blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: In memoriam

Ernesto Sabato, la conscience douloureuse de l’Argentine

L’écrivain argentin Ernesto Sabato est mort, samedi 30 avril, dans la localité de Santos Lugares (province de Buenos Aires), alors qu’il allait avoir bientôt 100 ans.

Il est l’auteur d’un chef d’œuvre absolu, Sobre héroes y tumbas (1961). Ce roman immense et lumineux est un mélange détonnant de romantisme gothique et de lyrisme moderne, traversé par un souffle fantastique.

Roman total, il métamorphose les rues, les souterrains et l’architecture de Buenos Aires et propose une interprétation décapante de l’Argentine, de son passé turbulent et de son présent anxieux. Le long passage intitulé Rapport sur les aveugles est un des textes les plus lus et commentés des lettres d’Amérique latine.

Abbadon el exterminador (1974) se présente comme une suite et met en scène l’auteur lui-même, pathétique dans ses interrogations et ses contradictions.

Ernesto Sabato était un scientifique ébranlé par l’impasse du positivisme et par les horreurs commises au nom de la raison. Le surréalisme et l’existentialisme l’ont aidé à embrasser la littérature. Le tunnel, son premier roman, date de 1948.

Il était né à Rojas, province de Buenos Aires, le 24 juin 1911. Jeune communiste, il s’était éloigné du stalinisme à la faveur d’un premier voyage en Europe, en 1935. Il reviendra en France après la guerre.

En Argentine, il s’était toujours méfié du péronisme, tout en condamnant ceux qui avaient renversé le général Juan Domingo Peron (1945-1955). Les péronistes lui ont voué une hargne tenace, que les partisans des Kirchner ont prolongée.

Ernesto Sabato avait présidé la Commission nationale sur les disparitions de personnes (Conadep), qui a mené l’enquête sur les crimes commis par la dernière dictature militaire (1976-1983). Dans la préface du rapport Nunca Mas (Jamais plus), il avait rappelé la multiplication des attentats et meurtres commis par les guérillas d’extrême gauche et par les groupes parapoliciers d’extrême droite, sous les gouvernements de Juan Peron et d’Isabel Peron (1973-1976).

Sabato était un écrivain exigeant, sans doute trop, mais nous ne lirons jamais les pages qu’il a détruites pour en avoir le cœur net. Il était une personnalité difficile, au pessimisme inscrit souvent sur le visage. Il incarnait, à la fois dans son œuvre et dans sa démarche de citoyen, la conscience malheureuse des Argentins.

Argentijnse schrijver Sabato (99) overleden

Buenos Aires – De Argentijnse schrijver Ernesto Sabato is zaterdag op 99-jarige leeftijd overleden. De Argentijn staat bekend om zijn boeken Over helden en graven en De tunnel. Dat laatste wordt gezien als een existentialistisch meesterwerk. ”De mensheid kan niet leven zonder helden, martelaren en heiligen”, zei de intellectueel eens. Hij werd zelf door veel Argentijnen beschouwd als een held. Na het militaire bewind in Argentinië leidde Sabato een commissie die de verdwijning van duizenden Argentijnen onderzocht. De commissie schreef een rapport van 50.000 pagina’s met bewijzen over de systematische ontvoering en martelingen door de militairen.

Sabato was van oorsprong natuurkundige en hoogleraar aan de universiteit van La Plata.

[ANP]

 

Journalist Cliff Djamin overleden

Cliff Djamin, adjunct-hoofdredacteur van het avondblad De West, is zondagavond in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo overleden. “Hij werd zaterdag onwel aan het werk. Toen is hij meteen vervoerd naar het ziekenhuis”, zegt collega Louis Alfaisi desgevraagd aan Starnieuws.

“De redactie is geschokt over de plotselinge dood van Cliff Djamin. Dit is zo onverwachts gekomen. Niemand had dit kunnen vermoeden”, zegt Alfaisi. Djamin is in de jaren tachtig als journalist begonnen. Daarna was hij enige tijd persvoorlichter van de Amerikaanse ambassade.

Hij besloot opnieuw de journalistiek in te gaan. Nadat hij eerst bij Garuda weer begon, was hij korte tijd bij de Ware Tijd. Enkele maanden geleden werd hij bij De West aangesteld als adjunct-hoofdredacteur. Djamin werd zaterdag met spoed opgenomen op de ‘Intensive Care’ van AZP.

[bewerkt naar Starnieuws, 24 april 2011]

Nederlands als prop in onze reet

door Patrick Meershoek

Vanuit zijn nachtclub Tropicana op het Amsterdamse Rembrandtplein veroverde Max Woiski jr. in de jaren zestig muziekminnend Nederland. Nu is er een overzichtsbox. Een tachtigjarige artiest over muziek, Hollanders, zijn vader en prins Bernhard.

Bij de receptie van verzorgingshuis De Vleugels in het Noord-Hollandse Alkmaar doet de naam Max Woiski geen belletje rinkelen. En ook de oude in badjas gestoken man op kamer 325 – het naamplaatje op de deur zegt Mackintosh – houdt zich aanvankelijk voor de domme. ‘Max Woiski? Max Foetsie’. Van het net op cd en dvd verschenen overzichtswerk van zijn muzikale carrière zegt hij niets af te weten en ook de telefonisch gemaakte afspraak lijkt hij vergeten te zijn.

[Lees hier verder in de Parbode]

[Max Woiski jr overleed op 23 maart j.l.; lees hier een In Memoriam]

Gentleman John

door Ed Hart

Nadat ik me had verdiept in een van zijn poëziebundels, besloot ik hem uit te nodigen voor de eerstvolgende kon makandra. Via via lukte het me om kontakt te krijgen en hij had belangstelling voor de besloten bijeenkomst. Dat moet zo’n vijftien jaar geleden zijn.

Tot m’n grote verrassing ontdekte ik indertijd een oude groepsfoto van in Nederland studerende Surinaamse jongelui. Ze staan er op als een muziekformatie. Een van ze is de ex-president en dichter Drs. Ronald Venetiaan (Vene). Een andere op de foto is onze enige echte John, n.b. vermeld als vocalist. Dat wisten wij dus niet want hij heeft het strikt geheim gehouden ofschoon er gelegenheid te over was om ons te onthalen op nachtballades begeleid door virtuoos gitarist F. Kemmel. Maar je kan niet alles hebben dus mochten we in elk geval geregeld samen luisteren naar zijn al of niet gepubliceerde gedichten van hoog niveau.

John, altijd correct en tactvol, altijd in zijn element tussen vrouwelijk schoon, had er slag van om de aanwezige ladies te bevestigen met hoffelijke aandacht en complimenten. Tussendoor het hele gezelschap amuserend met goed getimede kwinkslagen. Hij werd een van de trouwste bezoekers van de konmakandra-avonden in thuishaven Amsterdam-West en verder in Amsterdam Zuid-Oost, Abcoude en de laatste keer in Oegstgeest. Ook in Almere of Deventer heeft hij meegedaan als ik me niet vergis.

Zijn medewerking verleende hij ook graag aan podiumactiviteiten en radioprogramma’s in stad en land. Weer of geen weer, niets hield hem tegen, geen afstand was hem te ver en hij schuwde geen late uurtjes. Maar op den duur moest hij het wel rustiger aan gaan doen en dat ging eveneens voor ons gelden. In de zomer van 2008 waren we weer samen aanwezig op de derde konmakandra van gastvrouw Mieke in Abcoude. Een nauwelijks te overtreffen avond in mijn opinie. Andere notabelen die avond waren dhr. Max Sordam, Carl Haarnack, de diva’s Monique Mijnals en Gilda. Na Oegstgeest hebben John en ik elkaar niet meer ontmoet maar ik zie wel recente foto’s en artikelen van en over hem in de krant, in tijdschrift en op Caraïbisch Uitzicht.

John is jarenlang een stimulans en bindende factor voor de konmakandra’s geweest en ofschoon Michiel van Kempen DE initiatiefnemer is van de cultureel/ literair konmakandra, mogen wij John gerust zien als de beschermheer van deze bijeenkomsten in Amsterdam–West en elders. Ik wens dank uit te brengen aan Masra John mede namens de anderen met veel waardering voor zijn altijd stijlvolle aanwezigheid en literaire bijdragen die allure aan de konmakandra’s verleenden, zijn begeleiding, de presentatie die hij soms op zich nam, de attente brieven en kaarten, ja voor alles dat verheffend is geweest! Gran Tangi, Brada John! It was great while it lasted. Het ga jou en de jouwen goed.

[Gentleman John staat voor ex-ambassadeur, onze erkende dichter John Leefmans]

In memoriam Henny Coomans

door Michiel van Kempen

Henny Coomans (Amsterdam, 9 juni 1929 – Bilthoven, 13 oktober 2010) was in zijn hele optreden een echte makamba, maar achter dat uiterlijke Nederlanderschap klopte een hart dat leefde voor de Nederlandse Antillen. Henny Coomans overleed in oktober 2010 op 81-jarige leeftijd. De afwezigheid van zijn onbaatzuchtige inzet zal nog lang gevoeld worden.

Het was eind 2001. Caraïbisten verzamelden zich in Hotel Otrabanda op Curaçao, om de oversteek te maken naar Aruba, waar dr. Wim Rutgers met een symposium zou worden uitgezwaaid als docent aan de Universiteit van Aruba. Hotel Otrabanda was en is eigendom van Frank Eustatia, de broer van Henny Coomans tweede echtgenote, Maritza Coomans-Eustatia, de bibliothecaresse die met een onwaarschijnlijke energie haar leven gaf aan het boek van de Antillen. Zij die eens als bonne had rondgelopen in het huis van de familie Coomans ˗ Henny en zijn Indische vrouw Lucia Loff (1928-1985) en hun twee dochters ˗ gaf Henny nieuwe vleugels na het overlijden van zijn eerste echtgenote. Een huwelijk leek de perfecte uitkomst te bieden aan een eenzame weduwnaar en een schat van een vrouw die voor zichzelf geen getrouwd leven meer in het verschiet had gezien. Hij had al sinds 1957 als bioloog met vele jaren onderzoek op de Antillen – vooral naar schelpen ˗ zijn verknochtheid aan de Caraïbische wereld getoond. Zij besefte dat zij met haar intellectuele nieuwsgierigheid naar alles wat de Antilliaanse cultuur betrof, the perfect match had gevonden. Mooiste kind van deze verbintenis-op-leeftijd: de Stichting Libri Antilliani. De Stichting, steunend op de financiële inbreng en buitengewone werkkracht van het echtpaar, zou een reeks van de mooiste boeken over de Antillen voortbrengen: Caraïbische cadens, Arubaans akkoord, Building up the future from the past, Veranderend Curaçao, Breekbare banden, De horen en zijn echo, Sint Maarten in kaart en beeld, boeken met een rijke inhoudelijke verscheidenheid, boeken die in hun onberispelijke uiterlijke verzorging de liefde voor het boek verraden.

Als Henny Coomans ons in de lobby van Hotel Otrabanda ziet zitten, trekt hij uit zijn aktentas direct de nieuwste uitgave van de Stichting Libri Antilliani tevoorschijn, een klein bruin boekje, een facsimile reproductie van een 19de-eeuwse gedrukte tekst in het Papiamentu, de Catecismo corticu pa uso di Catolicanan di Curaçao van de apostolische prefect op het eiland, M.J. Niewindt, oorspronkelijk verschenen in 1837. Vooral door toedoen van Maritza is het Papiamentu de vierde grote studiepassie in Henny’s leven geworden, na de biologie, de geschiedenis en de edelstenen. Iedereen krijgt een exemplaar en iedereen mag horen dat Henny later op bezoek zal gaan om een exemplaar aan te bieden aan de gezaghebber van het eiland. Want Henny was dol op gezaghebbers, al dan niet gevolmachtigde ministers en ander besturend en al dan niet gekroond volk, met wie hij bij elke nieuwe boekuitgave breed lachend op de foto kon, trots de jongste uitgave overhandigend. Die trots was overigens terecht, want het ging niet alleen bijna altijd om mooie boeken, het ging ook om belangwekkende boeken, zelfs al zou je kunnen veronderstellen dat er geen leguaan geïnteresseerd is in een Papiamentu catechismus uit 1837.

Als we de dagen daarna Henny tegenkomen, altijd licht nerveus bewegend, en altijd even hartelijk, vraagt hij telkens: ‘Ik heb je toch de Catecismo al gegeven?’ Maar zelfs als we dat beamen, stopt hij ons toch een exemplaar toe, ‘Dan kun je er iemand anders blij mee maken.’ Later, tijdens het colloquium op Aruba, krijgt iedereen opnieuw een exemplaar en mogen we met hem op de foto, geschaard rond een boekje van 14 bij 10 centimeter.

Een jaar later, in 2002, verschijnt opnieuw een facsimile uitgave van de Stichting Libri Antilliani, Prefecto Apostolico di Curaçao na Cristian di su mision, het oudste in het Papiaments gedrukte document, uit 1833. Hij stuurt het me toe – en ongetwijfeld ook aan alle andere Caraïbisten van het jaar daarvoor ˗ en doet er ruimhartig nog een boekje bij: de reprint van de eerder verschenen Catecismo. Van geen enkel ander boek heb ik zoveel exemplaren.

In dat jaar 2002 overlijdt Maritza. In 2007 verschijnt het laatste prachtboek van de Stichting Libri Antilliani, een door Maritza voorbereid Antilliaans sprookjesboek, dat Henny na haar dood uitbreidt met een levensschets en een bibliografie en liefdevol uitbrengt als Sprookjes voor Maritza. Het colofon meldt: “De band is vervaardigd uit Brillianta linnen met een blindpräge op het voorplat. De titel is in goudfolie op de rug aangebracht. Het boekblok is boven en onder afgewerkt met kapitaalband.’ Dit was een bibliofiel monument voor een Antilleaniste. Dit is nu evenzeer een monument voor de maker van dat monument. ‘En als je eenmaal getroost bent, dan zul je heel blij zijn dat je me gekend hebt,’ zegt de kleine prins uit het beroemde boek van Antoine de Saint-Exupéry. Zo denk ik over Henny.

[overgenomen uit Oso, april 2011]

Max Woiski jr. overleden

De Surinaamse muzikant Max Woiski jr. is niet meer. Hij overleed op 23 maart in het bijzijn van naaste familie in zijn woonplaats Alkmaar in Nederland. Max Woiski jr. (1930) is vooral bekend geworden door zijn onvergetelijke hits als Je bent nog niet gelukkig met een mooie vrouw en Rijst met kouseband en verdween na een carrière van ruim dertig jaar in de anonimiteit.

Pas in 2011 laat hij weer volop van zich horen naar aanleiding van het verschijnen van een cd- en dvd-verzamelbox, uitgebracht ter ere van Max Woiski junior en senior. Met deze box, Ritmo Tropical, wordt de glansrijke carrière van zowel vader als zoon in beeld en geluid gebracht. Het afscheid van Max Woiski jr. heeft op zijn uitdrukkelijke verzoek in besloten kring plaatsgevonden.

Max René Valentino Mackintosh (Paramaribo, 13 mei 1930), beter bekend onder zijn artiestennaam Max Woiski jr, was een zanger en gitarist van Surinaamse afkomst.

Hij is de zoon van Max Woiski sr. Woiski jr. speelde met zijn orkest voornamelijk in zijn eigen club La Tropicana in de Leidsedwarsstraat in Amsterdam en was rond 1970 veel op de radio te horen. In zijn orkest zaten de Surinamers Raul Burnett (conga’s), Steve Boston (timbales), Johan ‘Groentjie’ Groenberg (percussie) en de Nederlanders Jan Jacobs (bas) en Ronald Langestraaten (piano).Ze speelden voornamelijk Zuid-Amerikaanse muziek. Na een zakelijk conflict verlieten Boston, Burnett, Groenberg en Jacobs de band en richtten zij Ritmo Natural op. Met Hans Dulfer namen ze drie lp’s op.

[uit de Ware Tijd, 29/03/2011]

In memoriam Mavis de Lannoy (1932-2011)

Diskurso na okashon di seremonia di entiero di Mavis Josephine de Lannoy-Berg
24-08-1932 / 08-03-2011

pronunsiá pa Lucille Berry-Haseth
na misa di Janwe, djamars 15-03-2011, 3.15 pm

Kara pa morto nos ta realisá kada be di nobo ku morto a bini pa nos tur, pero nos ku awe a keda, ta mira ademas Mavis su logronan manera un monumento ku lo t’ei te dia solo fria.

Amigu i konosínan, famianan, tur Mavis su hendenan stimá, Dudi, Linchi. Su prendanan presioso: Aimée, Noëmie, Michel, Jean-Philippe, Luigi, pabien ku ta Mavis ta boso mama.
Ta bon ku durante e amistat entre Mavis ku mi – amistat ku a nase na prinsipio di dékada sesenta na radio Curom – nos no tabata sa ken lo a papia na despedida di otro. Aki ratu manera e aviso den korant ta mustra, nos lo lesa tambe riba Mae su tumba, su fecha di nasementu i su fecha di despedida. I e elemento mas importante ta e strepi meimei di e fechanan ei. E strepi ku lo por konta kiko a pasa tur e 78 añanan i piku, kon e añanan ei a pasa, i ki marka nan a laga pa posteridat. Mi Chimé a warda su agèndanan ku anotashon tambe di e rekuerdonan di su bida pa su famia, ku por ta orguyoso di nan mama, nan wela, nan ruman, tanta, suegra i kuñá.
Ora hende bai fo’i mundu ta sirkulá hopi komentario rònt di nan. Kada ken ta usa un otro vokabulario. E dianan akí tur komentario den kaso di Mavis su despedida a resultá entre otro den: ‘E señora ei… un dama elegante, pèrtinènt, serio, na su punto, papia nèchi…, sivilisá… na nivel.’ Ta bèrdè. Mi amiga Mavis semper a gosa di presta ‘na nivel’ den tur loke e organisá, tur loke e hasi. Su filosofia tabata: trese bèrdat sunú, sin fraña, sin hipokresia, nèchi presentá sí. I e tabata bon dokumentá, un persona krítiko, ku e debido midí pa dekoro.
Mavis ta hende di pariba. I fiel na su bario ‘VolksBond’, Pader Loduvicus Jansenstraat/ Oranjestraat, el a sostené di manera partikular e inisiativa di e habitantenan kontemporáneo di selebrá dia di Bandera den su Bario di infansia i adolesensia. E tabata konvensí ku e núkleo bario ta esensial den hende su bida i na vários okashon el a splika via medionan di komunikashon importansia di e konvivensia ku rèspèt i sentido di kompromiso ku otro. Su hendenan di ‘Bond’ lo sinti su falta komo konsehero, amiga i maestro di seremonia.
Ta bon pa banda di e inkontabel eventonan kultural ku Mavis a organisá trahando na CCC, na RVD, e programanan informativo di gobièrnu na televishon, su trabou komo lokutor na Curom…, menshoná tambe al ménos sinku obra grandi ku el a realisá: buki di protokòl pa ministernan, buki di hubileo di Orfeon Crescendo, buki biográfiko di Sr. Juancho Evertsz (Seis ménos un ta sero), buki tokante bida i trabou di señora Lucina da Costa Gómez (Di bèrdè bèrdè) i e seri pa televishon ‘In Holland staat een huis’. El a traha tur trabou ku lealtat i profeshonalismo pa yega na e meta proyektá, e kousa kolektivo.
Bon komunikashon tabata haltu den su pal’i bandera. Si el a primintí ku e ta hasi algu, bo por a konta ku ya esei ta hasí kaba. Mavis tabata intensamente aktivo. Na lugá di Josephine, su di dos nòmber lo por bien tabata ‘responsabilidat’. Tin masha hende ku a traha kuné ku por konfirmá esaki. Asina tantu hende tambe ta gradisidu pa su amistat i su sosten… pa su inisiativanan kreativo i inspirador… Semper tabatin algu den su tapara kultural. Su interes a kubri un kampo ekstenso di tema i tópiko. E tabata konvensí ku su kontribushon na pais tabata puru i di balor.
Reina di Hulanda a honr’é meresidamente ku e distinshon di Kabayero den órden di Oranje Nassau, pa su kontribushon na pais riba tereno sosial i kultural, i el a selebrá e echo akí na su kas, ku famia i hopi amigu, na 1976. Mavis tabata un pal’i muhé. Un mama, modelo pa su sinku yunan. Den e inkontabel aktividatnan kultural ku el a desplegá, el a mustra ku ehèmpel…, ku su integridat ta sinónimo di su personalidat. E tabata intensamente i orguyosamente katóliko.
Un detaye chikitu di su hospitalidat i kreatividat…: Tabata su kustumber invitá dos o tres amigu pa bin kibra yuna kuné na su kas, bièrnèsantu atardi. Tur aña un otro grupo chikitu di amigu tabata na bùrt. Mi tabatin e privilegio di partisipá huntu ku Mavis na hopi evento kultural ku el a organisá na Kòrsou, i nos dos a representá Kòrsou na e Konferensia Mundial di Mujeres Demócrata Cristianas na Caracas, tempu di Presidente Caldera, i na Porto-Riko, durante e último Festival di Pablo Casals, chelista, kaminda nos por a promové Kòrsou via radio i televishon. Tabata na dékada setenta, tempu nos pueblo tabata buska pa mediante aktividatnan kultural mustra un kara propio, loke pa algun hende a nifiká refleho eksklusivo di e kontinente afrikano, pero den buki di lei di Mavis ku mi, nos no a rechasá banda di e refleho ei ku sigur meresé su lugá, e ekspreshonnan internashonal ku por sigui alimentá rikesa kultural di nos pueblo, hasi nos pais, presisamente pa e diversidat akí, mas riku.
Anto es ta un yu Mavis tabata pa su mama! Shon Ros! Tur shon Ros su tres yu muhénan por sierto a resultá bon yu p’e. Muchanan dediká, orguyoso tambe di nan tata Pablo ku a inkulká den nan, norma i balor di den e komunidat akí di nos. Mavis por a papia ku un smak di Mami ku Papi…! El a stima tantu su famianan djaserka komo esnan djaleu.

Anto… es ta un mama pa su yunan! Miguel, su esposo kende 15 aña pasá bai su dilanti, tabata p’e ku su yunan un sosten balioso, i Miguel a dun’é e trankilidat pa e por tabata mama i tur espasio pa a la bes el a traha apashonadamente den kampo kultural pa komunidat. E tabatin e abilidat di mustra kon orguyoso e ta ku logro di su sinku yunan i nan kompañeronan di bida, sin broma, pasobra a parsemi ku el a komprendé ku humildat ta un adorno presioso si e manifestá den su proporshon hustu. I bida a duna Mavis hopi motibu pa e ta gradisidu. Hopi fruta ku el a kosechá di loke ku konvikshon e mes a planta.
Su mayor plaser durante su último añanan tabata… dediká tur tempu na su yunan, nan kasá i e ñetunan. Nos sa, pasobra e tabata kompartí su goso ku su amigunan. I providensia a laga ku e por tabata presente ora su ñetu Kimberly a gradua komo enfermera na prinsipio di aña pasá. E portrèt huntu ku e aviso den korant ta prueba di e Mavis kontentu ku nos ke sigui kòrda. I providensia a spar e di un tratamentu médiko infernal, promé ku el a bai.

Mavis a despedí dia 8 di mart, dia Internashonal di hende muhé, i fecha di nasementu di Don Juancho Evertsz, persona ku mashá el a atmirá i stima. Mechi su presensia semper a papia p’e, i di igual manera su ousensia lo sigui papia p’e den tur loke e tabata gusta i tur loke tabata disgust’é. Mavis su despedida ta un gran pèrdida pa nos tur, pero memoria di e hende ku nos a konosé, ku nos tabatin e privilegio di sinti nos di dje, lo keda biba tanten nos tin bida. Ku su rekuerdonan i ehèmpel sirbi nos tur di konsuelo ta mi mas ferviente deseo.

Mavis de Lannoy-Berg a emprendé su último biahe – su lus no t’ei mas, su inteligensia, su presensia elegante ni su lustre no t’ei mas – pero su memoria lo no blikia nunka.

Afscheid nemen op afstand van Jefx

In memoriam John Falix

door Ruth San A Jong

In januari had ik dringend een volle knalrode Fayalobi nodig. De uitgever had mij een email gestuurd die mij er aan herinnerde dat ik moest gaan opschieten met de vormgeving van de omslag. Ik belde mijn goede vriend, van wie ik wist dat die precies zou kunnen uitbeelden wat in mijn hoofd was. De illustratie moest iets zeggen van de inhoud van het boek “De laatste parade”. Telefonisch vertelde ik in een paar zinnen waar het boek over ging: dood, sex en leven. En de symboliek moest iets hebben van negen, omdat er negen verhalen in het boek staan. A la Dante, de negen circels van de hel.

De Fayalobi is het grootste, meest afgezaagde, sorrie, gebruikte symbool dat staat voor Suriname. En toch wilde ik iets daarmee doen. En iets met rood, symbool voor leven, liefde, vuur, passie en zwart, het symbool voor de dood.
De regens hadden alle blaadjes van de fayalobi weggespoeld. Mijn auto bracht me van Zorg en Hoop naar Leiding 11, Tweede Rijweg, Leysweg, Zorg en Hoop weer, en uiteindelijk naar Mon Plaisir. Ik bedacht nog een anekdote te schrijven: Was de fayalobi aan het uitsterven? Er zijn weinig mensen die nog een Fayalobiboom op hun erf planten. Alles was nu de Bougainville. Mijn tante wees mij haar erf waar wel acht verschillende soorten Fayalobi staan. Ik had nooit naar die dingen gekeken. Dolgelukkig deed ik ze in een fles met water en nam een paar volle mee. Ik drukte op de bel aan de Waaldijkstraat en John deed open die blij was dat ik een mooie had gevonden.
‘No span, vanavond werk ik eraan.’

‘Ik wist dat je zou flippen, maar ik kan geen zomaar ding voor je maken.’
Ik gilde in zijn oor nadat ik de email had gelezen. John had precies vertaald wat in mijn hoofd zat. Na 150 foto’s belicht en onderbelicht geschoten te hebben, op zijn computer bewerkt te hebben ontving ik een bestand uit vijf waar ik van mocht kiezen. Perfectie. Dat was het altijd geweest. Een idee, een project of iets stoms waar ik over dacht en vroeg, waar hij helemaal anders van dacht. Mijn eerste computer heb ik van hem gekregen. De lessen in gebruik van de pc, werken met tekst, projecten schrijven, begrotingen opmaken, kwantificeren, praten over lenzen en fotografie, tape en voice recorders, papier maken, bonbons, 3D filmpjes, beleidsnota’s, digitalisering: alles kon in de wereld en in het hoofd van John.
John heeft een groot aandeel gehad in mijn vorming. Dat assertieve, op je doel afgaan en to-the-point zijn. Want het woord hypocrisie kwam nooit voor bij hem. Soms mocht hij wat diplomatisch zijn, maar hij had lak aan iedereen, deed zijn ding en kreeg weleens de titel van ‘gek’. We hebben ontzettend zitten schaterlachen en hoesten aan de telefoon of via skype, urenlang, over van alles en nog wat. Hij vroeg zichzelf soms af van waar hij met die antwoorden kwam.
En ik had hem jaren niet gezien of gesproken, kreeg een opdracht in december 2010 en vroeg hem om het samen te doen. Hij had er plezier in gehad, was kritisch op sommige organisatorische dingen, maar dat maakte het eindresultaat alleen maar beter. Hij eiste professionaliteit van zichzelf op alle niveau’s. Tot laat in de avond was ik bij hem achter een van zijn twintig computers, waar het ene beeld in het andere liep. Typisch: allerlei technische snufjes in het huis aan de Waaldijkstraat.

En dan krijg je een bericht als je in Nederland zit voor werk, dat je goede maat, waarmee er mooie plannen waren, dood is neergevallen in zijn huis. Dan hoor je zijn stem en lach nog in je hoofd, zie je de DVD die hij in elkaar heeft gezet voor de school, het nieuwe logo dat hij in twee seconden heeft ontworpen. Dan zie je zijn email met als titel “de zoveelste parade” en de vraag hoe het met je rug gaat.
En die goede maat gaat dood, die de cover van mijn boek heeft geillustreerd dat over de dood gaat. Het leven is bizar. Ik doe geen moeite om de dood te begrijpen. Ik zal loslaten en dat wat ik heb meegekregen en geleerd van John Falix koesteren.

Tan Bun mi mati.

[van de website van Ruth San A Jong]

Moacyr Scliar, Brazilian Novelist, Dies at 73

by William Grimes

Moacyr Scliar, one of Brazil’s most celebrated novelists and short-story writers, whose existential allegories explored the complexities of Jewish identity in the Diaspora, died on Feb. 27 in Porto Alegre. He was 73.

The Brazilian Academy of Letters stated on its Web site (academia.org.br), that the cause was complications of a stroke.

Further reading in The New York Times, click here

In Nederlandse vertaling verscheen van hem de roman De Centaur in de Tuin. Amsterdam, Werldbibliotheek, 1994.

In memoriam Prof. John Alexander Tjon Joe Gin

door William L. Man A Hing

John werd 7 december 1937 geboren te Paramaribo en is 20 september plotseling overleden in zijn woonplaats Bilthoven. Hij woonde met ouders en familie op de bovenverdieping van hun bedrijfspand aan de Waterkant naast het voormalig warenhuis van Bettencourt. Nadat John zich 1953 als best geslaagde van de St. Paulusschool had laten noteren verliet hij zijn land om in Nederland verder te gaan studeren. read on…

In herinnering mijn vader, de leraar

door Jeroen Heuvel

Pim is op 28 april 1926 in Den Haag geboren. Oma Mien, de moeder van Pim, had van haar huisarts vóór haar huwelijk de waarschuwing gekregen om, gezien haar frêle postuur en gezondheid, geen of weinig kinderen te nemen. Wat gebeurde er? In tien maanden tijd had ze vier kinderen gebaard, twee tweelingen achter elkaar. Pim en Pam, niet hun doopnamen Willem Frederik en Frans Jozef, maar zo werden ze vanaf hun vijfde genoemd, waren het tweede stel.

Fysiek was Pim niet zo gezond, als zijn moeder, maar hij had een reuzesterke levenszin. Hij heeft meer dan eens de medische wereld versteld doen staan als hij na een zware operatie weer door de voordeur het ziekenhuis uitging. Toen hij vier jaar lang in een sanatorium moest liggen, is hij ’s nachts regelmatig op stap gegaan, tegen alle voorschriften in; de doktoren hebben later toegegeven dat dát, die wil, die ongehoorzaamheid, hem in deze wereld heeft gehouden.
Hij hield er van zijn mening kenbaar te maken en die te verdedigen. Als jongeman organiseerde hij lange wandeltochten voor Pax Christi, vanwege de gesprekken die rond een thema gevoerd moesten worden. Hij had de wereldoorlog als tiener meegemaakt, was daardoor erg teleurgesteld in het ontbreken van de (naasten)liefde, maar zijn geloof in de kracht van de liefde door Christus en de keuze die de mens heeft om daarvoor te kiezen, heeft hem altijd vertrouwen in het leven gegeven. Op Curaçao heeft hij lang bij de Jonge Wacht gezeten. Kamperen en vers geitenbloed eten vond hij geweldig.

Pim had een minderwaardigheidscomplex. Na de lagere school, durfde hij nauwelijks de mulo aan. De directeur herkende de leraar in Pim. Maar deze stotteraar naar de kweekschool, dat zou ie nooit halen. Na een paar jaar hád Pim zijn hoofdakte en een dozijn LO-aktes op zak. Later heeft hij (op Curaçao) MO-A Nederlands gehaald en (in Utrecht) zijn drs-titel, nadat hij een keer gezakt was voor zijn MO-B (op Curaçao). Dat was de enige keer dat ik hem heb zien huilen, hij kon er niet tegen dat de examinatoren zijn mening en argumenten over literatuur onvoldoende vonden. Ik zal een jaar of veertien geweest zijn, het maakte een diepe indruk op me. Veel later merkte ik dat ik het – ook – niet altijd met zijn interpretatie eens hoefde te zijn, maar dat houdt juist het gesprek gaande.

Mede op aanraden van de dokter solliciteerde, in 1956, Pim naar een baan bij het Rooms-Katholiek schoolbestuur op Curaçao. Voorwaarde om aangenomen te worden was dat je getrouwd moest zijn. Hij vond mijn moeder bereid. In augustus, een paar dagen na het huwelijk zaten ze op de boot naar Curaçao, waar ik in juni 57 het levenslicht zag. De eerste zes jaar stond hij op een lagere school, St Martinus de Porres in Santa Rosa, van 1962–1969 op een mulo, St Ignatius College in Groot Kwartier, en de laatste zes jaar op het Maria Immaculata Lyceum in Welgelegen. In die laatste periode heeft hij ook LO-Nederlands gegeven. Hij las erg graag literatuur, voor de CUROM heeft hij veel boekbesprekingen geschreven en ingesproken, ik zat dan vaak in een hoekje van de studio bij de technicus, Huub van Wijk, met een half oor te luisteren en in Suske en Wiske te kijken. Hij ging vaak naar premièrevoorstellingen en tikte ’s nachts, met mijn moeder de recensie uit, om die de volgende ochtend voor schooltijd bij de Amigoe af te leveren. In zijn literatuurboeken plakte hij zijn ex libris met het motto: ‘Eenvoud is waarheid’ om een door hem getekend portret van een jongeling heen geschreven.

Ik heb zelf ook les van hem gehad, op het MIL. Dat waren altijd interessante momenten. Van de lesstof herinner ik me niets, maar wel van de gesprekken, over literatuur én over het leven. Toen rookte hij nog pijp; nou ja, roken, het was meer een ritueel van schoonschrapen, stoppen, aansteken, uit laten gaan, weer aansteken, twee, drie keer puffen, weer uit laten gaan. Het was altijd een echt gesprek, waar je als tiener behoefte aan hebt: een volwassen mens beter leren kennen, vooral iemand die zichzelf is, die luistert en vragen stelt waardoor je zelf weer verder gaat denken, die toegeeft niet overal een antwoord op te hebben. De passie die hij voor literatuur had – taalkunde behandelde hij beroepsmatig – maakte dat je een mens van vlees en bloed voor je had. Die liefde droop bijna van de muren af; daar hingen portretten van auteurs als Willem Frederik Hermans (die dezelfde initialen had als hij), Hugo Claus, Jan Wolkers, Stijn Streuvels, Frederik van Eeden en Gerard Walschap. Als er in die tijd bij het Letterkundig Museum portretten te koop waren geweest van een Tip Marugg of een Frank Martinus Arion, had hij die zeker ook in de klas opgehangen. Onder die foto’s hingen citaten, die voornamelijk gingen over schijn en wezen, en over de verwachtingen van het leven. Natuurlijk zag je in die keus, maar dit is vooral achteraf – nu ik zelf docent ben – te zeggen, wat hem bezig hield. Ik herinner me een kwatrijn van J.C. Bloem, De nachtegalen:

Ik heb van ‘t leven vrijwel niets verwacht,
‘t Geluk is nu eenmaal niet te achterhalen.
Wat geeft het? – In de koude voorjaarsnacht
Zingen de onsterfelijke nachtegalen.

Maar het strookte niet met de passie en de humor die hij als leerkracht had. Hij kon streng zijn, vooral in het begin van het schooljaar, en uit zijn slof schieten als je niet genoeg je best deed, maar hij kon ook heel verantwoord reageren op kwajongens- en kwameisjesgedrag, zolang hij het gouden hart in die leerling wist. Hij hielp sommige pupillen van hun stotteren af, of sleurde ze door een examen heen als hij faalangst herkende. Hij was gevoelig voor kinderen die het hart op de juiste plaats hebben. Het verschil tussen schijn en wezen: ja, hij kon niet tegen schijnheiligheid; maar het lusteloze dat je verwacht bij mensen die geen hoge pet op hebben van het leven, nee: dat straalde Pim nooit uit. Hij keek bijna altijd vreugdevol uit zijn klaarblauwe ogen en er speelde meestal wel een grimlach om zijn fijne lippen.

Toen we in Caracas waren leerde hij de zangstem van Jesús Sevillano kennen. Hij vond die stem zo prachtig dat hij alle toen beschikbare lp’s heeft gekocht en met veel genoegen kon hij luisteren naar Sevillano’s interpretatie van onder andere Gracias a la vida, geschreven door Violeta Parra.

Toen we in 1975 naar Nederland gingen, ik om te studeren en zij omdat zijn contract er op zat, vroeg ik me af waarom hij eigenlijk al die jaren de leerlingen niet hun eigen taal had onderwezen en nam me toen voor om dat, als de tijd daarvoor rijp was, zelf wel te gaan doen. Maar dat zou in mijn geval nog dertig jaar duren. Hij heeft wel twee boeken en verschillende artikelen gepubliceerd over de Nederlands-Antilliaanse literatuur en over Nederlandse gedichten, onder andere voor het literaire e-zine Meander.

Eenmaal terug in Nederland is mijn vader – ik was op mezelf gaan wonen – redelijk snel van mijn moeder gescheiden. Na een paar jaar is hij hertrouwd, met Ita, en toen werd langzaamaan duidelijk dat hij wel degelijk nog veel van het leven verwachtte. Pim kon geen afscheid nemen van school. Hij was een geboren leraar. Maar toen hij 65 was geworden, mocht hij niet langer voor de klas staan. Na zijn pensioen heeft hij nog zo lang mogelijk les gegeven, onder andere aan cliënten van een tbs-kliniek.

Halverwege de jaren 90 kreeg hij zijn eerste tia’s. Toen begon langzaamaan een slepend proces van voorbereiding op afscheid van dit aardse leven. In 2002 is hij weer op Curaçao komen wonen. Hij kon niet meer tegen de donkere, natte winter. Op 6 februari 2011 heeft hij zijn laatste adem uitgeblazen. Op zoek naar gedichten om voor te dragen bij de plechtigheid van zijn overlijden, vond ik ‘Het derde land’ van Martinus Nijhoff (uit: Vormen, 1924), dat treffend mijn gevoel daarbij verwoordt.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter