Op donderdag 27 mei 2021 ondertekenden Rita Rahman, voorzitter van de Werkgroep Caraïbische Letteren, en... Lees verder →
December 2013: IM Nelson Mandela en André Loor
André Loor overleden door hartstilstand
Wie over de Surinaamse geschiedenis praat, kan niet om deze zeer belangrijke ‘zoon des vaderlands’, Andre Loor, heen. Op dinsdag 10 december 2013 is André Loor op 82-jarige leeftijd te Paramaribo overleden.
read on…Historicus André Loor heengegaan
Historicus André Loor is vanmorgen overleden. Zijn gezondheid was de laatste jaren niet zo best. Hij is 82 jaar geworden.
The Leaving of Madiba
Nelson Mandela 1918 – 2013
door Quito Nicolaas
Op het moment dat ik dit gedicht schreef, was ik niet zozeer bezig met een vraag te beantwoorden of een stelling te beargumenteren. Eerder met de beelden van een CNN-reportage die door mijn hoofd dwarrelde en steeds weer het idee dat ik dit mocht meemaken naar boven kwam. De vrijlating van Nelson Mandela op 11 februari 1990 vormde de inspiratie om een gedicht te schrijven over martel- en folterpraktijken. De boycot-acties in de jaren ’70 tegen Zuid-Afrika raakten op de achtergrond door de martelpraktijken in Chile en overige Latijns-Amerikaanse landen. En plotseling was Zuid-Afrika in de beginjaren ’80 weer in het nieuws, nadat Mandela weigerde een voorstel van P. Botha te accepteren om het geweld af te zweren in ruil voor zijn voorwaardelijke vrijlating. Weinig recensenten hadden bij het bespreken van de bundel Gerede Twijfels door dat het gedicht Kabsa (asbak) betrekking had op de gisteren overleden Nelson Mandela.
Doris Lessing overleden
door Hilde Neus
Ze heeft veel voor me betekend in mijn formatieve jaren, Doris Lessing. Als jonge vrouw van 18 kreeg ik van mijn moeder Het zingende gras (1950) cadeau. Een verpletterend verhaal over een vrouw uit Zuid-Rhodesië die om de verkeerde redenen trouwt en terechtkomt in het onherbergzame achterland.
read on…Hadjie Jansie Saliem overleden
Hadjie Mahomed Johannes Saliem Nabibaks, ook wel bekend als Jansie Saliem, is op zondag 4 november 2013 overleden op 77-jarig leeftijd (hij werd geboren op 1 oktober 1936). Jansie Saliem is de oprichter geweest van Garage De Paarl aan de Kankantriestraat. Toen was hij 25 jaar jong. Saliem was een heel grote voetballiefhebber en was in hart en nieren een fan van Robinhood. In de muziekwereld was Jansie Saliem ook geen onbekende. Hij had zijn muziekformatie Saliem & Friends. Deze sociaal zeer bewogen man was ook penningmeester van de Noere Aslam moskee. Jansie Saliem wordt vandaag begraven op de begraafplaats van SMA aan de Mr. Jagernath Lachmonstraat om 17.00 uur.
[bewerkt naar Dagblad Suriname, 04-11-2013]
Leo Morpurgo (10.02.1924-29.10.2013)
Zijn lichtend voorbeeld verdient navolging.
‘Een kankantrie, een kolos is heengegaan’
door Ivan Cairo en Ewout Lamé
Paramaribo – Met het overlijden van oud-journalist en ex-hoofdredacteur van de Ware Tijd, Leo Morpurgo, is een groot Surinamer, “een kankantrie” heengegaan. In zijn werk streefde hij naar perfectie, hij was scherpzinnig en praatte politieke gezagsdragers niet naar de mond. Dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. “Ik moét het volk vertellen dat je de verkiezingsbeloften niet nakomt”, zou hij toenmalige premier Jules Sedney begin jaren zeventig hebben toegevoegd, toen die opmerkte dat de Ware Tijd zijn kabinet te hard aanpakte in haar kolommen.
Icoon
Collega-hoofdredacteur George Findlay van dagblad De West noemt Morpurgo ook een voorbeeld voor journalisten. “Iemand van de oude garde, bij wie velen te raad gingen.” Findlay roemt de wijze waarop Morpurgo zich voor de Ware Tijd heeft ingezet, vooral tijdens de dictatuur. “Er is hem toen fysiek geweld aangedaan. Als je als oudere journalist wordt geslagen, is dat een groot dieptepunt”, aldus Findlay. Findlay’s krant De West mocht anderhalf jaar niet verschijnen. Volgens de journalist had Morpurgo geen andere keus dan mee te werken met de censuur. “De militairen waren oppermachtig, er waren net journalisten vermoord (op 8 december 1982…red). Niemand zou het in zijn hoofd halen om te zeggen: ik doe het niet.”
“Dit is één van de iconen, één van de laatsten die er is. Een kankantrie, een kolos is heengegaan”, zegt Chas Mijnals, toenmalig lid van de Nationale Militaire Raad (NMR) die aantrad na de militaire staatsgreep van 25 februari 1980. “Deze man heeft zoveel betekend voor het land en de media met zijn objectieve verslaggeving. Ik had heel veel respect en waardering voor hem, ook al was ik het niet altijd met hem eens. Hij was eerlijk en hard, wat hij zei daar stond hij achter”, herinnert Mijnals die destijds vaker door Morpurgo is geïnterviewd. “Hij was bepaald niet zachtzinnig. Hij was scherp in zijn mening en ik denk dat hij daardoor grote invloed heeft gehad op journalisten en met recht de nestor onder de Surinaamse journalisten wordt genoemd”, voegt de ex-militair eraan toe. Mijnals geeft verder aan, dat Morpurgo altijd goed beslagen ten ijs naar een interview kwam en zich niet met een kluitje in het riet liet wegsturen. “Zijn rust was iets wat altijd opviel. Hij nam geen genoegen met ‘ja’ en ‘nee’ en ook niet met langdradige verklaringen die nietszeggend waren. Hij was een journalist van formaat.”
Voorbeeldfiguur
De Nederlandse journalist Hans Buddingh’, auteur van Geschiedenis van Suriname, leerde Morpurgo in 1979 kennen. “Ik was koud een maand journalist toen ik op reportage aankwam in Suriname”, vertelt Buddingh’. “Ik ben bij Leo langs geweest en hij heeft mij zeer geduldig alle ingewikkeldheden van Suriname uitgelegd.” De twee bleven in contact; nog vorig jaar bood Buddingh’ aan Morpurgo de laatste druk van zijn geschiedenisboek aan. “Hij kwam toen breekbaar, maar nog heel vitaal over.”
Buddingh’ noemt Morpurgo een voorbeeld voor jonge generaties Surinamers. “Veel mensen staan er niet bij stil, maar Morpurgo was de eerste die met de Ware Tijd aan journalistiek deed die echt onafhankelijk was, los van zakelijke of politieke belangen.” De bewondering van de NRC-journalist voor Morpurgo groeide met de jaren alleen maar. De periode na de decembermoorden, waarbij de Ware Tijd door de militaire machthebbers onder censuur werd geplaatst, was “een gruwel” voor Morpurgo. “Iedereen wist dat de krant werd gevuld met propagandaberichten. Alleen om zijn medewerkers in die moeilijke tijd niet brodeloos te maken, bleef Morpurgo de krant uitgeven.” Toch bleef hij zijn persoonlijke integriteit behouden, “in een tijd waarin er journalisten waren die zichzelf zagen als propagandisten van een zogenaamde revolutie.”
In de jaren tachtig en negentig droeg Morpurgo als correspondent bij aan NRC Handelsblad. “We waren daar erg blij mee, hij deed secuur en met veel details verslag van de herdemocratisering van Suriname.” Morpurgo bleef de Surinaamse pers kritisch volgen, ook na zijn vertrek als hoofdredacteur in 1996. “Leo was ingenomen met een aantal kritische columnisten van de Ware Tijd“, herinnert Buddingh’ zich van hun laatste gesprek, “al vond hij dat het hoofdredactioneel commentaar wel wat scherper kon.” Want dat was zijn missie: machthebbers prikkelen en feiten onthullen.
Te weinig geraadpleegd
Ook Imro Themen, vaker betiteld als één van de censoren op de redactie van de Ware Tijd tijdens de militaire dictatuur, zegt enorm veel te hebben geleerd van Morpurgo. Hij ontkent overigens met klem ooit als censor te hebben gefungeerd. Vanwege een familieband met toenmalig directeur Tjon A Kiet kwam hij vanaf de jaren zeventig regelmatig over de vloer en als kunst- en cultuurrecensist [bedoeld is: recensent – red. CU] en columnist leverde hij ook bijdragen aan de krant. “Mensen houden ervan om te stigmatiseren”, benadrukt Themen. “We verliezen een heel belangrijke persoon. Hij was een eerlijk mens met veel kennis. Een man die in wezen veel te weinig is benaderd om zijn kennis en kunde met anderen te delen”, zegt Themen. Volgens hem had Morpurgo met zijn ruime ervaring en kennis een grote bijdrage kunnen leveren aan het opzetten van een mediaraad in Suriname. De perfectie in zijn werk was onnavolgbaar. “Hij maakte zelden een taalfout”, weet de vroegere columnist. Hij zegt weleens in de clinch te zijn geraakt met de hoofdredacteur. Soms vond Morpurgo dat hij in zijn column ‘Ook een stem’ te kritisch was naar bepaalde politieke organisaties. “We hebben nooit ruzie gehad, maar er waren wel momenten waarop hij vond dat ik te scherp was.” Ook had hij een meningsverschil met Morpurgo nadat een kunstenaar zijn beklag had gedaan bij de hoofdredacteur omdat Themen hem in een recensie te zwaar had aangepakt. “Kan je een volgende keer een beetje rekening houden met die man”, zou de hoofdredacteur toen gevraagd hebben.
[uit de Ware Tijd, 31/10/2013]
Leo Morpurgo overleden
door Ivan Cairo
Paramaribo – Leo ‘Moppie’ Morpurgo, oud-hoofdredacteur van de Ware Tijd is dinsdagmiddag in het ziekenhuis na een kortstondig ziekbed op 89-jarige leeftijd overleden. De Ware Tijd heeft de wens van de familie aan de pers gerespecteerd om dit bericht niet vóór zes uur woensdagavond te publiceren.
read on…Bij het heengaan van Dr Jules de Palm
door Henry Habibe
Op een droevig moment als dit, waarbij een heel dierbaar persoon mij ontvallen is, zou ik het niet willen hebben over zijn vele verdiensten op literair èn taalkundig gebied. Zelf wilde hij niet eens opgebaard worden, maar in stilte gecremeerd. Cola Debrot heeft Jules de Palm ooit getypeerd als een van die auteurs, die de moed weten op te brengen om in alle eenvoud hun ware aard te tonen. Dat is nu weer duidelijk gebleken. Ik probeer dus iets te schrijven dat past bij een meer ingetogen afscheid.
Ik heb nogal wat leermeesters gehad. Ook van het soort bij wie je nooit in de klas hebt gezeten. Dat zijn de mensen die je bij gewone gesprekken zo weten te inspireren dat je gefascineerd raakt. Zo’n leermeester was Jules de Palm. Ik moet een eerstejaars of tweedejaars student zijn geweest, toen ik kennis met hem maakte. Ik studeerde toen aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen en bezocht hem een aantal keren op zijn kantoor in Den Haag. Hij was Directeur van het Centraal Bureau Toezicht Curaçaose Bursalen (CBTCB) en sprak tijdens die bezoeken o.a. ook over zijn Curaçaose jeugd. Zijn naam was ik al eerder tegengekomen in de Antilliaanse Cahiers, waarvan hij in 1956 samen met Cola Debrot en Henk Dennert de redactie vormde. De Palm schreef in 1949-1950 al essays in El Dorado, het maandblad ter behartiging van de belangen van Suriname en de Nederlandse Antillen. Daarvóór was hij onderwijzer op Curaçao en Aruba.
Direct bij het eerste contact boeide De Palm mij. Hij had, bijvoorbeeld, samen met Pierre Lauffer en René de Rooy liedjes in het Papiaments gecomponeerd. Dat is iets waar men in de beginjaren veertig nog niet over piekerde. Op feestjes werd toen nog geen muziek met Papiamentse teksten gespeeld. Het was een tijd waarin de bevolking geen waarde hechtte aan de landstaal. Maar het trio zong de liedjes alleen in eigen kring, terwijl er één op een houten kist trommelde. De bedoeling was om zo liedjes, maar ook literatuur in de landstaal voort te brengen en te bevorderen. Jules vertelde ook hoe René de Rooy hem eens verweten had: ‘Jullie hebben een taal, een prachtige taal met rijkdom aan klanken en wat doen jullie ermee?’ Hij vertelde hoe hij samen met Pierre ging luisteren naar native speakers, die deze taal zuiver spraken. Hun Papiaments was nog vrij van lexicale beïnvloeding door het Nederlands (De Palm gebruikte daarbij het woord ‘geïnfecteerd’). Ook hoe Pierre hem af en toe verraste met zijn nieuwe verzen in het Papiaments. De Palm liet soms ook gedichten in het Nederlands horen. Een van zijn favorieten was Jan Engelman (1900-1972). Hij vertelde tevens dat toen Pierre aan zijn vrienden (daartoe behoorde ook Luis Daal) bekend maakte dat hij [Pierre] al een poos bezig was met het schrijven van poëzie in de landstaal, Luis tegen Pierre was uitgevallen:‘Je onthoudt ons volk iets waar het recht op heeft!’
Ik ging graag van Nijmegen naar Den Haag, want er viel in het kantoor van De Palm veel over de cultuur van Curaçao te leren. Als onderwijzer, als taalkundige en als letterkundige had hij interessante dingen te vertellen. Bij een van die ‘tertulia’s’ schonk hij mij een exemplaar van het eerste nummer van Simadan. Op de omslag pronkte een tekening van Chal Corsen: het stelde een hoorn voor, door twee handen vastgehouden en uit die hoorn stroomde het woord ‘simadan’. Ik weet niet hoe het komt, maar dat beeld gebruikte ik later in een van mijn gedichten: ‘for di un kachu, suplá fo’i un kabés yen di strea….’ (uit een hoorn, geblazen door een kop vol sterren). Omstreeks die tijd begon ik mijn eerste dichterlijke vingeroefeningen op papier te zetten. Op een dag deed ik ze aan Jules toekomen met de vraag wat hij ervan vond. De Curaçaose onderwijzer, die mij zo geboeid had met zijn spannende verhalen, gaf me toen voor ieder gedicht een cijfer. Nog wat later schreef hij met betrekking tot die eerste pennenvruchten: ‘Persoonlijk verwacht ik heel veel van de jonge, nog vrij onbekende dichter Habibe……’ Het behoeft dus niet te verbazen dat ik mijn veel later in het Papiaments geschreven gedicht, ’Papiamentu na kaminda’ (Papiaments onderweg) opgedragen heb aan……Julio Perrenal. Ik wilde de man, van wie ik zoveel geleerd had, eren en via hem óók Pierre Lauffer en René de Rooy. Ik had, na de jaren zestig, regelmatig nog contact met Jules. Wij correspondeerden bij tijd en wijle met elkaar.
In 1992 werd Dr De Palm door de overheid uitgenodigd om op de middelbare scholen iets voor de leerlingen op zijn geboorte-eiland te doen. Op drie van die scholen heeft hij lezingen gehouden. Hij heeft daarbij o.a. over zijn boezemvriend Pierre Lauffer gesproken. Tot zijn grote verbazing constateerde hij dat Lauffer bij de leerlingen niet bekend was. De man, die zijn gehele leven zijn best gedaan heeft voor het onderwijs op Curaçao (proefschrift: Het Nederlands op de Curaçaose school, 1969) en het culturele zelfbewustzijn van zijn eiland, werd anno 1992 geconfronteerd met scholieren die niets meer wisten over Julio Perrenal. Om maar te zwijgen over de nationale dichter van het eiland! De Palm: ‘Nota bene, de man die zijn Bloemlezing Di Nos had opgedragen aan de jeugdvan Bonaire, Curaçao en Aruba!’ In de jaren negentig werd het contact met Jules moeilijker vanwege zijn blindheid. Hij leefde teruggetrokken. Hij wenste geen telefoontjes meer te ontvangen en had dan ook een geheim nummer. In 1993 schreef hij: ‘Ora bo yega Ulanda, si no ta muchu molèster, skirbi mi un kartika, duna mi bo adres i number di telefòn, anto ami lo kontakt bo (Als je in Nederland aankomt en het niet te lastig is, stuur me dan een briefje en geef me je adres en telefoonnummer, dan zal ik je wel bellen). Het lukte mij een hele tijd niet meer (gedurende het eerste decennium van de 21ste eeuw) contact met hem te maken. Totdat Alwin Toppenberg (klasgenoot uit mijn Arubaanse Mulo-tijd), mij de weg naar Jules de Palm wees. Wij hebben hem in 2012 samen een bezoek gebracht. Hij was het gezichtsvermogen helemaal kwijt, maar zijn geheugen was voortreffelijk. Ik heb hem daarna nog twee keer bezocht: op Kerstdag 2012 en met Pasen 2013. Op 28 september jl. reed ik in de tram langs ‘Bosch en Duin’ en dacht ik meteen weer aan hem. Van Alwin Toppenberg vernam ik dat hij op 30 september overleden is. Sosegá na pas, Maestro Jules!
In Memoriam ‘Julio Perrenal’
Merengue Merikano
M’a tira un tek na Punda
I topa ku Shon Ca
Ta kròs un Merikano
Un tersio bon zetá
Komo mi sa di djele
M’a keda babuká
Ta kiko Carmencita
B’a kibra ku Colá?
Gosa, gosa sin pensa otro kos
Sigui, sigui te baka kai na pos
Colá a subi warda
Ku kurason trankil
Sin pensa ni un momentu
Ku Carmen ta ku Bill
Ma guera ta bai kaba
Su chòmi ta bai kas
Shon Cá ku su fantochi
Gañá lo keda tras
Gosa, gosa sin pensa otro kos
Sigui, sigui te baka kai na pos
Julio Perrenal
|
Yankee Merengue
Ik wandelde naar Punda
en stootte op Shon Ca,
die pronkte met een Yankee
zo zat als een garnaal.
Omdat ik haar goed kende
wist ik niet wat ik zag:
is het dat Carmencita
Colá niet langer mag?
Feesten, feesten, dat kan toch geen gevaar!
Later, later, dan zijn de rapen gaar!
Colá die ging op wacht staan,
zo rustig en zo stil.
Hoe kon hij ook bedenken:
‘mijn Carmen is bij Bill’?
De oorlog gaat ook over,
haar vriendje gaat naar huis…
Shon Ca komt met haar ‘air’ van
een koude kermis thuis!
Feesten, feesten, dat kan toch geen gevaar!
Later, later, dan zijn de rapen gaar!
Vertaling: Fred de Haas
|
Skuridat
Awor ku lus a disparsé
Kòrsou a bira trist’unbé
I hendenan ta kik fadá
Ku nan bentananan será
Si bo ke dal un keiru afó
Ai perkurá no bai bo so
Pasobra tin hende golos
Ku ke hòrta bo kos
I si bo dal un stap robes
Tin risk’i kibra bo kabes
Chofùrnan tur ta bon purá
I abo pober ta matá
Si bo ke pasa un ratu bon
Pasa den alameda, shon,
Pa gosa señoritanan
Ta namorá nan yònkuman
Mas hopi kos a sosodé
Awor ku lus no ta sendé
Ta ken lo por a pensa esei
Promé ku guera t’ei
Ai, mare Dòis por spat mañan
Benito hoga den laman
Hirohito haña ki ku ta
Pa nos por biba sosegá
Uit: Julio Perrenal
|
Verduistering
Nu al het licht verdwenen is
en iedereen vol ergernis,
lijkt Curaçao wel een gesticht
met alle ramen stevig dicht.
En wil je dan toch ergens heen,
ga dan maar liever niet alleen!
Ook boeven gaan er graag op uit,
beschouwen je als buit.
En als je struikelt, wee, o wee!
riskeer je er je leven mee,
want wegpiraten hebben haast:
het is de dood die op je aast!
En als je toch iets leuks wilt doen,
ga dan maar naar het Stadsplantsoen,
dan zie je meisjes ’s avonds laat
nog met hun vriendjes over straat.
En, o, wat is er veel geschied
– want al dat licht dat was er niet –
Wie zou dat ooit hebben gedacht
lang vóór die Oorlogsnacht!
O, Adolf, spring toch in de plee!
Verzuip, Benito, in de zee!
Hirohito, krijg het apezuur!
Dan keert de rust weer op den duur.
Vertaling: Fred de Haas
|