustra kuantu buki hubenil, skirbí na Papiamentu, tin awendia na disposishon di hubentut i pa kasi tur edat. Un chekeo na skolnan di Fundeshi i skolnan pa Formashon Básiko, igual. E pregunta ta si e bukinan na Papiamentu tin nan lugá i funshon den e skolnan.

Remarkabel ta, ku ki ora un entidat òf persona bini ku un inisiativa pa lanta un editorial di buki hubenil, ta duna komo motivashon ku no tin sufisiente buki pa mucha. En bèrdat ta asina ku, kompará ku e kantidat di título ku editorialnan na, por ehèmpel, Hulanda ta saka pa aña, e kantidat na Kòrsou ta limitá. Pero mester tene na kuenta tambe ku ainda no tin masha hopi outor riba e isla ku ta skirbi pa mucha. Komo tal, e kantidat limitá di outornan lo no por produsí obranan original masalmente tras di otro.

Mester tene kuenta tambe ku e hecho ku e editorialnan djafó ta komersial-profeshonal. Nan merkado ta grandi i e demanda tambe. Meskos ta konta pa e kantidat di outornan afó ku ta entregá manuskrito. Pa dia un editorial Europeo por risibí mas ku shen manuskrito.
Mirando e sirkunstanshanan spesífiko na Kòrsou i poniendo tur kos den nan konteksto históriko i evolushonario, por konstatá ku eskritornan di buki hubenil na Kòrsou ta demonstrá ku nan ta konsiente ku idioma ta un bon instrumento pa desaroyá literatura propio. E ta nesario pa bo yega na un fase den kua por papia di literatura hubenil na Kòrsou. Un kondishon ta ku nos outornan mester ofresé material nobo kontinuamente pa asina hasi e kolekshon mas i mas riku na buki.

Kambionan den komunidat mundial a kambia e bista ku tabata eksistí riba literatura hubenil i konsekuentemente a produsí otro tipo di buki ku a kondusí na emansipashon di literatura hubenil na e kontinente di Europa. Kapítulo 2 di e tesina akí ta mustra ku kambionan den komunidat di Kòrsou durante e diferente épokanan tambe a kondusí na desaroyo di literatura hubenil riba e isla.

Rita Ghesquière, outor di Jeugdliteratuur in Perspectief (2009) ta bisa ku ‘ta importante ku ta papia ku mucha tokante kontenido di e buki’. E pensamentu akí por bin hunga un ròl importante den loke ta suponé di tuma lugá den inovashon di enseñansa na Kòrsou relashoná ku lesamentu.

Michael Slory – Campus (van de universiteit)

Ik vier
met het kleed
van de bloemen
de stilte,
mijn eigen glinstering
bijgestaan
door solisten
verweg in de bomen.

[ongepubliceerd; gedateerd 1994 – 6-2010]

 

Michael Slory, fotoportret van Nicolaas Porter

 

Nieuw documentatiecentrum Universiteit Aruba

De Universiteit van Aruba (UA) heeft vrijdag een nieuw documentatie- en archiefcentrum geopend in haar afdeling Onderzoek en Ontwikkeling. Deze afdeling zit in het pand van UA aan de LG Smith Boulevard, naast Superfood.

In het documentatiecentrum wordt documentatie bewaard dat direct gebruikt kan worden voor onderzoek op het eiland in het kader van onderwijs, Papiamento en maatschappelijke en culturele kwesties. De documentatie bestaat uit statistische informatie, publicaties van onderzoeken en ander academisch materiaal. Het documentatiecentrum is opgedragen aan TV-maker Demetrio Maduro en heeft ook zijn naam gekregen. De vorig jaar overleden Maduro was vooral bekend van de programma’s ‘Nos Grandinan na Palabra’ en ‘Nos Grandinan, Nos Tesoronan’, waarin ouderen uitgebreid aan het woord kwamen over het Aruba van vroeger en de oude gebruiken en tradities van weleer. Ter gelegenheid van de opening van het documentatiecentrum hebben zijn nabestaanden de complete archieven van die programma’s aan de universiteit geschonken. Documentatiecentrum Demetrio Maduro komt onder leiding te staan van de voormalig rector van UA, Lydia Emerencia. Zij wordt ondersteund door Herbert Diaz, Joyce Pereira en Ruby Eckmeyer. Het documentatiecentrum is voor iedereen toegankelijk en bereikbaar via telefoonnummer 588-9946 en crd@ua.aw.

[uit Amigoe, 20 juni 2011]

Universiteit Curaçao: 23 nieuwe Masters of Education

Aan de UNA/Da Costa Gomez Universiteit van Curaçao zijn 23 gloednieuwe Masters of Education geslaagd. Hieronder bevinden zich de eerste twaalf Masters of Education in Papiamentu ter wereld. Hieronder volgen de namen van de geslaagden.

Hbo-masteropleiding

Spaans

Hilda Ayoubi

Papiamentu

Patricia Elisabeth
Jeroen Heuvel
Sharine Juliana
Diana Lebacs
Saida Louisa
Marelva Mathilda
Ellen Meulens
Muriel Meyer
Glenda Sluis
Roxanne Toré
Irmgard Troeman
Daynara Noor

Nederlands

Bernadette Bérénos
Elisabeth Deville
Maritselyn Isebia
Guilla Rosario
Merry Vanblarcum

Engels

Jeanella Cheuk Alam
Ludrith Dalnoot
Denise Dindial
Maurina Maduro
Solange Siliee

Eerste studenten MEd Papiamentu ooit geslaagd

Voor het eerst in de wereldgeschiedenis zijn er Masters of Education in Papiamentu geslaagd. Dit is gebeurd aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Op 30 juni is de pregraduation day, daarna verschijnt er een officieel persbericht. Hieronder volgt de samenvatting in het Nederlands van de scriptie van een van de verse M(s)Ed.

Lo no papia nunka basta di John Brown

Samenvatting van de scriptie van Jeroen Heuvel voor het behalen van de titel Master of Education in het Papiamentu, waarvan de titel in vertaling luidt: ‘We kunnen het niet vaak genoeg over John Brown hebben, het eerste feuilleton over abolitionisme in het Papiamentu.’

In de Civilisadó, de eerste Curaçaose krant met veel artikelen in het Papiamentu, is van 10 mei 1873 tot en met 30 mei 1874 een vertaling van ene ‘P’ verschenen van het door Henri E. Marquand in het Frans geschreven John Brown.

John Brown (9 mei 1800 – 2 december 1859) was een charismatische Amerikaanse blanke abolitionist die slavernij beschouwde als een doodzonde. Hij vond president Washington hypocriet, omdat die wel voor blanken, niet voor zwarten vrijheid nastreefde. In zijn levenslange strijd voor de bevrijding van alle slaven in de zuidelijke staten van Amerika, leidde hij zijn manschappen, waaronder zich twee van zijn (twintig) kinderen bevonden, bestaande uit 17 blanken en 5 gevluchte slaven uiteindelijk naar een wapendepot in Harper’s Ferry, Virginia om zich meester te maken van de wapens zodat alle slaven zich op hun weg naar de definitieve vrijheid in Canada, konden beschermen tegen jagers van de slaveneigenaars. Bij deze actie zijn Brown en de zijnen gevangen genomen en zijn de kopstukken veroordeeld tot de dood door ophanging.

Henri E. Marquand, uitgever van La Gazette de Guernsey, heeft tijdens het proces en direct na de dood van John Brown veel eigen artikelen en die van anderen, zoals van zijn vriend Victor Hugo, gepubliceerd over deze zaak en heeft in 1860 een boek laten verschijnen, waarin hij John Brown verafgoodt.
Marquand staat in geen enkele encyclopedie vermeld, er is geen biografie van hem verschenen, historici hebben hem nog niet op een foto (h)erkend. Hij wordt dus niet als auteur beschouwd. Dankzij Wim Rutgers (foto rechts) die hem hier en daar heeft genoemd als vertaalde schrijver in de Civilisadó, ben ik me gaan verdiepen in John Brown.

Hoofdvraag
Wat is de praktische bijdrage van onderzoek naar in de vergetelheid geraakte literair-historische teksten aan onze kennis van hedendaagse literair-theoretische onderzoeksmethoden? Hoe kunnen we in ons onderwijs dat wat we hebben ontdekt toepassen om ons onderwijs op deze manier eigentijds te maken?

Secundaire vragen
Wie was John Brown; wie Henri E. Marquand; wie gaat er schuil achter het initiaal ‘P’, de medewerker van de Civilisadó; in hoeverre wijkt de Papiamentu vertaling af van de oorspronkelijke, Franse, versie; van wie zijn de voetnoten, van Marquand of van ‘P’; wie las de Civilisadó en hoe werd deze volkskrant ontvangen; is John Brown het enige feuilleton in de Civilisadó?

De geschiedenis van Curaçao vanaf 1499 is een en al kolonialisme en slavernij en het verzet hiertegen. De huidige maatschappij is daar een gevolg van. Iedereen ging en gaat hier op zijn eigen manier mee om, en met zijn unieke gedachten. Om te kunnen denken moeten we praten, ons uiten in beelden. Om een beeld te vormen moeten we het uitspreken. In deze scriptie analyseer en interpreteer ik de eerste roman in het Papiamentu, John Brown, in zijn literair- en cultureel-historische context en hoop hiermee een bijdrage te leveren aan de theoretische en praktische kennis en toepassing van literaire begrippen als literaire verwerking en imagologie.

Imagologie is een wetenschappelijk specialisme dat culturele representaties analyseert op hun beeldvorming over volkeren, culturen en samenlevingen; het bestudeert de diep ingesleten gewoonte om samenlevingen en personen te karakteriseren aan de hand van hun nationaliteit en volksaard. De werkwijze van de imagologie is tekstueel, contextueel en intertekstueel.

Conclusie
In deze scriptie laat ik zien dat Henri E. Marquand een reportageroman – avant la lettre – heeft geschreven over een abolitionist die bereid was zijn leven op te geven voor zijn zaak. Een zaak die nog heel belangrijk was in het Curaçao van 1873, tien jaar na de afschaffing van de slavernij; dat zelfs tot op de dag van vandaag is, omdat slavernij nog niet overal is afgeschaft.
Ook ben ik tijdens het schrijven van deze scriptie op andere titels van Marquand gestuit die het bestuderen meer dan waard zijn vanwege hun literair- en cultureel-historische inhoud betreffende de Caraïbische maatschappijen rond 1840. Daarom kunnen we het niet vaak genoeg over John Brown en Henri E. Marquand hebben.

Hindostaanse geldingsdrang

De jaarlijkse herdenking van de Hindostaanse immigratie ligt inmiddels achter ons, maar we stomen onvermijdelijk op naar de 139ste verjaardag op 5 juni 2012, want elk jaar opnieuw meert de Lalla Rookh weer af bij de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap, zowel in Suriname als in Nederland. In mijn blog “Apartheidsvieringen in Suriname” van 24 mei j.l. heb ik hierover al mijn verontrusting uitgesproken. De op Caraïbisch Uitzichtt van Radio Nederland Wereldomroep overgenomen verslagen door Sam Jones en door Peggy Brader van de inaugurele rede van Chan Choenni bij de aanvaarding op (niet toevallig) maandag 6 juni j.l. van zijn ambt als bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, benadrukken nog weer eens die Hindostaanse apartheid.

Beide verslagen, dat van Jones getiteld “Immigratie Hindostanen succesvol”, dat van Brader “Hindostanen grootste groep Surinamers in Nederland”, zijn duidelijk kritisch ten aanzien van Choenni’s inaugurale rede, en na lezing ervan vraag ik me af of die immigratie wel zo succesvol is als Choenni ons wil laten blijken. Hij heeft het vooral over de ‘prestaties’ van de Hindostanen, afgezet tegenover hun duidelijke antipoden, de Creolen. “Behalve Prem Radhakishun op de televisie zie je nauwelijks andere Hindostanen”, merkt Choenni op als hij het heeft over de onzichtbaarheid van deze bevolkingsgroep. “Toch wonen er 160.000 Hindostanen in Nederland. Daarmee zijn zij de grootste groep Surinaamse Nederlanders. Niet de Creolen, zoals vaak wordt aangenomen. Ook in Suriname is de Hindostaanse bevolking overigens het grootst.”

Rechts: Chan Choenni, hoogleraar Hindostaanse diaspora

De titel van Choenni’s rede laat er ook geen misverstand over bestaan: Integratie Hindostani stijl, kortom, het gaat niet over integratie, het gaat over Hindostanen. Choenni heeft uitgerekend dat er nu 300.000 afstammelingen zijn van 25.000 naar Suriname geëmigreerde contractarbeiders, te weten 135.000 in Suriname, 160.000 in Nederland en de rest op de Antillen en elders in de wereld. In Nederland vormen ze 45% van de Surinaamse Nederlanders. De tweede grootste groep Surinamers zijn de Creolen, 39%. Omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) geen gegevens bijhoudt van etnische groepen, zijn alle Surinamers als één groep geregistreerd. Choenni kreeg echter met geheimhoudingsplicht voor korte tijd toestemming om in de bestanden van het CBS te kijken. Met behulp van een team deskundigen achterhaalde hij het aantal Hindostanen op basis van familienamen.

Hindostanen getalsmatig in de meerderheid
Onder de 160.000 Hindostanen die in Nederland wonen is door Choenni ook de derde generatie meegerekend, ondanks dat het CBS stopt met het bijhouden van het land van herkomst na de tweede generatie. Daar is Choenni het niet mee eens: “Derde generatie Surinamers in Nederland zijn ook Surinamers.” Vierde, vijfde en zesde generatie ook? Een bewijs dat het Choenni niet gaat om integratie, maar om apartheid. En dan beweert Choenni ook nog dat het hem niet er om gaat dat de Hindostanen de grootste Surinaamse bevolkingsgroep zijn. Nee, het is volgens hem belangrijk om stellingen te kunnen onderbouwen en om met de juiste cijfers beleid te maken. “Als je zegt dat er weinig Hindostaanse politici of sporters zijn, dan moet je dat kunnen aantonen.” Ook wil Choenni een einde maken aan de speculaties en discussies over het aantal Hindostanen in Nederland. “Sommige mensen zeiden dat het er 100.000 waren, anderen zelfs 200.000.” Alweer: niet integreren, maar Hindostanen zichtbaar maken.

De uitsmijter is echter wel Choenni’s bewering dat de Hindostanen zich op cultureel gebied goed kunnen aanpassen aan de Nederlandse cultuur, “maar tegelijkertijd behouden ze liever hun culturele waarden”. Dit bewijst volgens Choenni dat succes en behoud van het culturele erfgoed goed met elkaar samen kunnen gaan. Begrijpt Choenni zelf wat hij hier zegt?

Vieren of herdenken
Sandew Hira zou Sandew Hira niet zijn als hij zich niet ook meldde in het koor van immigratie-vierenden. Naar aanleiding van het door hem uitgegeven boek “Tettary”*) schreef hij 16 mei j.l. zijn column op Star- Nieuws “Niet alleen vieren, ook herdenken”. Het boek is een nieuwe studie van Radjinder Bhagwanbali over contractarbeid, getiteld Tettary – de koppige. Het verzet van Hindoestanen tegen het Indentured Labour System in Suriname, 1873-1916. Behalve een verslag over de inhoud van het boek stelt Hira de vraag of de Hindostanen de 5e juni moeten blijven vieren, of dat zij moeten herdenken, omdat Bhagwanbali argumenteert dat er niets te vieren valt. Bhagwanbali: “Het eerste schip bracht onze mensen in diepe ellende. Hoe kun je die dag vieren?”

Concluderend zegt Hira: “Ik denk vooralsnog dat we 5 juni en 1 juli moeten behouden omdat het historisch gewortelde dagen zijn, maar een nieuwe dimensie moeten toevoegen die recht doet aan onze voorouders, namelijk een herdenking. 1 Juli is de dag waarop vroeger gevierd werd dat de Nederlandse koning slavernij had afgeschaft. 5 juni werd vroeger gevierd als de dag waarop het eerste schip van de Hindostanen aankwam. Bhagwanbali zegt: het eerste schip bracht onze mensen in diepe ellende. Hoe kun je die dag vieren? Door het element van herdenking in te bouwen in deze dagen krijgen ze een andere betekenis: we vieren niet de dank- baarheid aan het kolonialisme, we herdenken onze voorouders die gevallen zijn in de strijd voor vrijheid en rechtvaardigheid. Deze herdenkingen zijn onafhankelijk van partijpolitiek. Ongeacht of je tot de coalitie of oppositie behoort, zijn dit de momenten van nationale eenheid die een land kunnen verbinden.” Wat let Hira en de Hindostanen dan nog om gezamenlijk op de Dag der Vrijheden de immigratie en de afschaffing van de slavernij te herdenken?

Ook van Hira weer één grote oratio pro domo, net zoals er een paar jaar terug opeens een derde couplet aan ons volkslied moest worden toegevoegd in het Sarnami. Hoe je het ook wendt of keert, het is geldingsdrang wat de klok slaat.

———

*) op het bij de column weergegeven boekomslag staat “Tettary’, maar in de tekst staat consequent “Tetary”.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter