blog | werkgroep caraïbische letteren

Taal, jou verraad ik niet – Els Moor over Ton Wolf

door Els Moor
 

Zoals hij nu zal ik eens gaan
Zoals hij hier en hiervandaan
Wat doe ik met de nieuwe morgen?
In daad na daad heeft hij bestaan

Dit kwatrijn geeft verbijsterend goed mijn gevoel weer, nu ik begin aan een artikel over het werk van onze op 4 september overleden trouwe medewerker Ton Wolf. Wie heeft dit korte gedicht voor wie geschreven? Ton Wolf zelf!

In dWTL van 16 november 2002 voor de op 28 oktober 2002 overleden Rudi Kross. Het zijn slechts vier regeltjes, op het oog eenvoudig van taal en inhoud, maar stuk voor stuk hebben ze een enorme dimensie van realiteit en gevoel. ‘In daad na daad heeft hij bestaan’: Ton leefde bewust, was nergens zweverig en stond ook als criticus en essayist met beide benen op de grond. Vanuit die stevigheid kon hij heel dicht komen bij het werk van de auteurs die hij besprak.   Jan Bongers vermeldt in zijn overzicht van het werk van Ton hoeveel hij geschreven heeft tussen 1994 en 2011. Aan dit overzicht zien we ook dat Ton universeel werkte. Surinaamse literatuur paste in het geheel en het ging altijd om het bijzondere effect van taal als drager van inhoud en vorm. Op 8 juli 1995 hadden we een pagina met besprekingen van verschillende medewerkers over de roman, De laatste Vrijheid van Frank Martinus Arion. Godeke Donner is positief, maar vindt de roman niet zo magistraal’als Dubbelspel. Jerry Egger noemt het boek ‘een prachtige roman’. Sharda Ganga vindt het boek’zeer spannend, maar niet vanzelfsprekend ‘goed, prachtig en mooi’en geeft daar argumenten voor. Chandra van Binnendijk schrijft zelfs een uiterst vriendelijke brief aan de schrijver. En Ton? Hij begint zijn artikel aldus: ‘Ik heb precies 100 bladzijden gelezen van De laatste Vrijheid, het nieuwe boek van Frank Martinus Arion. En toen heb ik mijzelf met een zucht van verlichting ontslagen van de plicht de overige 214 bladzijden te lezen. Ik was geen moment geboeid geweest en had mij vaak geërgerd. Als bewonderaar van Dubbelspel was ik diep teleurgesteld’. Dan volgt een kritische bespreking van die eerste 100 bladzijden.  

Over Salman Rushdie heeft Ton Wolf het meest geschreven in dWTL: zeven artikelen in de loop van de jaren. Dat is ook logisch. Rushdie past bij Ton. Op 21 januari 1995 verscheen het artikel ‘De duivelsverzen als literair tovertapijt’. Op 14 februari 1989 velde de toenmalige geestelijk leider van Iran, ayatollah Khomeini, het doodvonnis, de fatwa, over de Engelse auteur van Iraanse afkomst vanwege zijn roman De duivelsverzen (The Satanic Verses, 1988). Rushdie had volgens het vonnis ‘het heilige gedachtengoed van de islam dodelijk beledigd’. In de roman vertelt Rushdie drie verschillende verhalen door elkaar. Het eerste gaat over twee acteurs die door een wonder een vliegramp overleven en de rol van engel en duivel opgedrongen krijgen door de schrijver. Het tweede verhaal gaat over de stichting van de islam en daarin staan de passages die tot de ‘fatwa’ geleid hebben. Rushdie laat engel en duivel door elkaar lopen en het monotheïstische karakter van de nieuwe religie wordt in twijfel getrokken. Ook wordt de waardigheid van de profeet onderuit gehaald. Op 28 juli 2001 verscheen een hele pagina van Ton naar aanleiding van Salman Rushdies roman Woede, Fury in het Engels, die het eerst in Nederlandse vertaling uitkwam als boekenweekgeschenk. Ton Wolf ziet in Woede opnieuw een ‘overdadig, tintelend boek. Je kunt je hart ophalen aan de taal, aan de grappen, aan de bizarre personages, aan de verdubbelingen en de spiegelingen van de plot, aan de inpassing van klassieke en populaire cultuur en aan het scherp getekende portret van een woedende maatschappij van woedende mensen.’ Woede verenigt volgens Ton cultuurverschillen in een verhaal dat recht doet aan de woedende wereld waarin wij allen leven. Zo besprak Ton Wolf in zeven bijdragen het werk van Salman Rushdie. Onze ex-redacteur en nog steeds actieve medewerker Chandra van Binnendijk zei me, toen we het over deze pagina hadden: ‘Door Ton ben ik van het werk van Salman Rushdie gaan houden’. Ton Wolf trekt een conclusie die nu zeker nog actualiteit heeft:[…] ‘De roman verzet zich niet tegen het recht van mensen op hun geloof, maar wel tegen opgelegde orthodoxie van allerlei aard, tegen de opvatting dat de wereld heel duidelijk Dit is en niet Dat.’ En een stukje verder citeert hij Rushdie zelf: […] ‘ De Duivelsverzen is een lofzang op de vermenging, onzuiverheid, gedaanteverwisseling die voortkomt uit nieuwe en onverwachte combinaties van mensen, culturen, ideeën, politieke opvattingen, films, liedjes. Het bejubelt de kruising en vreest het absolutisme van de Zuiverheid. Door mengelmoes, allegaartje, een beetje van dit en een beetje van dat, komt het nieuwe in de wereld. Dat is de grote kans die de wereld krijgt door massamigratie en ik heb geprobeerd die kans met beide handen aan te grijpen.’

‘Taal jou verraad ik niet’, een versregel van Michaël Slory in de bundel In de straten en in de bladeren, is de titel van het artikel dat Ton Wolf schreef in dWTL van 5 augustus 2000. Met een aantal korte, eenvoudige gedichten als voorbeelden verwoordt Ton zijn bewondering voor de poëzie van Michaël Slory. De eenvoud maakt zijn gedichten ‘zo genietbaar’, gedichten die hij ‘oplaadt met gevoelshoogspanning’, waardoor ze onvergetelijk zijn. Ik zou door kunnen gaan met het noemen van alle schrijvers en dichters over wie Ton Wolf geschreven heeft, auteurs uit verschillende landen, ook uit Suriname, maar nooit met dat ‘switi-Sranan-tintje: literatuur is kunst in taal en als het dat niet is, moet je dat duidelijk in je bespreking laten zien.

Een aantal jaren brachten we eind december/ begin januari een rubriek ‘Top Drie’, waarin de medewerkers van dWTL en anderen aangaven wat hun drie favoriete boeken waren. Ton heeft verschillende keren meegedaan. In 1995 koos hij als nummer 1 de bundel van Jit Narain Tussen de woorden is het stil. Over deze dichter heeft hij veel geschreven, met liefde en bewondering. Tons typering van de bundel: ‘De stilte die deze gedichten belichamen, is een weldaad, een oase in de blabla-woestijn’. Op 3 januari 1998 kiest hij voor de Spiegel van de Surinaamse poëzie, samengesteld door Michiel van Kempen, inderdaad een enorme aanwinst voor iedereen die met de Surinaamse poëzie kennis wil maken. In 2003 noemt Ton in zijn Top Drie ook Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur van Michiel van Kempen.

Een mooi slot voor deze ‘Spiegel van criticus Ton Wolf’ is zijn bijdrage op 24 december 2010. Hij plaatst kwatrijn 17 van de Nederlandse dichter J.H. Leopold uit Oosters (1924):  

Hij minacht mij, wiens eigen wezen min is en hij
vindt goed, die zelve goed van zin is; wie
anderen bepreekt, bespreekt zichzelf, er komt
niet uit de kruik dan wat er in is.

Ton voegt er zijn eigen kerstboodschap aan toe: ‘Een welkom lesje in deemoed voor iemand als ik, die zo nu en dan voor ‘de Ware Tijd Literair’ boeken mag bespreken, en op den duur bijna in eigen gezag zou gaan geloven. In vier regels rekent Leopold af met de kleingeestigen die hun eigenwaarde ontlenen aan het neerhalen van anderen: de krabbenton der roddelaars, de slangenkuil der achterklap. Mogen alle zedeprekers dit ter harte nemen. Wie zonder zonde is… Happy birthday, Jesus!  

[Bron: archief van de Ware tijd Literair]

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter