blog | werkgroep caraïbische letteren
Posts tagged with: In memoriam

René Rodriguez, Surinaams gitaarvirtuoos

door Donovan Mijnals

Paramaribo – Geheel anders dan hij de muziekwereld binnenkwam, ging begin november René Rodrigues (81) bijna ongemerkt heen. In zijn piekperiode was de gitarist bij eenieder bekend. Hij wordt gezien als één van de grondleggers van de Latijns-Amerikaanse muziek in Suriname.

In de jaren ‘50 introduceerde Rodrigues, geïnspireerd door het Mexicaanse ‘Trio Los Panchos’, triomuziek van die stijl in het land.De Mexicaanse groep bestaande uit Alfredo Gil, Chucho Navarro en Hernando Aviles wordt nog steeds gezien als één van de populairste trio’s aller tijden. Karakteristiek voor Los Panchos was hun gebruik van de requinto-gitaar. Het instrument, hoger gestemd en kleiner dan een normale gitaar, was een uitvinding van Gil.Toen na de Tweede Wereldoorlog Amerikaanse soldaten in Suriname gestationeerd waren, brachten de Portoricanen onder hen de Mexicaanse band onder zijn aandacht. Rodrigues was geheel autodidact maar leerde ook heel veel van de Portoricaanse soldaten. In navolging van die groep richtte de Surinamer samen met Gardes Len en Ivanildo de groep Los Panchitos op.

Rodrigues stond er bekend om dat hij het geluid van de requinto op een normale gitaar nabootste. Dit is volgens kenners niet zo gemakkelijk. Je zou van heel goede huize moeten komen om dit te kunnen doen. Het is duidelijk dat Rodrigues een echte gitaarvirtuoos was. Het zou later zijn handelsmerk worden om zonder hoorbaar verschil originele instrumenten na te bootsen. Zo gelukte het hem later ook de toon van de Cubaanse tres (gitaarachtig instrument met drie groepen van twee snaren) uit een normale gitaar te halen. Ro Brunnings, met wie hij lange tijd bevriend was, herinnert zich hem als “erg hulpvaardig”. “En hij was iemand die altijd bereid was om kennis over te dragen”, vertelt hij.

Gedurende zijn muzikale loopbaan heeft Rodrigues verschillende bandjes opgericht. Anton Rustwijk die vanaf 1965 samen met hem speelde, wijt de relatieve onbekendheid van de gitaarvirtuoos aan de meer Noord Amerikaans georiënteerde muziekindustrie in het land. “Maar hij was toentertijd onder de latin-liefhebbers wel heel bekend”, weet Rustwijk. Hij weet ook te vertellen dat het trio een wekelijkse ‘gig’ had bij de toenmalige radiozender Avros. Als Rustwijk gevraagd wordt of bij hem bekend is welke mensen van Rodrigues hebben kunnen leren, wijst hij trots op zichzelf, “ik!” en glimlacht.

Maar volgens Brunnings en Rustwijk is de groep die door Rodrigues beinvloed is nog veel groter. Brunnings: “Alle trio’s die in die periode zijn ontstaan volgden het voorbeeld van Los Panchitos.”
Hij vertelt verder dat de jongeren die toen gitaar leerden spelen zich pas van een bepaald niveau waanden als ze de Zandunga, het themalied van Los Panchitos, konden spelen.
De laatste groep waarin Rodrigues actief was, het Rodrigues Combo, viel in de jaren tachtig uit elkaar toen een aantal van haar leden naar Nederland vertrok. Ook toen was de groep nog razend populair. Rustwijk geeft aan dat hij het jammer vindt dat bij de brand van de STVS zoveel informatie verloren is gegaan. “Anders zou je nog een paar mooie dingen van Los Panchitos en het Rodrigues Combo kunnen zien.”

[uit de Ware Tijd, 17/11/2011]

F. Springer overleden

door Jef van Gool

In 1989 zette F. Springer, die in 1932 als Carel Jan Schneider in Batavia werd geboren en gisteren [7 november] – 79 jaar oud – in zijn woonplaats Den Haag is overleden, definitief een punt achter zijn carrière van meer dan een kwart eeuw in diplomatieke dienst. Begonnen als adjunct vice-consul in New York, voerde die carrière hem vervolgens over zowat de hele aardbol. In Bangkok was hij ambassadesecretaris, in Brussel ambtelijk secretaris van de Nederlandse permanente missie bij de NAVO, in Dacca in het toen pas onafhankelijk geworden Bangladesh tijdelijk zaakgelastigde. Na enkele jaren op het ministerie van Buitenlandse Zaken beëindigde hij zijn loopbaan als ambassaderaad in Teheran en als ambassadeur in Angola en de DDR.

De plaatsen waar hij als diplomaat was gestationeerd, vormen te zamen met Nieuw-Guinea en Java het decor van zijn literaire werk. Hij schreef vanuit de herinnering.

[Lees hier verder op Literatuurplein]

Activist Ellin Robles (1951-2011) overleden

Ellin Robles is afgelopen week in de nacht van woensdag 2 november op 60-jarige leeftijd overleden aan een hartstilstand. Haar overlijden is op haar eigen verzoek tot haar crematie zaterdag 5 november stilgehouden. Programmamaker en vriend Guilly Koster: “Ze heeft geleefd met een schreeuw, maar wilde stilte op haar sterfbed. Je zou kunnen zeggen dat ze is overleden aan het besef dat er te veel onrecht in de wereld was voor haar om te bestrijden.”

Koster was aanwezig bij de uitvaart afgelopen zaterdag. Het was een kleine, sobere en integere dienst met een aula vol intimi. Koster: “Ellin wilde het zo, zij heeft het zo geregisseerd. Ze heeft de mensen om haar heen duidelijke instructies gegeven en omdat die mensen haar heel erg respecteerden, hebben ze daar gehoor aan gegeven.”

Robles werd in 1951 in Suriname geboren en verhuisde in 1982 naar Nederland. Volgens Koster was ze op de vlucht voor het regime van Bouterse: “Ze hield haar mond niet dicht, zei tegen iedereen wat ze dacht en daar was het klimaat niet naar.” Robles was onderzoeker, directeur van de Welzijnsorganisatie van Alcides en later ook van de Hortus Botanicus in Amsterdam. In Surinaamse kringen was Robles, die ook onderzoeker en columnist voor Het Parool was, vooral bekend als actievoerder tegen onrecht.

Koster beschrijft Robles als een sterke vrouw met een grote mond en een goed stel hersenen. Koster: “De geschiedenis zal uitwijzen hoe belangrijk haar rol was in de ontwikkeling van het zwart zijn in Nederland. Ellin Robles mag herinnerd worden als een geweldige, strijdbare, krachtige, intellectuele Surinaamse vrouw met een hart van goud.”

[RNW, 7 november 2011]

Anne Huits over Ton Wolf

door Anne Huits

Het beeld van de eerste ontmoeting met Ton staat me nog helder voor de geest. Hij woonde met zijn gezin in de Bijlmer. Hij stond bij de boekenkast, geen toeval, en was bezig met het ordenen van boeken, natuurlijk.

In die tijd, veertig jaar geleden, werkte hij in de reclamewereld. Zijn team won een prijs met de campagne ‘Giroblauw houdt van jou’. Van hem zou je dat niet horen. Als je klop, klop, klop, hoorde, was het nooit Ton die zichzelf op de borst sloeg.

In de reclamewereld viel er zeker in die tijd veel geld te verdienen. Maar geld was geen drijfveer voor Ton. Hij keerde die loze sloganwereld de rug toe om te gaan studeren. Met goede resultaten, uiteraard, maar geen enkel resultaat gaf hem het vertrouwen dat hij een volgend tentamen ook zou halen. Mede dankzij hem heb ik de stap naar de universiteit ook durven wagen en mede dankzij hem heb ik mijn studie kunnen afronden.

We hadden veel gemeen bleek langzamerhand, de Achterhoek, waar we allebei waren geboren, een katholieke opvoeding waar we allebei afstand van hadden genomen en de liefde voor schrijver Gerard van het Reve.

Ton wilde alles altijd voortreffelijk doen en vaak lukte dat. Hij fotografeerde en deed dat uitstekend. Hij ging met zijn gezin op vakantie naar Polen en sprak binnen de kortste keren een aardig woordje Pools. Hij schafte een computer aan en werd een gewaardeerde gesprekspartner voor computerdeskundigen. Als hij zwom waren het keurig dertig baantjes in een perfecte schoolslag.

In 1985 vertrok ik naar Suriname. Ton kwam op vakantie met zijn vrouw en ruim een jaar later verhuisden ook zij naar dit ‘gezegend land’. Hij werd leerkracht Nederlands op Lyceum II. Als je Ton in die tijd vroeg hoe gaat het, antwoordde hij druk, moe, of druk en moe. Op Republiek waar we toen vaak kwamen zat hij altijd met een stapel correctiewerk op zijn knie. Consequent de woorden tellen van een opstel en daarna met zijn rode potlood fouten onderstrepen en commentaar leveren.

Het woord ‘helpen’ stond vet en onderstreept in zijn woordenboek. Het zou interessant zijn alle mensen die hij heeft geholpen met hun huiswerk, hun brief, hun scriptie, hun werkstuk of dichtbundel in Thalia te verzamelen. Dat wordt een volle bak. Er was maar één woord dat niet voorkwam in dat woordenboek: het woordje ‘nee’.

Taal, jou verraad ik niet – Els Moor over Ton Wolf

door Els Moor
 

Zoals hij nu zal ik eens gaan
Zoals hij hier en hiervandaan
Wat doe ik met de nieuwe morgen?
In daad na daad heeft hij bestaan

Dit kwatrijn geeft verbijsterend goed mijn gevoel weer, nu ik begin aan een artikel over het werk van onze op 4 september overleden trouwe medewerker Ton Wolf. Wie heeft dit korte gedicht voor wie geschreven? Ton Wolf zelf!

read on…

“Het leven blijft, altijd anders, altijd hetzelfde”

Een paar herinneringen aan Ton Wolf

door Geert Koefoed

Ton Wolf was een rationeel ingesteld mens. Een harde werker met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, die hoge eisen stelde aan zichzelf en van zijn studenten een grote inzet en ernst verwachtte.
Maar Ton was ook een gevoelsmens. Hij was verknocht aan Suriname, bovenal aan de omgeving waar hij woonde. Hij nam mij vaak mee op een wandeling of een autorit, alleen om met me te delen hoe mooi hij het vond. “Hier is alles op zijn plek”, zei hij eens toen we door Vigilantia reden. Nu bedenk ik dat dat ook voor hemzelf gold: Ton was op zijn plek, in Boxel, in Suriname.
Vorig jaar oktober – het waren mijn laatste bezoeken aan Ton – maakten we op een zondagmiddag een rit over Uitkijk, Creola, en Christina Helena. We vonden het allebei prachtig, zeiden dat tegen elkaar en wezen elkaar dingen aan. Thuis gekomen zei Ton: “We vinden het landschap mooi, maar wat we eigenlijk mooi vinden is het werken, het gezwoeg, de mislukkingen en de successen waarvan het getuigt.” Voor hem had het landschap een vierde dimensie: het was beladen met geschiedenis, mensenwerk; en dat was wat het voor hem ontroerend maakte.
Op een andere – of misschien dezelfde – rit liet Ton mij een life opname van Bruce Springsteen horen, waarin deze, ter introductie van een song, over zijn vader vertelt. “Als je dit hoort,” zei hij, “voel je een mededogen met de hele mensheid”. En dat brengt mij bij een tweede grote liefde van Ton Wolf.
Ton hield hartstochtelijk veel van poëzie. Dit komt tot uiting in de bundels die hij, in samenwerking met de dichters, samenstelde uit ongebundeld werk van Bea Vianen, Begraaf mij in dit gruis (Okopipi, Paramaribo 2002) en Michaël Slory, Waar wordt de lucht gemolken (Vaco, Paramaribo 2003). Voor beide bundels schreef hij ook de inleidingen. “Vliegers van aandacht” heet zijn inleiding tot de bundel van Slory en het is een fantastisch mooi stuk; het is zelf bijna poëzie.
Van twee dingen bezit hij benijdenswaardig veel: tijd en aandacht. Hij kijkt naar een kind, een dier, een vrouw, hij leest een kop in De Ware Tijd; hij hoort een blad vallen; hij ziet het licht verkleuren. (…) Hij schrijft gedichten als vliegers. (…) Vliegers maken de lucht blauwer, de wolken witter en de zon warmer. Ze maken de wind tastbaar. Net als die vliegers stijgen Slory’s gedichten onverwacht om ons heen op, scheppen daardoor diepte en geven aan de gewoonste dingen de kleur van de onmiskenbaar eigen verwondering.
Aandacht is het sleutelbegrip, niet alleen in deze karakterisering van Michaël Slory’s dichterschap, maar ook in zijn inleiding tot Begraaf mij in dit gruis van Bea Vianen: aandacht, ontvankelijkheid en – daaruit voortvloeiend – mededogen:
Bij mij dringt zich een begrip als ‘mededogen’ op als ik lees hoe Bea Vianen ontroerd wordt door de meest alledaagse waarnemingen.(…) Vianens ontroering komt voort uit het inzicht (of is het een gevoel?) dat alles zowel eenmalig als tijdloos is en dat je dus in het eenmalige het tijdloze kunt ervaren en in het tijdloze het eenmalige. En omdat wijzelf evenzeer eenmalig als tijdloos zijn, kunnen wij ons openstellen voor het andere en de ander. Dat bedoel ik met ‘mededogen’: Bea Vianen staat aan de kant van haar onderwerp (…).
Ton en ik spraken vaak over Surinaamse poëzie; wij kenden elkaars voorkeuren. Toen ik hem in één zo’n gesprek vorig jaar oktober vroeg wat in zijn ogen een gedicht tot een ‘groot’ gedicht maakte, bracht hij dezelfde gedachte onder woorden: “Wat een gedicht voor mij groot maakt is het samengaan van het onnadrukkelijke en het tijdloze”. Ik vroeg hem of Shrinivási’s ‘Wij zien jullie gaan met handtassen’ (over de uittocht van Surinamers naar Nederland in de jaren ’70) daar een voorbeeld van was. “Ja, zeker,” zei hij, “en natuurlijk ook dat prachtige gedicht van Chitra Gajadin ‘toen had mijn moeder geen geld’. Dat ontroert mij telkens weer, iedere keer dat ik het lees.”
Als ik deze twee grote liefdes van Ton Wolf, die voor het, door mensen bewerkte, Surinaamse land en die voor Surinaamse poëzie met elkaar in verband breng, zie ik dat zij uit één en dezelfde bron voortkwamen: bewondering, liefde en mededogen voor de zwoegende, o zo kwetsbare, maar tegelijk ‘tijdloze’ mens. Ik laat Ton nog een keer zelf aan het woord, want beter en mooier kan ‘het tijdloze in alles wat voorbijgaat’ niet gezegd worden:
Je kunt heen en weer blijven staren tussen Peperpot en Staatsolie, in de ban van het verleden of van de toekomst, gegrepen door wroeging of begoocheld door grootsheid. Maar na een tijdje zie je dat die beelden hun betekenis krijgen van de rivier ertussenin. Die beweegt, die stroomt, die blijft – doordat ze aldoor voorbijgaat. Koffie ging, stookolie gaat, de rivier blijft. Het verleden ging, de toekomst komt, het leven blijft, altijd anders, altijd hetzelfde. (Uit de inleiding tot Begraaf mij in dit gruis)

Ton Wolf is niet meer

door Michiel van Kempen

Vandaag, zondag 4 september 2011, is Ton Wolf niet meer onder ons. Dat moment zat eraan te komen, want de kanker die hem sloopte, haalde hem steeds sneller neer. Hij was soms nog geen dag het ziekenhuis uit en weer terug in zijn huis met het grote erf ver weg aan de Highway, of hij voelde weer ergens een knobbeltje dat er niet thuishoorde en kon stante pede terug naar het hospitaal. Je hebt geen keuze dan erin te geloven dat de medische stand toch nog wel een wondertje zal kunnen verrichten, daarvoor zet je graag even je rationele denkvermogen uit.

Rationeel denkvermogen: als je iemand daarmee kunt associëren was het Ton Wolf wel. Hij was op en top de nuchtere bakra in Suriname, atheïst in een land van heel veel godvruchtigen, droge leraar die toch heel erg populair werd bij zijn leerlingen. Nuchter, plezierig ironisch, tuk op de wonderen van de techniek, de pc, de Blackberry die het hem toestond de mooie plaatjes te bekijken die ik hem op zijn ziekbed toezond om hem op te monteren. Eerder een taalkundige, zou je denken, dan een letterkundige, maar toch met een buitengewone sensitiviteit voor literatuur, zoals ikzelf mocht merken toen ik hem aan het IOL les gaf (hij was ouder dan ik en een veel ervarener leraar). Die literaire sensitiviteit zette hij ook om in een aantal artikelen en in recensies van Latijns-Amerikaanse en Engelstalige diasporaliteratuur: Borges, Naipaul, Rushdie, Vargas Llosa. En kijk, daar begon hij kwatrijnen te schrijven, vaak een luchtig spel, natuurlijk met veel ironie, maar soms ook doorstotend tot het wezenlijke van het leven.

Maar wie van zijn vrienden kende hem nu werkelijk goed? Wie had kunnen denken, dat hij nog – de vijftig voorbij – opeens een prachtig mannetje met de naam Joël op de wereld zou zetten? Het stemt droevig dat hij die hartendief niet als vader zal kunnen begeleiden naar de volwassenheid. Maar de wetenschap dat het vele goede in Ton genetisch wel zijn weg zal vinden, geeft toch ook een beetje troost. Zoals hij dat zelf aan zijn lezers gaf met dit kwatrijn:

Wie valt, ziet toe dat hij spoedig staat.

En wie doet nooit wat hij liever laat?

Men kan zich ook te veel verwijten:

een weg weet zelf niet waar hij gaat.

 

In memoriam Chris de Beet

Op 28 juli j.l. overleed in Bilthoven de antropoloog Chris de Beet. De Beet was geen man die het moest hebben van zijn flamboyante presentatie, in tegendeel: zijn voordrachten waren in de regel oersaai, voorzover ze al verstaanbaar waren. Maar dat neemt niet weg dat hij belangrijke bijdragen heeft geleverd aan de kennis van de marronculturen van Suriname, en het zijn die studies die uiteindelijk zullen blijven tellen.

Christoffel de Beet (Bunnik, 19 november 1944 – Bilthoven, 28 juli 2011) vervulde na de middelbare school in Wageningen zijn diensttijd in Suriname, wat maakte dat hij voor de rest van zijn leven geboeid raakte door het land en zijn bevolking. Terug in Nederland studeerde hij culturele antropologie bij H.Th. Fischer, J.van Baal en H.U.E. Thoden van Velzen aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Kort na zijn afstuderen in 1972 vertrok hij met zijn partner Miriam Sterman naar Suriname voor een antropologisch veldwerk onder de Matawai, een gemeenschap van Marrons, gevestigd langs een deel van de Saramaca in het binnenland. In 1981 promoveerden zij op dit onderzoek bij Thoden van Velzen met een gezamenlijke dissertatie.

BibliografieAantekeningen over de geschiedenis van de Kwinti en het dagboek van Kraag (1894-1896) (met Miriam Sterman). Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, Instituut voor Culturele Antropologie, 1980 [Bronnen voor de Studie van Bosneger Samenlevingen, deel 6].

People in Between: The Matawai Maroons of Suriname (met Miriam Sterman). Proefschrift Rijksuniversiteit Utrecht, 1981.

De Saramakaanse vrede van 1762: geselecteerde documenten (met Richard Price). Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, Instituut voor Culturele Antropologie, 1980 [Bronnen voor de Studie van Bosneger Samenlevingen, deel 8].

De eerste Boni-Oorlog 1765-1778. Utrecht: Rijksuniversiteit Utrecht, Instituut voor Culturele Antropologie, 1984 [Bronnen voor de Studie van Bosneger Samenlevingen, deel 9].

Skrekiboekoe. Boek der verschrikkingen. Visioenen en historische overleveringen van Johannes King. Utrecht: Universiteit Utrecht, Vakgroep Culturele Antropologie, 1995 [Bronnen voor de Studie van Afro-Suriname, deel 17].

‘Oorlog en vrede: Matawai en Saramaka in conflict’, in: Ik ben een haan met een kroon op mijn hoofd; pacificatie en verzet in koloniaal en postkoloniaal Suriname, Peter Meel en Hans Ramsoedh (red.) Amsterdam: Bert Bakker, 2007, pp. 35-54.

Een persoonlijk afscheid van Hugo Kooks

door J.Z. Herrenberg

Op 31 juli jl. overleed de voorzitter van Ons Suriname, Hugo Kooks. Hij was de beste vriend van mijn vader. Afgelopen vrijdag, 5 augustus, heb ik het grote voorrecht gehad de volgende rede te mogen uitspreken op de begraafplaats Vredenhof te Amsterdam, waar Hugo nu voor altijd te vinden zal zijn:

read on…

In memoriam Hugo Kooks

Gisteren overleed in Amsterdam Hugo Kooks, meer dan vijftig jaar voorzitter van de Vereniging Ons Suriname, genuanceerd nationalist, zachtaardig mens. Voor zijn verdiensten voor Ons Suriname kan hij niet luid genoeg geprezen worden. Hugo Kooks, geboren in 1928, stierf na een ziekbed dat hem naar het onvermijdelijke voerde. De Werkgroep Caraïbische Letteren wenst zijn echtgenote, zijn andere naasten en de Vereniging Ons Suriname veel sterkte bij het dragen van dit verlies.

Buena Vista gitarist Manuel Galban overleden

Manual Galban, gitarist van de Cubaanse groep Buena Vista Social Club, is donderdag (7 juli) in de Cubaanse hoofdstad Havana overleden aan een hartaanval. Galban was 80 jaar. Galban was nog altijd actief in de muziek, hij werkte in Havanna aan een solo-album, getiteld Blue Cha Cha.

read on…

‘Theo Bean was een sociaal, diep bewogen mens’

door Harold Biervliet

Toen Emile Wijntuin, oud-parlementsvoorzitter van de Republiek Suriname onlangs in Nederland op bezoek was bij zijn vriend en partijgenoot Theo Bean, kreeg hij de schrik van zijn leven. “Hij was nog maar een schim van de man die ik vroeger gekend heb.”

Een jarenlang gevoelde diepe heimwee naar zijn geboorteland Suriname had de eens zo robuuste en stoere (strijd)makker en medeparlementariër van Wijntuin geknakt.

Schreeuw om hulp
Weken daarvoor had Theo Bean per ‘smeekbrief’ zijn oude partijvrienden en anderen in Suriname laten weten dat hij kapot ging aan het almaar groeiende verlangen naar zijn geboortegrond. “Un’ yep’ mi! Heimwee e kir’ mi”, luidde zijn schreeuw om hulp richting Suriname, – het land dat hij zo lief had. Het land ook dat hij op smadelijke wijze, vernederd en belasterd, moest verlaten omdat hij, volgens de militaire machthebbers, in 1980 een tegencoup zou hebben beraamd.

“Bos’ a kondre dyi mi”, zei hij tegen Wijntuin bij diens vertrek. Woorden die na de dood van Theo Bean “diep blijven nagalmen”, volgens de erevoorzitter van de Progressieve Surinaamse Volkspartij (PSV). Namens die christen-democratische partij zat Bean van 1973 tot 1980 als volksvertegenwoordiger in de Staten van Suriname (die na de onafhankelijkheid in 1975 werd omgedoopt tot Parlement van de Republiek Suriname).

Angry young man
Marius Theodorus Johannes Bean (geboren 30 januari 1941 in Paramaribo) was één van de ‘angry young men’ die beginjaren ’70 de politiek ingedutte PSV nieuw elan wilden inblazen. “Een rooms-katholieke jongen van Combé”, die als jong onderwijzer vol overgave zijn diensten gaf aan de Surinaamse jeugd, – van de Aloysius tot de Pascalis en de Louiseschool aan toe.

Behalve als leerkracht en politicus was hij ook actief als ‘kader-’ en bestuurslid van de Katholieke Onderwijzersbond (KOB). Daarnaast was Bean ook dichter die onder het pseudoniem Tejo mooie verzen schreef. Vrienden en kennissen voelden zich vereerd als ze op hoogtijdagen een gedicht van Tejo mochten ontvangen. Na de Bijlmerramp redigeerde hij Een gat in mijn hart: een boek gebaseerd op tekeningen en teksten van kinderen na de vliegramp in de Bijlmermeer van 4 oktober 1992 (1993).

Sociaal bewogen
Toen hij ruim 30 jaar terug Suriname verliet, zwoer Bean niet eerder terug te zullen keren naar zijn vaderland dan wanneer “gerechtigheid is geschied”. Het mocht niet zo zijn. Theo Bean, volgens Wijntuin “een sociaal diep bewogen mens”, stierf op 2 juli 2011 ten gevolge van een tragisch ongeval. Hij werd 70 jaar oud.

[RNW, 12 juli 2011; tekst aangevuld door red CU]

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter