blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: kolonialisme

Kolonialisme en slavernij – een andere visie

Het Nederlandse koloniale verleden wordt in de academische wereld vanuit een te positieve invalshoek bekeken, meent Sandew Hira. In het meest extreme geval wordt het gezien als een uiting van een glorieus verleden dat in de Gouden Eeuw een hoogtepunt heeft bereikt. In een meer gangbare variant worden kwalijke aspecten van dit verleden wel erkend, maar wordt aangenomen dat deze geen invloed meer hebben in de huidige postkoloniale samenleving. Tegelijkertijd ontwikkelt zich buiten de academische wereld een meer kritische stroming van intellectuelen uit de voormalig gekoloniseerde gebieden die een fundamenteel andere kijk hebben op de koloniale geschiedenis van Nederland. Volgens hen is het Nederlandse slavernijverleden een misdaad tegen de menselijkheid vergelijkbaar met de Holocaust. Naast economische, militaire en politieke dimensies leggen zij nadruk op de mentale dimensie van kolonialisme en slavernij. Dit mentale kolonialisme werkt vandaag de dag nog steeds door in de Nederlandse samenleving, zoals zichtbaar in de huidige discussie rond allochtonen. Sandew Hira, directeur van het International Institute for Scientific Research (IISR), heeft scherpe kritiek op de wetenschappelijke fundamenten van de sociale wetenschappen in de Westerse wereld. Volgens hem laten vooraanstaande hoogleraren in de koloniale geschiedenis van Nederland zich eerder leiden door ideologie dan door wetenschappelijke principes. Georganiseerd door ISSO en CREA.

Datum: do 28 oktober, 20.00 uur
Plaats: CREA Theater
Turfdraagsterpad 17
1012 XT Amsterdam
Toegang: gratis voor studenten, € 5,- alle anderen. Reserveren niet mogelijk.

Over Sandew Hira meldde de Wereldomroep op 16 augustus 2008 onder de kop ‘Dew Baboeram toch geen hoogleraar’:

Dew Baboeram is niet langer kandidaat voor het bijzonder hoogleraarschap Hindostaanse Diaspora Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens de sollicitatieprocedure was Baboeram, die medio 2009 denkt te promoveren, verzekerd dat zijn nog te voltooien promotie zijn professoraat niet in de weg zou staan. Maar in de slotfase van de procedure bleek die promotie toch een keiharde voorwaarde te zijn.

Baboeram, beter bekend als publicist Sandew Hira, zegt zich dan ook bedrogen en onheus behandeld te voelen door de sollicitatieadviescommissie onder voorzitterschap van Kries Sietaram. “Aan het eind van het traject heeft men gezegd: we gaan de voorwaarden veranderen. Je moet promoveren voor je aangesteld wordt.” Er zijn overigens in Nederland meerdere hoogleraren benoemd, die niet waren gepromoveerd.

Het is Baboeram niet helemaal duidelijk wie de promotie-eis gesteld heeft; de universiteit of de stichting Diaspora Leerstoel Lalla Rookh, die de leerstoel financiert. Gezegd werd dat het de universiteit was, maar in de sollicitatiecommissie zit ook een vertegenwoordiging van de universiteit. Baboeram werd ‘overgehaald’ te solliciteren omdat voorzitter Sietaram hem verzekerde dat promotie geen eis was.

Oplossing
De kandidaat heeft nog geprobeerd een oplossing te bereiken door de promotie naar voren te halen. Hij stelde daarbij als voorwaarde dat de universiteit zijn uitgestelde benoeming bekend zou maken zonder te zeggen dat de promotie de reden was. “Want als je je werk goed had gedaan, en dat was de reden, dan had je me niet moeten uitnodigen.”

Tot verbazing van Baboeram vertelde voorzitter Sietaram van de sollicitatiecommissie in januari 2008 in een uitzending van de Wereldomroep precies hoe de vork in de steel zat. “Zo gaan we niet met elkaar om”, vond de historicus. Omdat er nog steeds geen oplossing is, heeft hij zich nu teruggetrokken. “Ik accepteer de eis dat ik gepromoveerd moet zijn, maar dan ben ik niet meer beschikbaar.”

Blamage
Sietaram zegt volkomen verrast te zijn door de stap van Baboeram. Hij noemt de ontwikkeling een blamage en een pijnlijke afgang voor zowel zijn commissie als voor de Stichting Diaspora Leerstoel Lalla Rookh. “Hij heeft zelf een verklaring uitgegeven, dat hij zich terugtrekt. Hij heeft geen gesprek met ons gehad.” Sietaram wil de handelwijze van Baboeram desondanks publiekelijk niet te hard afkeuren: “Ik vind het niet leuk.”

De voorzitter ontkent dat de commissie Baboeram beloofd had, dat hij pas na zijn benoeming hoefde te promoveren. “Hij wist het van tevoren en is daarmee akkoord gegaan.” De datum voor de benoeming van Baboeram is verschillende keren verschoven, omdat hij nog niet klaar was met zijn dissertatie, zegt Sietaram. Hij had uiteindelijk zelf april 2008 genoemd als promotiedatum: “Niet aan mij alleen, ook aan zijn promotor. Die zit ook in de sollicitatieadviescommissie.”

Nieuwe kandidaat
De stichting zit nu zonder hoogleraar, terwijl de benoeming in september 2008 zou worden afgerond. “Dat is heel pijnlijk voor ons”, zegt Sietaram. Wat er nu gaat gebeuren wordt nog bekeken als de commissie weer bij elkaar komt. Dat zal waarschijnlijk eind augustus gebeuren. “September halen we niet meer, dat is een illusie.” Sietaram hoopt in oktober of november een nieuwe kandidaat te kunnen presenteren, die eerder ook had gesolliciteerd. Wie dat wordt, weet hij nog niet.

Het ergste vindt de voorzitter dat er nu geld van de stichting blijft liggen, dat bestemd was voor de leerstoel. Met de ruim 50.000 euro per jaar zou onderzoek worden gefinancierd naar de migratie van contractarbeiders uit India naar Suriname. “Je kunt het geld gebruiken om aan verschillende instellingen te geven, maar dat is eenmalig. Ik wilde juist continuïteit hebben.”

[Inmiddels is dr Chan Choenni bevoemd als Hoogleraar voor deze leerstoel, niet aan de UvA, maar aan de VU – red.]

Een verhaal over San Nicolas

Op vrijdag 12 november wordt in de Openbare Bibliotheek Amsterdam de nieuwe roman van Quito Nicolaas ten doop gehouden. Het is een roman geworden die in de jaren zestig van de vorige eeuw afspeelt. Het verhaal kent verschillende lagen, waarbij gebruik is gemaakt van tal van historische gebeurtenissen in de koloniale geschiedenis. Behalve de Caribische sfeer die het verhaal ademt, verplaatst de verhaalstof zich naar Den Haag, Amsterdam en Washington.Verborgen leegte is het verhaal dat door twee personages wordt verteld en door de lezer herkent zal worden.

Programma

19.30 uur Inloop
20.00 uur Welkomstwoord Irene de Cuba van BookIsh Publishers
20.10 uur Inleiding door antropoloog dr. Francio Guadeloupe
20.25 uur Uitreiking 1e exemplaar aan bibliothecaris OBA
20.35 uur Muziekintermezzo met jazzmusicus Delbert Bernabela
20.45 uur Y. Cramer van Caribe Magazine interviewt de auteur
21.00 uur Dichteres Rosabelle Illes leest voor uit het boek
21.10 uur Signeersessie
22.00 uur Sluiting

Toegang gratis
Kaartjes reserveren via www.oba.nl/agenda
Iedereen is van harte welkom!

KNHG-najaarscongres 2010 ‘A New Dutch Imperial History’

On Friday, October 1st, 2010 the Royal Netherlands Historical Society (RNHS) will organize the conference ‘A New Dutch Imperial History. Connecting Dutch and Overseas Pasts’.

The conference ‘A New Dutch Imperial History’ aims to integrate colonialism and imperialism into the historiographical debate in the Netherlands. Speakers at the conference will seek fresh connections between the history of the colonies and that of the Dutch metropole, and explore the potential of new approaches in imperial history to the Dutch historical practice. Such issues are not only of interest to a small circle of specialists, but also to the wider community of historians of the Netherlands.

In recent years, the history of empire in particular has received fresh attention from historians in Great Britain and France. The central issue in the British ‘New Imperial History’ is the connectedness between the European metropoles and the different parts of their empires. Avoiding European-centred narratives of a dominant metropole and peripheral colonies, historians have looked for a more balanced interpretation of the reciprocity of social and cultural influences, and have developed the concept of a single imperial space as an analytical framework. In France, recent research has focused on the cultures of imperialism and explored the moral dimensions of the colonial relationship in the past and the present. These developments in neighbouring countries offer important stimuli to the Dutch historical community.

Keynote speakers from Great Britain (Alan Lester) and France (Romain Bertrand) will expound the latest developments in the field of the new imperial histories. Other participants will be asked to explore the issue of connectedness, reciprocity and colonial identities in the Dutch colonial world. They will do so by examining several themes of both Dutch and Dutch colonial history, including migration networks, the circulation of information and knowledge and the influence of the empire on culture and moral values.

The conference will have four panels: 1) Migration circuits; 2) Information and cultural networks; 3) Imperial values and 4) Imperial knowledge. In a round table debate, specialists on colonial as well as Dutch metropolitan history will be invited to reflect on the prospects of linking up their pasts into an integrated narrative.

Programme
Abstracts

The conference will take place in the National Library of the Netherlands (KB) in The Hague.

The conference fee is € 30,- (€ 25,- for members of the RNHS and € 15,- for (PhD) students) and includes lunch. The conference fee should be transferred to account number 6934391 (IBAN: NL25 INGB 0006 9343 91, BIC: INGBNL2A) of Nederlands Historisch Genootschap in The Hague.

Registration by way of an e-mail to: info@knhg.nl, or by telephone: +31 (0)70 3140363.

Het dubbele gezicht van de koloniaal

door Franc Knipscheer

Het dubbele gezicht van de koloniaal is de titel van een bundel met 14 opstellen die Ewald Vanvugt in 1988 bij In de Knipscheer uitgaf met als ondertitel Nederlands-Indië herontdekt. Ik moet nu aan deze titel denken naar aanleiding van de opgelaaide discussie over het koloniaal verleden van Nederland op dit blog Caraïbisch Uitzicht. Een van de opstellen in de bundel ging over de Nederlandse opiumhandel in Azië, over welk onderwerp Ewald Vanvugt al in 1985 de vuistdikke verhandeling Wettig opium had geschreven.
Voorafgaand aan een gesprek in het Haarlemse Café Globaal op 19 mei 2010 met Conny Braam, naar aanleiding van het verschijnen van haar historische roman De handelsreiziger van de Nederlandse Cocaïne Fabriek, gaf ik als redactielid van dat debatcafé een voorzet over het historische belang van de Nederlandse Staat in de opiumhandel in voormalig Nederlands-Indië. Voor deze ‘inleiding’, die hieronder volgt, heb ik – 25 jaar na publicatie – vrijmoedig geciteerd uit Wettig Opium en uit krantenberichten en recensies naar aanleiding van deze boekuitgave.

«Soms maakt een schrijver geschiedenis,» schreef Willem Ellenbroek in de Volkskrant in 1985 over het grote boek Wettig Opium. Ewald Vanvugt had toen eigenlijk een ander boek willen schrijven, namelijk de historische reisroman De Val van Bali over de Nederlandse verovering van Bali in 1906, die twee jaar later in 1987 zou uitkomen en waarvan in 2006 een uitgebreide heruitgave verscheen, moést verschijnen, omdat zijn documentatie over de slachting van Bali door Nederlandse militairen twintig jaar na zijn publicatie in de officiële vaderlandse geschiedschrijving nog steeds wordt afgedaan als een zogenaamde collectieve zelfmoord van de Balinezen. Ewald Vanvugt was daarmee andermaal een luis in de pels van de beroepshistorici.

Andermaal want hij was dat dus eerder met Wettig Opium. Bij zijn onderzoek naar De verovering van Bali ontdekte hij namelijk dat deze in direct verband stond met de handel in opium. Terug in Nederland stroopte hij de archieven en bibliotheken af naar dit onderwerp maar de Nederlandse opiumverkoop in Azië bleek totaal verdwenen in de twintigste-eeuwse vaderlandse geschiedenis. Via een voetnoot in de Tweede Kamerverslagen uit 1947 stuitte hij op een Indische opiumkroniek uit 1853 door J.C. Baud. Uit dit boek, dat de periode van de VOC van 1600-1800 behandelt, blijkt dat het goud van Hollands Gouden Eeuw voor een belangrijk deel afkomstig was uit de overheidhandel in opium. De grote verdienste van Ewald Vanvugt is niet alleen dat hij deze studie aan de vergetelheid ontrukt heeft, maar dat hij de kroniek doorgetrokken heeft naar de periode van de pacht van 1800 tot 1894 en naar de periode van de regie van 1894 tot 1942, toen de Japanse bezetting een abrupt einde maakte aan deze inkomstenbron.

Vanvugt toont aan dat ook in de anderhalve eeuw na de VOC opium voor de Staat der Nederlanden geen vloek maar een zegen is geweest. Zijn boek beschrijft de eeuwenoude Nederlandse maagd als opiumpusher, en aan haar voeten stond de nationale leeuw met het zwaard in de ene en de papaverbol in de andere klauw. Schuiven moesten de Javanen, en verslaafd raken aan belasting betalen. Het is berekend dat in bij voorbeeld de periode 1876-1915 de koloniale balanstekorten opliepen van 295 miljoen gulden, terwijl in dat tijdvak de opiumbaten 703 miljoen gulden bedroegen. Met andere woorden: zonder de opiuminkomsten zou het totale balanskort tot bijna een miljard gulden zijn opgelopen en zouden de kolonialen wel naar huis hebben kunnen gaan. De genoemde bedragen klinken nu nog astronomisch, maar zouden omgerekend naar deze tijd niet te bevatten zijn.

‘Wie de opiumcorruptie van de VOC wil kennen, wie het openbare debat in de negentiende eeuw wil volgen, wie met de ambtenarij wil kommaneuken of met christenen visionair en tegelijk benepen wil zijn, wie de boekhouders wil nacijferen of de politieke poppenkast in de ethische jas wil volgen, wie de hilarische geschiedenis wil kennen van de Nederlandse regering als would-be opiumkok op zoek naar het recept van rookopium, en wie nu wil weten waarom de schuivers bij wet verplicht de prut uit hun pijpen aan de Dienst der Opiumregie moesten terugverkopen, hij leze dit boek.’

Zo valt te lezen dat nog in 1930 de overheid 27 miljoen gulden verdiende aan de opiumhandel, terwijl het gebruik officieel bestreden werd – de ethische verpakking – voor de somma van 11.000 gulden. In feite was de ethische jas niets anders dan een vermomming: het beleid werd bepaald door het financiële belang van de staat. Nederland betoogde ook in de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties, dat het gebruik van opium bestreden moest worden, maar plaatste in een fotoboek ter gelegenheid van het regeringsjubileum van koningin Wilhelmina vol trots een foto van de opiumfabriek in het toenmalige Batavia, waar aan duizend contractarbeiders werk werd verschaft. In geheel Nederlands-Indië bestonden staatswinkels, waar wettig opium als warme broodjes over de toonbank ging. Maar ja, het Huis van Oranje heeft dan ook grote schatten verdiend aan het verslaafd maken van de Javanen. De Nederlandse Handels Maatschappij heeft in de 19de eeuw een grote rol gespeeld bij de wettige opiumhandel in de Indische archipel. De NHM is opgegaan in de Algemene Bank Nederland, dus je zou kunnen zeggen dat de ABN is voortgekomen uit de opiumwinsten.

De grootste drijfveer dit boek te maken was de verwondering dat alle Nederlandse publicisten al een eeuw hierover hebben gezwegen. Men kan de verdwijning van de opiumgeschiedenis een geslaagde propagandamanoeuvre van de overheid noemen, maar daarmee is niet verklaard hoe de geschiedenis van het slaapgom een eeuw kon slapen.

Ewald Vanvugt is de luis in de pels van de historici gebleven. Inmiddels verscheen ook bij Uitgeverij Aspekt Roofgoed. Europeanen vinden het vandaag de dag niet prettig om te worden herinnerd aan het feit dat de startkapitalen van hun welvaart met geweld werden weggehaald uit de andere werelddelen. De vraag of de landen van Europa een gemeenschap vormen en een gezamenlijke identiteit bezitten, wordt hier overtuigend positief beantwoord: zonder overzeese roof geen Europa! En vanzelfsprekend blies Nederland zijn partij mee. Zo werd eind 1894 het eiland Lombok op bloedige wijze veroverd, een overwinning met een legendarische oorlogsbuit: 230 kilo goudgeld, 7200 kilo zilveren munten en meer dan duizend kostbare ringen, krissen, kannen, juwelen enz., in 1897 triomfantelijk uitgestald in het Rijksmuseum in Amsterdam en sindsdien opgeslagen, of moeten we zeggen ‘verduisterd’, in de kelders en depots van de Nederlandsche Bank en diverse Nederlandse musea.

Terug naar Wettig Opium:
De eerste exemplaren werden destijds overhandigd aan prof. dr. W.F. Wertheim en aan drs. Jan Pronk, toen adjunct secretaris-generaal van Unctad (de United Nations Conference on Trade and Development), die conferenties organiseert waar voorstellen gedaan worden aan de Verenigde Naties ten aanzien internationale handel en ontwikkeling veelal met betrekking tot de positie van de arme landen. Bij die gelegenheid merkte Jan Pronk op dat de rol van de overheid bij de handel in verdovende middelen, zoals Nederland in de Indische Archipel, actueel is gebleven. De Verenigde Staten hebben bijvoorbeeld in Columbia een anti-marihuanacampgane gesubsidieerd om de productie van marihuana in eigen land te beschermen.

Ik citeer Jan Pronk: ‘Voor een land als Columbia kun je constateren dat een zeer belangrijk deel van de cocaïneproductie mede plaats vindt via import uit omringende landen als Peru. Daardoor ontstaat een handelssysteem met verwerkingsprocessen voor de buitenlandse markt. We weten dat Columbia’s inkomsten uit de handel in verdovende middelen twintig procent hoger is, dat is ruim een miljard dollar, dan de opbrengst van de koffie-export. De opbrengst blijft voornamelijk in het buitenland en wordt voor een belangrijk deel besteed aan de invoer van consumptiegoederen via dezelfde handelskanalen waarlangs de verwerkte cocaïne wordt uitgevoerd. Die consumptiegoederen vind je terug in het normale handelsnet, de groot- en kleinhandel. Dat betekent dat de autoriteiten daar een rol hebben gespeeld waardoor het illegale handelsnetwerk aansluit op het legale handelsnetwerk.’

Alleen in de Verenigde Staten schatte Pronk toen de waarde van de markt voor verdovende middelen jaarlijks op een bedrag van 80 miljard dollar en hij voegde eraan toe dat de subsidie aan fondsen ter bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen van dat bedrag maar een half promille is; en dat voor een aantal ontwikkelingslanden de opbrengst van de productie en de handel in verdovende middelen een deviezenbron vormt die alle andere overtreft.

Suriname, koloniale mislukking nummer drie

door Piet Emmer

Suriname heeft een veroordeelde crimineel tot staatshoofd gekozen. Is dat erg? Ja en nee. Nee, als we zouden aanvoeren dat er in de Caribische regio wel meer dubieuze personen staatshoofd zijn geworden. Zo heeft in Panama generaal Noriega wellicht nog meer met de drugshandel verdiend dan Bouterse. Op Haïti beschouwde de familie Duvalier (Papa en Baby Doc) de staatskas als hun persoonlijk eigendom, terwijl op het verpauperde Cuba de gebroeders Castro al meer dan een halve eeuw staatshoofd spelen zonder ooit de kiezers te vragen of ze het daarmee eens zijn.

read on…

Cultuur en macht op Curaçao

Di ki manera? by Rose Mary Allen focuses on the dynamics of Afro-Curaçaoan social life from 1863 until 1917, with special emphasis on the close relationship between culture and power in daily life. This study explores the ways the formerly enslaved Curaçaoans contested the asymmetric power relations dominated by the colonial state, the former slave-owners and the Roman Catholic Church. In the face of continuing racial, social and economic inequality, Afro-Curaçaoans carved out their own social practices, political and spiritual beliefs.

The use of oral history has been central in this study, enabling the author to present and analyze long forgotten or hidden information about the Afro-Curaçaoan community. The speakers expose, in their own words, the diversity and complexity of their social reality. The combination of various types of written and oral data, coupled to extensive literature research, has enabled the author to attain a better understanding of cultural dynamics among the Afro-Curaçaoan population.

Rose Mary Allen (1950) is a Curaçaoan cultural anthropologist with a long-standing research experience in several islands of the Netherlands Antilles, in particular among the descendants of enslaved Africans. The present study is her doctoral dissertation, defended at Utrecht University

Di ki manera?; A Social History of Afro-Curaçaoans, 1863-1917
Rose Mary Allen
SWP Uitgeverij, Amsterdam
ISBN: 978-90-6665-851-6
304 pagina’s
Eerste druk 2007

Onze taal in de Nederlandsche kolonie Curaçao

De Terneuzensche Courant schreef onlangs: ‘Mrs. Jellyby liet haar eigen huishouden te Londen in ‘t honderd loopen, omdat zij al hare belangstelling wijdde aan negerkindertjes in Afrika, zoo verhaalt Dickens.
Ietwat Jellyby-achting lijkt Nederland, dat een “Taalfonds” sticht voor Zuid-Afrika, terwijl, blijkens eene correspondentie uit Curaçao in de “N.R. Ct.,” op de sedert eeuwen aan ons behoorende eilanden Bonaire en Aruba slechts door enkele families Hollandsch wordt gesproken, maar de inlanders die taal niet verstaan en op St. Eustatius, St. Martin en Saba Hollandsch letterlijk eene vreemde taal is. Engelsch is daar de taal van school, kerk en gerechtszaal; een Hollander moet zich van een tolk bedienen, waarvan de kosten op zijne rekening komen; zelfs de raden van justitie zijn de Hollandsche taal niet machtig’.

Deze woorden moeten natuurlijk niet opgevat worden als een afkeuring of miskenning van het edele streven van de Nederlandsch Zuidafrikaansche Vereeniging. Het handhaven van onze taal in Zuid-Afrika is van overwegend belang voor onzen stam en het is niet meer dan behoorlijk, dat het Nederlandsche volk daarvoor zijn beste krachten inspanne. Maar omdat men het een doet moet men het ander niet nalaten. Bovenstaande woorden zijn een bewijs, dat een Algemeen Nederlandsch Verbond, dat zich voor de handhaving en de verbreiding van onze taal, niet zou bepalen tot één streek, maar overal, waar zijn invloed reikt en voor zoover zijn krachten het toelaten, zou werkzaam zijn om onze taal in ‘t leven te houden en het besef van onze stameenheid te doen ontstaan of te versterken, wel degelijk zijn grootsche roeping heeft. Aan het boven aangehaalde voegen we nog de onderstaande inlichtingen, door den Heer Coers in de Utrechtsche Courant gegeven:

‘Hoe beschamend, dat zoo bitter weinig voor de handhaving der Hollandsche taal in onze kolonie gedaan is.
Uit de Nederlandsche koloniale klas wordt f 10,000 voor onkosten van onderwijs besteed, om de bevolking hoe langer hoe meer te verengelschen.
Is het niet stuitend voor ons nationaliteitsgevoel?
Uit de (Nederlandsche) koloniale kas worden twee leeraren van het Engelsche Methodistengenootschap en een Anglikaansch geestelijke bezoldigd.
Door Nederlandsch geld wordt sedert jaren uitsluitend Engelsch gepreekt.
Is zoo iets niet meer dan bedroevend?
En de rechtspraak geschiedt er steeds in het Engelsch.
Een geboren Hollander, die in deze Nederlandsche kolonie voor een Nederlandschen rechter verschijnt is verplicht extra onkosten te betalen, omdat hij Nederlandsch spreekt en geen Engelsch verstaat.
‘t Is meer dat ergerlijk!

In een volgend nummer nemen we een bijdrage op van den Heer Hamelberg te Curaçao, die onze lezers volkomen op de hoogte zal brengen van den toestand, waarin onze taal in die kolonie verkeert.

[Dit is een van de vele, vele bijdragen aan het tijdschrift Neerlandia, uitgave van het Algemeen Nederlandsch Verbond, dat begon te verschijnen in 1896. Deze rijk bron van berichten over o.m. de toenmalige Nederlandse West wordt nu door de DBNL integraal digitaal beschikbaar gesteld. De eerste vier van de 108 jaargangen zijn nu beschikbaar gekomen. Te vinden door hier te klikken.]

De biecht van een airhostess

Française schrijft boek over wanpraktijken bij lagekostenmaatschappijen

door Paul Demeyer

Vlak voor het toeristische seizoen begint, haalt een Franse airhostess zwaar uit naar lagekostenmaatschappijen. In haar boek ‘Avions poubelles’ beschrijft Lisa Bleyssac hoe die vliegmaatschappijen de veiligheid van passagiers in gevaar brengen.
De 38 jarige airhostess verbergt zich achter een schuilnaam want ze is nog altijd in dienst bij een Franse vliegmaatschappij. Ze doet haar job al sinds 1996 en werkte voor een viertal lagekostenmaatschappijen. Nergens noemt ze namen. Maar ze wil wel haar verhaal naar buiten brengen omdat ze vreest voor de veiligheid van de passagiers. We zetten de strafste uitspraken op een rijtje.

Eten: ‘Wanneer we na de maaltijd afruimen, gooien we het voedsel dat nog op de borden ligt niet weg. Het wordt gespaard want meestal zijn er te weinig maaltijden aan bord en met die restjes, kunnen we toch iedereen te eten geven.’

Dronken de lucht in: ‘Na de vlucht is het personeel vaak zo gestresseerd, dat het nog eens samen stevig doorzakt. Plots word je opgeroepen om er nog gauw een vlucht tussendoor bij te nemen omdat een collega ziek is geworden. Zo gebeurt het vaak dat het vliegpersoneel beneveld aan een vlucht begint.’

Smokkelen: ‘Omdat douaniers respect hebben voor het uniform van de airhostesses, worden we bijna nooit gecontroleerd. Zo kunnen we zonder problemen met een koffer vol sigaretten door de douane gaan.’

Lange shifts: ‘Soms draait dezelfde ploeg 42 uur aan één stuk door. Ik herinner me het volgende vluchtschema: Parijs-Tripoli-Kigali-Lilongwe-Harare (waar we zes uur konden rusten) -Rwanda-Parijs-Athene. De piloot was 52 en wist bij landing amper waar hij was.’

Zuurstof: ‘Om snel te kunnen recupereren liggen piloten soms aan de zuurstoffles. Ze leerden dat van hun Indonesische collega’s.’

Besparen: ‘Eerst werd bespaard op de kwaliteit van drinkglazen, dan op het bestek, dan op de hoeveelheid zeep in het toilet. Nu op de kerosine. Ze doen dat door de airco niet aan te zetten zo lang de passagiers aan boord gaan. Soms duurt het zeer lang eer zo’n vliegtuig vol zit.’

Vervangstukken: ‘Er wordt gefoefeld met de aankooppapieren zodat ze goedkope, niet- gehomologeerde vervangstukken kunnen gebruiken. Vaak moeten de airhostesses gaan helpen in het atelier. Wie dat weigert, wordt niet betaald.’

Roken: ‘Het vliegpersoneel rookt tijdens de vlucht.’

Pillen: ‘Om de hoge werkdruk aan te kunnen, slikt bijna iedereen Guronsan, dat is bijna zuivere cafeïne in de vorm van een pil.’

Vliegtuigen: ‘Vaak vliegen we met tweedehandse toestellen die zijn gekocht op een vliegtuigkerkhof in de Mojave-woestijn.’

Lisa Bleyssac, Avions poubelles, une hôtesse de l’air dénonce les arnaqueurs du ciel. Uitgegeven door Editions de l’Arbre. Er zijn nog geen plannen voor een Nederlandse vertaling.

[overgenomen van De Standaard.biz]

Herstelbetalingen, slavernij en kolonialisme

Op 27 juni 2010 wordt bij de Vereniging Ons Suriname in Amsterdam een internationaal symposium gehouden: Herstelbetalingen, Slavernij en Kolonialisme. Tijdens het symposium presenteren wetenschappers uit diverse landen papers over dit thema.

Het symposium wordt geopend door Prof. Dr. Humphrey Lamur, die toonaangevende studies heeft verricht op het gebied van slavernijgeschiedenis.

Drs. Armand Zunder, econoom, presenteert de resultaten van een diepgaande studie over de omvang van herstelbetalingen voor het kolonialisme in Suriname.

Veronique Helenon, Associate Professor aan de Florida International University maakt een vergelijking tussen de discussie over herstelbetalingen in Frankrijk en de Verenigde Staten.

Fernne Brennan, Senior Lecturer aan de University of Essex behandelt de discussie in Engeland en gaat in op de juridische aspecten van herstelbetalingen.

Ramon Grosfoguel, Associate Professor aan de University of California Berkely maakt een vergelijking tussen herstelbetalingen voor de Joodse en de zwarte holocaust.

De dagvoorzitter van de conferentie is de Surinaamse econoom en historicus Sandew Hira.

De voertaal tijdens het symposium is Engels.

Organisatie
Het symposium wordt georganiseerd door de Vereniging Ons Suriname en het International Institute for Scientific Research (IISR) met ondersteuning van het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee)

De toegangsprijs voor het symposium bedraagt 10 euro.
Aanmelding vooraf is verplicht.

Meer informatie en aanmelden voor het symposium: www.iisr.nl
telefonisch: 070-36 36 728
per email: info@iisr.nl

Datum: zondag 27 juni 2010
Tijd: van 10.00 tot 17.00 uur
Plaats: Vereniging Ons Suriname
Zeeburgerdijk 19-21
1093 SK Amsterdam

Herstelbetalingen

Op zondag 20 juni 2010 wordt het boek van Armand Zunder, Herstelbetalingen; De ‘Wiedergutmachung’ voor de schade die Suriname en haar bevolking hebben geleden onder het Nederlands kolonialisme gepresenteerd bij de Vereniging Ons Suriname. Het eerste exemplaar van het boek wordt aangeboden aan Barryl Biekman, voorzitter van het Landelijk Platform Slavernijverleden. Armand Zunder wordt geïnterviewd door Rudy Lion Sjin Tjoe.

Geert Wilders gijzelt de publieke opinie met zijn bewering dat de immigratie van niet-westerse etnische groepen Nederland 7,2 miljard euro per jaar kost.

Nederland moet Suriname ten minste 50 miljard euro betalen voor de schade die Suriname heeft geleden onder de Nederlandse slavernij. Dat concludeert de Surinaamse wetenschapper Armand Zunder in zijn boek ‘Herstelbetalingen’ De ‘Wiedergutmachung’ voor de schade die Suriname en haar bevolking hebben geleden onder het Nederlands kolonialisme

In het boek gaat Zunder in op de volgende aspecten:
-Wat heeft Nederland verdiend aan de kolonisatie van Suriname?
– De genocide op de Inheemsen, de misdaad tegen de menselijkheid gedurende 250 jaar slavernij en de gedwongen arbeid tot 1940 door geimporteerde contractarbeiders op de plantages in Suriname.
-Tenslotte de uitgemergelde staat van de Surinaamse economie die Nederland na het kolonialisme heeft achtergelaten.

Herstelbetalingen: 50 miljard euro
Zunder heeft uitgerekend dat Nederland 50 miljard euro zou moeten betalen aan Suriname en aan haar bevolking voor het menselijke leed dat ze heeft veroorzaakt tijdens het kolonialisme en de bedragen die betaald hadden moeten worden als compensatie voor het werk dat is verricht.

Kolonialisme en Wetenschap
De studie van Armand Zunder is om verschillende redenen zeer belangrijk. Voor het eerst plaatst een wetenschapper het thema herstelbetalingen in de context van de Nederlandse koloniale geschiedenis zo scherp op de wetenschappelijke en maatschappelijke agenda. Hiermee introduceert Zunder een belangrijke vernieuwing in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Zunder opent met deze studie de deur van een kamer vol taboes. Waar andere wetenschappers ervoor terugdeinzen om de aard van slavernij te analyseren, gaat Zunder vele stappen verder. Hij fileert de verschillende traditionele opvattingen over slavernij en kolonialisme op basis van uitgebreide kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en toont hun enorme zwakte aan.
Zunder legt verbanden tussen het beleid van de kooplieden-bankiers en de regentenelite in Nederland – met name in Amsterdam – en de creatie van de kolonie Suriname. Tot nu is vaak de Surinaamse samenleving beschreven als een op zichzelf staande samenleving die weliswaar verbonden was met Nederland, maar meer als een last dan een lust. Op basis van een gedegen kennis van de Nederlandse geschiedenis en feitenmateriaal uit de archieven legt Zunder de verbanden bloot, die door anderen verzwegen of niet gezien zijn.

Economische geschiedenis
Zunder’s studie is de meest uitgebreide studie van de historische ontwikkeling van de Surinaamse economie. Zijn statistische bijlage bevat economische gegevens (kwalitatief en kwantitatief) die tot nu toe moeilijk beschikbaar waren. Zunder maakt een vertaling die vaak afwezig is in de Surinamistiek: de verbinding tussen wetenschappelijke analyse en beleid. Hij maakt een uitgebreide uitwerking van hoe de resultaten van zijn studie vertaald kunnen worden in een beleid m.b.t. herstelbetalingen.

Datum: zondag 20 juni 2010
Aanvang: 15.00 uur
Plaats: Vereniging Ons Suriname
Zeeburgerdijk 19-21
1093 SK Amsterdam
Aanmelden: info@veronsur.org
Entree: vrij

Ras en religie

Op donderdag 17 juni vindt een middagconferentie plaats, Naar eigen beeld en gelijkenis; Ras en religie in nazi-Duitsland en het inquisitoriale Spanje, bij het verschijnen van het gelijknamige boek van Prof. dr. Christiane Stallaert.

read on…

Nederland en Frankrijk in de Atlantische ruimte

Op woensdag 19 mei 2010 wordt er in het Maison Descartes in Amsterdam om 20.00 uur een lezing gegeven over Nederland en Frankrijk in de Atlantische ruimte

De Atlantische geschiedenis biedt een uitstekende invalshoek om de ontwikkeling van de westkust van Europa en hun interactie met andere continenten, met name Afrika en Amerika, te bestuderen en te begrijpen. Ze maakt het mogelijk verschijnselen als migratie, handelsverkeer, slavernij, oorlogen, de groei van havensteden enz, grondig te analyseren.

Tijdens deze lezing zullen twee boeken worden gepresenteerd: Les Pays-Bas et l’Atlantique (Rennes 2009), dat vragen behandelt met betrekking tot commerciële expansie en de culturele invloed van de Verenigde Provincieën in de Atlantische wateren van Nieuw- Amsterdam tot de Kaap, en Les Huguenots et l’Atlantique (Parijs 2009), dat ingaat op de Franse protestantse geschiedenis vanuit het perspectief van de interactie van deze religieuze minderheid met de Atlantische ruimte. De sprekers, auteurs en coördinatoren van deze twee boeken zijn allemaal Franse en Nederlandse specialisten, erkend voor hun werk op het gebied van deze nieuwe geschiedenis

Toegangsprijs: € 3,50
Informatie en reserveringen: bertrand.van-ruymbeke@diplomatie.gouv.fr / 020 531 95 43

Op woensdag 19 mei 2010 (aanvang 13.30) en donderdag 20 mei 2010 (aanvang 9.30) vindt er in het Maison Descartes een conferentie plaats: La France et les Pays-Bas dans l’espace Atlantique. De voertaal is Frans.

Plaats: Institut français des Pays-Bas – Maison Descartes
Vijzelgracht 2a, Amsterdam

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter