blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: Tjong-Ayong Carry-Ann

Zo wil ik niet doodgaan

door Carry-Ann Tjong-Ayong

 

Wie wil er zo doodgaan?
Als een bundeltje, stijf opgerold in een wit laken. Een mummie uit de oudheid. Alleen mijn gezicht steekt uit de plooien. Een oog dicht. Het andere half open met een spottende uitdrukking. Mijn mond open, alsof ik nog mijn laatste dorst wil lessen.

 

Ik ben nog lauw warm. Mijn trekken zijn vredig. Eindelijk rust na al die maanden van moeizame inspanning om gesprekken te volgen, te proberen mij te herinneren wie ik ben, wat ik deed.
Mensen te herkennen die zeggen dat zij mij kennen.
Soms zie ik een prettig gezicht en tracht ik de handen vast te grijpen, wil ik ze niet meer loslaten.

 

Duisternis overvalt mij steeds vaker. Dan opeens is het over.
Grote ruwe handen ploffen mij op een verveloze houten baar in een betegelde ruimte.
Stoere mannen praten over mij alsof ik er niet ben.
Ik voel niks meer.

 

Twee mensen met treurige gezichten staan naast mij. De man snikt zachtjes. De vrouw streelt mijn voorhoofd met koele vingers. Als ik kon, zou ik glimlachen.

 

De stoere mannen sjorren mijn bundel omhoog op een andere brancard, die omlaag kan tot hij in het kleine deurtje past. Nummer 18 staat er op. Met een zwaai glijd ik de koude vrieskast in. Het deurtje sluit met een harde klap. De broeder steekt een papiertje in het venstertje.
Het is voorbij.
Dit was ik.

 

cat 22/2 2010

Een gelukkig mens

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Zij dacht dat haar ouders altijd zouden voortleven. En in feite deden zij dat ook. Na hun dood bleven zij voor altijd aanwezig in haar gedachten, in de dingen die zij in haar huis had. Zij glimlachten vanaf de portretten aan de wand. Zij hoorde hun stemmen en hun zachte lachen als zij iets aparts deed. “A pikin disi….”

Zij was nooit een dertien in een dozijn-kind geweest. Zij had zich altijd anders gedragen en liep uit het gareel. Maar op school haalde zij goede cijfers en zij las veel en graag. Soms kwam zij thuis met een stapel boeken die de leraar Nederlands haar leende. Zij kreeg op het eindexamen een prijs van de Alliance Française voor haar opstel. Alleen rekenvakken en wiskunde kreeg zij maar niet onder de knie.

Zij reisde naar ontwikkelingslanden waar revoluties heersten en begaf zich onder de armsten der armsten. Jaren later kreeg zij nog liefdevolle brieven van deze mensen en zij stuurde haar kinderen er heen om kennis te maken. Zij had begrepen dat de wereld deze mensen toebehoort. Daarom glimlachte zij altijd naar zwervers en daklozen, die terug lachten.

Zelfs in haar rolstoel reisde zij nog naar onbegaanbare plaatsen, waar de mensen haar optilden en vanuit hun boten de soms metershoge wal opdroegen. Zij logeerde in hun primitieve behuizingen en genoot van de natuur. Zij was gelukkig.

Uit: 50 jaar eenzaamheid

Feesten tot het eind

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Subh Holi Phagwa staat er in alle advertenties in de kranten. 1 maart vieren de Hindoestanen hun feest en gooien elkaar met vooral rode kleurstoffen. We hebben al het Chinees Nieuwjaar achter de rug met dagenlang geknetter van de pagara´s, het vuurwerk dat zij hierbij afsteken. Ook was er een rijke maaltijd in Kong Ngie Ton Sang, de vereniging waar ik als kind op feestjes ging. Het is Vrijdag en de Javaanse Westbidders roepen op tot gebed. Wij wonen naast de moskee en horen de zangerige stem van de imam door de straat klinken. Zijn gemeente is de vorige eeuw uit Indonesië gekomen waar zij naar het Westen, richting Mekka baden. Hier hebben zij die gewoonte gehandhaafd, hoewel Mekka nu in het Oosten ligt. Hier kun je elke religie bijwonen. De prodo beri, de Creoolse praalbegrafenis van Elfriede Baarn met veel muziek en mensen in hun mooiste koto dansend om de kist. Je wordt er vrolijk van. Wie is er bang voor de dood. Ik denk vaak na over mijn begrafenis in een roodgelakte Ghanese kist. Met veel bloemen, liefst tropische, palulu en fayalobi. Veel muziek en lekker eten. Dansende mensen. Ik wil vrolijk heengaan zonder tranen.

Cat 26-2 010

In memoriam Cécile Zandwijken

Enige dagen geleden overleed Cécile Zandwijken. In december schreef Carry-Ann Tjong-Ayong nog over haar:

Zij zit op een lage stoel. Keurig gekleed. Haar vroegere rastavlechten zijn gereduceerd tot een gemillimeterd grijs kopje, volmaakt rond, waarin de grote ogen vaag verbaasd de ruimte opnemen. Wie ben ik? Wat doe ik hier? Wie zijn al die mensen? Zij is langzaam aan het wegzakken in haar eigen vergetelheid.
Zij is Cécile, een heel begaafde, artistieke vrouw met originele ideeën over de cultuur in Suriname. Een begenadigd dichter. Na een hersenbloeding werd zij nooit meer de oude. Nu praat zij niet meer en mompelt slechts Mmmm., terwijl zij je vriendelijk aankijkt met haar grote ogen. En zij houdt je met beide handen stevig vast.

In 2006 won zij de eerste prijs van de Black Magic Women Poëziefestival met het gedicht ‘Ini a mofo neti’ [In de avondschemering]:

Ini a mofo neti

Fu mi libi
Yu doro
Mi kari yu kon insey
Ini a sula in mi liba
Pe mi syen e kibri
Pe mi frede prakseri e beyfi
Dape yu saka sdon
Dede kapelka ini mi bere
Begin dribi den ffrey ffrey
Wiki ala sortu nyun firi
Mi fruwondru tê
M’ e fruwondru ete
M’ e fruwondru tide
In de avondschemering
Van mijn leven
Kwam je
Ik liet je binnen
In de stroomversnelling in mijn rivier
Waar mijn schaamte schuilt
En mijn angstige gedachten trillen
Daar nam je plaats
Dooie vlinders in mijn buik
Begonnen hun vleugels te strekken
En wekten allerlei nieuwe gevoelens op
Ik was verbaasd
Nog steeds ben ik verbaasd
Vandaag

In De Ware Tijd van 8 augustus 2006 verscheen een verslag van de BMW-middag door Bonnie van Leeuwaarde, dat hieronder wordt overgenomen:

Op de derde dag van het Black Magic Woman Festival, werd tijdens de literaire middag de poëzieprijs uitgereikt aan Cecile Zandwijken.
De twee thema’s waar de deelnemers uit konden kiezen waren ‘Liefde en erotiek’ en Black Magic Women’. Het winnende gedicht was in het Sranan en vol onvervalste erotiek, zoals dit fragment: ‘Dede kapelka ini mi bere/Bigin dribi den frei frei/Wiki ala sortu nyun firi.’
De tweede prijs was voor het gedicht ‘In gezelschap’ van Soecy Gummels en de derde voor ‘Skwala’ van Eudya Vos. Behalve dat er werd gelet op creativiteit, taalgebruik en verbeeldingskracht, moesten de deelnemers ingezetenen zijn. De jury wist niet wie de inzenders waren, tot het moment van de bekendmaking. Van de 35 gedichten waren 24 in het Nederlands, 6 in het Engels, 4 in het Sranan en 1 in het Aukaans.
De presentatie van de literaire middag, zondag, werd gedaan door Jetty Mathurin, teatermaakster in Nederland. Ze deed het op haar geheel eigen wijze. Bijvoorbeeld over het laat komen zei ze: “Onze Lieve Heer heeft die witte mensen de klok gegeven en die zwarte mensen de tijd.”
Het gedicht van Zandwijken gaat over een vrouw die gedurfd heeft iemand toe te laten en daarover nog steeds verwonderd is (‘Mi fruwondru te/M’e fruwondru ete/M’e fruwondru tide). De dichteres glundert wanneer ze van alle kanten felicitaties ontvangt en die vlinder steeds weer aangehaald wordt. Op dit moment is ze niet verliefd. “Maar ik kan me nog goed herinneren hoe het was.”
Aan het begin van de middag waren er twee voordrachten, van Arlette Codfried en Soecy Gummels. Codfried zong ook nog een lied, ‘Life is so hard when you’re in love with a married man’. “Speciaal voor alle vrouwen buiten.” Gummels las uit haar boek Touched by love.
Robby Parabirsing, een van de weinige aanwezige mannen, heeft ook meegedaan aan de poëziewedstrijd. Vrouwen die hij in de literatuur het meest waardeert zijn moedige vrouwen. “Moedige vrouwen die zich gelijkwaardig opstellen.” Volgens hem hebben liefde en erotiek te maken met onderlinge verbondenheid. “En volgens mij is dat de essentie van het thema.”

Bibliotheek onmisbaar in de samenleving

Schrijversgroep ’77 organiseert een info-avond met als thema “De bibliotheek: onmisbaar in de samenleving”. Op de avond wordt informatie verschaft over het bewaren van en omgaan met geschreven erfgoed .

read on…

Getuige

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Steeds weer hetzelfde ritueel.

De militair roept naar beneden, in het trapgat, in de rechtszaal : “Verdachte Bouterse aanwezig?”

En van beneden roept een stem steevast: “Niet aanwezig!”

De zitting vangt aan met de aanwezige getuigen.

read on…

Carolina’s, illusies en verwantschap

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Toen ik oom Henny in zijn lachende ogen keek, zag ik een glimp van oom Johan, oom Robert en mijn vader. De verdwijnende generatie, behalve in onze harten. Want daar leven zij nog steeds.

Wij gingen door de Wicherstraat, waar wij vijf percelen verder een appartementje huren en zagen oom Henny door zijn tuin schuifelen. Niet meer zo flink ter been als vroeger, maar onmiskenbaar een Ferrier in zijn houding. Kennelijk stond hij ons op te wachten, want hij riep de hond bij zich en deed het hek van het slot.

Een stevige brasa…..Ik omhelsde hiermee mijn vader en zijn dierbare vrienden.
“Oom Henny, wat ben ik blij je te zien…!”

Wij waren allebei ontroerd. Wij dachten aan zijn oudste broer Johan, die nauwelijks een maand geleden begraven was. Generaties komen en gaan.
De pijn van het heengaan van mijn ouders is nog voelbaar in al mijn poriën, en dan komt er alweer nieuwe pijn. En geen ds Rudy Polanen voor een troostende discussie….. Ik moet eindelijk volwassen worden.

Met enige acrobatiek ben ik over de waterkering bij het terras geklommen en zie oom Henny in zijn schommelstoel. En beginnen de verhalen.

Ik luister graag naar hem. Echo’s van het verleden balsemen mijn gretige oren.
Over zijn schooltijd, zijn studietijd, zijn werk.
Illusies en desillusies van een briljante student en ingenieur, die zijn land wilde opbouwen. Zoals zovelen, miskend door een kortzichtige, hebzuchtige regering.

Oom Henny troost zich met zijn briljante kinderen, ik vraag naar Maurice, die ik in Leiden heb ontmoet, zijn kleinkinderen en net als mijn geliefde Candide ou l’Optimisme van Voltaire met
“Il faut cultiver le jardin”.
Hij kweekt bijzondere vruchtboompjes, kaneelappel, granaatappel, mini pomme de cythère, kalebas. Hij geeft me twee bijzondere manja’s: Carolina’s.
“Zo heet ik! En mijn grootmoeder, naar wie ik ben genoemd.”
“Ja!” lacht hij. Natuurlijk kent hij Pa’s moeder uit de Keizerstraat.

We hebben uren zitten luisteren.
“Ik verveel je? Maar ik moet het van mij afpraten…..”
“Neen, oom Henny. Jij verveelt mij nooit!”

We gaan weer terug door de Wicherstraat uit mijn jeugd, waar ik op pianoles zat en stiekem bij ouma Gravenberch in de Gravenstraat, naast de Waterleiding, ging uithuilen, omdat ik niet wilde pianospelen.

Oom Henny heeft mij een stukje jeugd terug gegeven.

cat 4/2 2010

Tweemaal 99 jaar

door Carry-Ann Tjong-Ayong

99 is een mooier getal dan 100. Symmetrisch als een eeneiige tweeling die naast elkaar loopt op weg naar de volgende levenseeuw. En eigenlijk zijn de honderd jaren ook voltooid want het eerste levensjaar in de moederbuik wordt nooit meegeteld.
Als je 1 zegt, bij het tellen is het eerste getal immers al voltooid.
Dus tante Nelletje en oom Johan, waren voor mij allebei honderd jaar.
Een topprestatie om zo lang zo alert, zo gezond op deze wereld, dit grontapu, dit aardoppervlak te mogen vertoeven. Ik heb hen allebei haast tot de laatste dag mogen zien en een brasa mogen geven. Oom Johan op het Ferrierfeest op in Katwijk aan Zee, waar hij nog een gloedvolle speech hield bij de inauguratie van de stichting die zijn naam draagt. Ik dacht toen nog: wat een zegen, als je dat nog kunt op die leeftijd….
Tante Nelletje zocht ik op 15 december op en ik schrok omdat zij niet op haar kamertje lag. Ik zag dat zij met afgedekte mond lag te slapen en streelde nog even haar zilvergrijze haar. Haar conditie was in een maand hard achteruit gegaan en het was eigenlijk geen schok meer dat wij op 17 december te horen kregen, dat zij in haar slaap was heengegaan. Het was al maanden haar grote wens, dat Hij haar zou komen halen.
Oom Johan vierde nog Kerst, Oud en Nieuw met zijn twee jongste dochters en hun gezinnen. Aan de vooravond van zijn overlijden gebruikte hij nog de dagelijkse maaltijd met Joan en Jan, die vlakbij hem wonen. Hij ging naar zijn huis, kleedde zich uit, ging op zijn bed liggen, deed het lampje aan, draaide zich op zijn zij en sliep in. Voor altijd, bleek de volgende ochtend, toen Joan hem belde en hij niet opnam. Toen Jan bij het huis kwam stak de krant nog uit de brievenbus. Dat was vreemd. Papsie haalde altijd de krant, maakte zijn ontbijt klaar. Toen Jan boven kwam vond hij zijn schoonvader met een vredige uitdrukking op zijn gezicht. Hij leefde niet meer.
Daarna kwam het hele circus in beweging, wat resulteerde in herdenkingsplechtigheden van het hoogste niveau, in de twee landen waar zijn hart en zijn leven lagen.
Tante Nelletje had een bescheiden Anitri begrafenis op de Hernhutterbegraafplaats Mariusrust. Zij liet geen nakomelingen na. Wij stonden met een handjevol rouwenden bij haar graf.
Oom Johan kreeg een staatsbegrafenis, waarbij de snelwegen langs de route werden stilgelegd door de escorterende politie. Een koninklijke uitvaart.
Hij liet 6 kinderen, 31 kleinkinderen 33 achterkleinkinderen en 2 betachterkleinkinderen na. Een grotere tegenstelling was niet mogelijk.
Twee mensen die mijn ouders hebben gekend. die hen hun onvoorwaardelijke vriendschap hebben gegeven. Die ik bewonderde.Van wie ik mijn hele leven heb gehouden.

cat 1 februari 2010

Carry-Ann Tjong-Ayong – Wreed

wreed
vinden zelfs de stenen
van het fort, die rode tranen wenen
bloed dat na jaren nog een uitweg zoekt
en zouden de mannen
die in die nacht de misdrijven pleegden
ooit kunnen slapen hun ogen sluiten
of blijven die open
starend in de nacht
waar demonen hun rust verstoren
wijdopen in dezelfde angst
hun monden geluidloos opengesperd
in eeuwige schreeuw
voor altijd in de zwarte nacht…?
vervloeking
DB zul jij ooit vrede vinden
ooit rusten na die wrede daad
zullen de demonen die zich ‘s nachts nestelen
op je schuldige hoofd en schouder
ooit hun vaste plek verlaten
al word jij ouder en ouder
zullen zij hun krijsend schuldbeklag
in jouw oren staken
of uur na uur, dag in dag uit
maanden jaren decennia hun
beschuldigende kreten
blijven slaken

cat 8/12/09

Op de vuist met: Vuijsje?

door Carry-Ann Tjong-Ayong

Het lezen van Alleen maar nette mensen van Robert Vuijsje, heeft een stroom van reacties voortgebracht, die vooral onder de Surinamers tot verontwaardiging, woede, frustratie en nog meer emoties leidt. Je kunt je afvragen in hoeverre dit terecht is en of de lezer de diepere bedoelingen van de schrijver voldoende heeft doorgrond, de zelfkritiek heeft begrepen. In de vele analyses die het boek opriep, komen diverse al dan niet genuanceerde meningen naar boven. Zo wordt bijvoorbeeld gesteld dat Vuijsje de Surinaamse vrouw afschildert als een niet al te intelligente vrouw met vooral lichamelijke kenmerken die neerkomen op een supersize boezem maat 95F en een dikke achteruitstekende bilpartij, ongetwijfeld ontleend aan de Afrikaanse Zoeloekoningin, plus een geconstrueerd bewerkelijk kapsel, veel goud en onelegante kleding en haar aldus belachelijk maakt. Dat de schrijver hiermee zijn eigen ras evenzeer beperkt tot de twijfelachtige categorie wellustige Joodse mannen, die niet kunnen klaarkomen bij de eigen kleurloze partner van weliswaar vergelijkbare financiële en intellectuele vermogens en daarom buiten de deur moeten gaan eten, ontgaat menigeen. Net zo min als hij hiermee de Surinaamse vrouw in al haar schakeringen typeert, doet hij dit met de Joodse man, die hij bovendien associeert met de dubieus bekend staande Marokkaan. Het is dus zaak dat de lezer zich wat kritischer opstelt bij het beoordelen van de bedoelingen van de schrijver.

 

Wat wel een terechte bron van zorg is, is dat men zich mag afvragen of de jongeren, die dit boek op scholen voorgeschoteld krijgen deze analyse zullen maken en niet onmiddellijk de vooroordelen zullen hanteren die hier ogenschijnlijk de kop opsteken. Het is dus zaak het doorgeven van dit boek vergezeld te doen gaan van een pedagogisch verantwoorde leeswijzer, zodat de juiste nuancering optreedt.

Tot nu toe heb ik de reacties uit Suriname gemist en ik roep daartoe de Schrijversgroep 77 op van zich te laten horen.

Mijn eerste reactie bij het lezen van dit boek was gemengd. In het eerste hoofdstuk trof mij de knappe analyse van de vooroordelen tussen allochtone groepen. Verder in het boek vond ik het verhaal amusant maar oppervlakkig en vroeg ik mij af of dit een prijs verdiende. Aan het eind kreeg mijn eerste reactie weer de overhand, toen ik mij realiseerde welke dubbele bodem hier in zat. De vele discussies die hierna gevoerd werden gaven een genuanceerder beeld van schrijver en boek.

Als Surinaamse vrouw kan ik mij niet identificeren met de vrouw in het boek, al voel ik mij solidair met haar. Ook al zou ik dezelfde uiterlijke kenmerken hebben, dan zou ik niet boos kunnen worden. Het is maar 1 type van onze rijk geschakeerde Surinaamse vrouw en als zodanig niet representatief voor de hele vrouwelijke bevolking van Suriname. Niet elke blanke Joodse man ziet er toch uit als Robert Vuijsje.

Het zou aanbeveling verdienen onze reacties als schrijvers te bundelen tot een leeswijzer voor de jongeren overal in de wereld. En eerlijk gezegd. Wie is niet jaloers op een bestseller die in 50 talen wordt vertaald?

Utrecht, 7 juni 2009
Carry-Ann Tjong-Ayong,
schrijver

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter