blog | werkgroep caraïbische letteren

In Memoriam ‘Julio Perrenal’

door Fred de Haas
Even heb ik geaarzeld om bovenstaande titel te hanteren voor de woorden die ik zou willen wijden aan het overlijden van de heer dr Jules de Palm die voor vele Antillianen op zoveel gebieden een lichtend voorbeeld is geweest. Van verschillende kanten heeft men de overledene terecht veel lof toegezwaaid. Mij rest nog de poging om in de marge van zoveel Antilliaanse lof iets toe te voegen aan de woorden die reeds aan Jules de Palm zijn gewijd.
Jules de Palm en het Onderwijs
Jules de Palm was op de eerste plaats iemand die zich al vroeg bezighield met de plaats van het Nederlands in het Antilliaanse onderwijs, het Nederlands dat voor menig Antilliaans kind een bijna onoverkomelijk struikelblok zou blijken.
Jules leefde mee met het arme Curaçaose kind dat op school onverhoeds werd ondergedompeld in een wezensvreemde taal die het binnen zou leiden in een volslagen onbekende, beangstigende wereld. Hij begreep de onzekerheid en gevoelens van minderwaardigheid die de vanzelfsprekendheid van het Nederlands als taal van instructie met zich meebracht, hij begreep de voortschrijdende vervreemding van de Antilliaanse psyche, de aanval op de geest van al die kinderen die door de koloniale geschiedenis werden gedwongen een strijd aan te gaan die ze wel móesten verliezen, geïsoleerd als ze waren van de voedende taalbron die de Nederlandse kinderen in hun vaderland altijd ter beschikking stond, gedoemd om altijd fouten te maken, al deden ze nóg zo hun best. Voeg daarbij de historisch lange afwezigheid van enige doordachte taalpolitiek en een, op zijn zachts gezegd, omstreden didactiek in het onderwijs en het rampzalig plaatje is compleet.
Maar Jules was er de man niet naar om zijn frustraties hierover op een onbeschaafde manier uit te dragen en het daarbij te laten. Velen op het eiland kunnen nog steeds een voorbeeld aan hem nemen! Hij besloot om verder te studeren en in een proefschrift (Groningen, 1969) te onderzoeken hoe het met dat onderwijs in het Nederlands op Curaçao gesteld was. Het is nog steeds leerzaam om de pagina’s die hij heeft gewijd aan de vele aspecten van het Nederlands en het onderwijs in het Nederlands op de Benedenwindse eilanden te lezen. Ze zijn nog altijd erg actueel.
Meer dan veertig jaar geleden maakte Jules een analyse van de fouten die kandidaat-bursalen zoal in het Nederlands plachten te maken. Op deze plaats moet ik volstaan met te zeggen dat de fouten die hij signaleerde meestal het gevolg waren van de invloed van de moedertaal: het Papiaments. De fouten betroffen het verkeerd gebruik van lidwoorden, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden, vervoegingen, woordvolgorde, voorzetsels, bijwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, spelling en nog enkele zaken.
Frustratie en gevoelens van minderwaardigheid waren het gevolg van dit voortdurend falen. En dit gevoel van permanente mislukking werd onbewust gecontinueerd door de in het onderwijs toegepaste en van Nederland gekopieerde didactiek die geen rekening hield met het feit dat Antilliaanse kinderen uit een totaal andere leef- en taalwereld kwamen. Men zag ze kennelijk – ook met de beste intenties –  als ‘minder taalvaardige Nederlandertjes’. Op school bereikte de frustratie een hoogtepunt omdat de kinderen hun moedertaal niet móchten spreken en de vreemde taal – het Nederlands –  niet kónden spreken.
Sindsdien is er veel gebeurd. Er heeft een grote kentering plaatsgevonden in het denken over de functie van het Papiaments in het onderwijs en de rol van het Nederlands binnen de Curaçaose samenleving. Veranderde inzichten hebben geleid tot het gebruik van de moedertaal in het onderwijs waarmee in 2002 officieel een begin werd gemaakt in het kleuter- en basisonderwijs.
Julio Perrenal
Maar wat heeft ‘Julio Perrenal’ met dit alles te maken?
Veel. Maar op zijn minst 1/3! Want in zijn jonge jaren maakte Jules de Palm deel uit van het pas veel later bekend geworden driemanschap ‘Julio Perrenal’.
‘Julio Perrenal’ was een naam die René de Rooy had gedistilleerd uit de letters van de namen Pierre (Lauffer), René (de Rooy) en Jules (de Palm). Colá Debrot, schrijver en oud-gouverneur van de toenmalige ‘Nederlandse Antillen’ heeft dit geheim ooit onthuld.
Pierre, Jules en René vonden dat er in de jaren veertig – de Tweede Wereldoorlog was in volle gang in Europa –  alle reden was om een tegenwicht te bieden aan de overheersende Zuid-Amerikaanse, Amerikaanse en Nederlandse liedcultuur door originele teksten te schrijven in het Papiaments en originele melodieën te creëren op Antilliaanse ritmes.
De drie jongens waren toen iets ouder dan 20 en enthousiaste liefhebbers van hun moedertaal.
Alle drie spraken ze voortreffelijk Nederlands – met dank aan de Hollandse fraters – en kenden vele verzen van Nederlandse dichters uit hun hoofd. Net als vele anderen zongen ze ook Nederlandse liederen als ‘De paden op, de lanen in’, liederen die nu eenmaal hoorden bij het cultureel Nederlands-Antilliaanse erfgoed van de jaren ’40. Zij spraken voortreffelijk Papiaments, hun moedertaal, en hadden notie van de Spaanse literatuur.
Het driemanschap moest wel wat moeilijkheden overwinnen om de taak die zij zichzelf hadden gesteld enigszins plausibel te kunnen uitvoeren. Een van de grootste obstakels op hun muzikale weg was dat zij de kunst van het muziekschrijven niet beheersten en de melodieën die ze verzonnen steeds weer moesten herhalen totdat zij ze uit hun hoofd kenden.
Maar zo maakten ze dan toch een aantal leuke liedjes, waarvan de versregels….. rijmden. Dat was een wens van Jules de Palm die vond dat rijm hielp om de liedjes beter te onthouden. Pierre Lauffer was geen voorstander van rijm. In het liedje ‘Nèshi di Maribomba’ (Wespennest) dat hij alleen heeft geschreven is het rijm dan ook afwezig. Maar Jules had natuurlijk wel gelijk. Liedjes op rijm zijn makkelijker te onthouden. Alleen was Pierre Lauffer zich er (onbewust) van bewust dat het Papiaments zich niet zo goed leende voor rijm. Het hoorde niet bij de taal. Het Papiaments moest het nu eenmaal hebben van melodie en ritme, de twee onmiskenbare steunpilaren van het Creoolse lied!
De Creoolse liedjes
In 1943 mocht ‘Julio Perrenal’ hun liedjes laten vertolken voor Radio Curom op Curaçao. Maar het trio dat de liedjes zou uitvoeren liet verstek gaan. In arren moede hebben Pierre, René en Jules toen zelf de liedjes maar gezongen met begeleiding van een gitarist die toevallig was op komen dagen. Die uitvoering is toen geen succes geworden en de liedjes raakten in de vergetelheid totdat ze werden herontdekt in de jaren ’70 en op notenschrift vastgelegd door de – inmiddels ook overleden –  Curaçaose musicus (bassist, gitarist) Julian Coco.
In 1979 verscheen bij uitgeverij De Bezige Bijtoen eindelijk het boekje ‘Julio Perrenal’, waarin Jules de Palm onderhoudend vertelt over de vriendschap tussen hem, Pierre Lauffer en René de Rooij.
Merengue Merikano
Een van de eerste liedjes die door het driemanschap werd gemaakt was de ‘Merengue Merikano’ op een ritme dat het midden houdt tussen een Venezolaanse merengue en een Antilliaanse tumba. Dit liedje is bekend geworden onder de naam ‘Shon Ca’ (= juffrouw Carmencita). In dat liedje wordt de Curaçaose meisjes verweten dat ze liever omgingen met de Amerikaanse militairen die na 1942 ter bescherming van de bevolking op Curaçao verbleven dan met de lokale jongens. Ze gaven de voorkeur aan ‘Bill’ boven ‘Colá’, maar vergaten dat na de oorlog Bill zou vertrekken en dat Colá zou blijven:
Merengue Merikano
M’a tira un tek na Punda
I topa ku Shon Ca
Ta kròs un Merikano
Un tersio bon zetá
Komo mi sa di djele
M’a keda babuká
Ta kiko Carmencita
B’a kibra ku Colá?
Gosa, gosa sin pensa otro kos
Sigui, sigui te baka kai na pos
Colá a subi warda
Ku kurason trankil
Sin pensa ni un momentu
Ku Carmen ta ku Bill
Ma guera ta bai kaba
Su chòmi ta bai kas
Shon Cá ku su fantochi
Gañá lo keda tras
Gosa, gosa sin pensa otro kos
Sigui, sigui te baka kai na pos
Julio Perrenal
Yankee Merengue
Ik wandelde naar Punda
en stootte op Shon Ca,
die pronkte met een Yankee
zo zat als een garnaal.
Omdat ik haar goed kende
wist ik niet wat ik zag:
is het dat Carmencita
Colá niet langer mag?
Feesten, feesten, dat kan toch geen gevaar!
Later, later, dan zijn de rapen gaar!
Colá die ging op wacht staan,
zo rustig en zo stil.
Hoe kon hij ook bedenken:
‘mijn Carmen is bij Bill’?
De oorlog gaat ook over,
haar vriendje gaat naar huis…
Shon Ca komt met haar ‘air’ van
een koude kermis thuis!
Feesten, feesten, dat kan toch geen gevaar!
Later, later, dan zijn de rapen gaar!
Vertaling: Fred de Haas
 
Skuridat
Een ander liedje dat ze met hun drieën maakten was ‘Skuridat’ (= Verduistering), een Curaçaose wals. Tijdens de Tweede Wereldoorlog moesten ook op de Antillen de ramenworden verduisterd met zwarte houten schotten omdat de regering bang was voor nachtelijke vijandelijke aanvallen.  Dat belette echter niet dat de mensen ’s avonds gezellig voor hun donkere huisjes zaten te praten. De jongelui maakten ook graag gebruik van de duisternis om van de sociale controle af te zijn. Helaas sloegen ook straatrovers hun slag in het donker en de chauffeurs reden roekeloos omdat ze niet betrapt konden worden op verkeersovertredingen. In het laatste couplet worden Hitler, Mussolini en de Japanse keizer Hirohito verwenst.
Skuridat
Awor ku lus a disparsé
Kòrsou a bira trist’unbé
I hendenan ta kik fadá
Ku nan bentananan será
Si bo ke dal un keiru afó
Ai perkurá no bai bo so
Pasobra tin hende golos
Ku ke hòrta bo kos
I si bo dal un stap robes
Tin risk’i kibra bo kabes
Chofùrnan tur ta bon purá
I abo pober ta matá
Si bo ke pasa un ratu bon
Pasa den alameda, shon,
Pa gosa señoritanan
Ta namorá nan yònkuman
Mas hopi kos a sosodé
Awor ku lus no ta sendé
Ta ken lo por a pensa esei
Promé ku guera t’ei
Ai, mare Dòis por spat mañan
Benito hoga den laman
Hirohito haña ki ku ta
Pa nos por biba sosegá
Uit: Julio Perrenal
Verduistering
Nu al het licht verdwenen is
en iedereen vol ergernis,
lijkt Curaçao wel een gesticht
met alle ramen stevig dicht.
En wil je dan toch ergens heen,
ga dan maar liever niet alleen!
Ook boeven gaan er graag op uit,
beschouwen je als buit.
En als je struikelt, wee, o wee!
riskeer je er je leven mee,
want wegpiraten hebben haast:
het is de dood die op je aast!
En als je toch iets leuks wilt doen,
ga dan maar naar het Stadsplantsoen,
dan zie je meisjes ’s avonds laat
nog met hun vriendjes over straat.
En, o, wat is er veel geschied
– want al dat licht dat was er niet –
Wie zou dat ooit hebben gedacht
lang vóór die Oorlogsnacht!
O, Adolf, spring toch in de plee!
Verzuip, Benito, in de zee!
Hirohito, krijg het apezuur!
Dan keert de rust weer op den duur.
Vertaling: Fred de Haas
Beste Jules, je bent nu met je vrienden verenigd. Bai tira un tèk na Punda celeste!
Nederland
Oktober 2013

1 comment to “In Memoriam ‘Julio Perrenal’”

  • Het is raadzaam en noemenswaardig om originele teksten van oude liederen te publiceren, daar deze liederen tegenwoordig veel worden gepeeld tijdens concerten.
    Echter zijn vele aangepast en/of niet volledig bekend.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter