blog | werkgroep caraïbische letteren

Ieder personage een eigen stem

door Hilde Neus

Els Moor heeft in het artikel ‘Je bent wat je wilt zijn’ (in tussen droom en werkelijkheid, Paramaribo: Okopipi, 2001, p. 59) aangegeven dat Roemer steeds zoekt naar symboliek om de situatie in haar vaderland aan te duiden. ‘Bepaalde motieven met een sterk symbolische lading, zoals dood, zelfdoding, abortus, moord, zwakzinnigheid en kinderloosheid keren steeds terug […]. Al deze motieven verwijzen naar de zwaarte van het menselijke bestaan in het algemeen en naar de hebi’s van mensen in een gedekoloniseerd land op weg naar een werkelijke onafhankelijkheid in het bijzonder.’ In dit artikel bespreekt Moor de drie boeken op heldere, compacte wijze.

Astrid Roemer

Astrid Roemer. Foto © Michiel van Kempen

 

In het eerste deel, Gewaagd leven (1996), is de hoofdpersoon Onno een dromer die astronaut wil worden, om deze wereld te kunnen ontvluchten. Het gezin speelt een belangrijke rol in deze roman, zowel Onno’s eigen gezin als de drie mensen van wie hij de dood veroorzaakt door een verkeersongeluk. Zijn broer neemt de schuld op zich. Volgens Moor kunnen we in Onno aspecten herkennen van het isolement waarin de jonge staat Suriname verkeert door de onmogelijkheid om op eigen kracht de littekens van de liefdeloze behandeling in het koloniale verleden te boven te komen. ‘Deze thematiek sluit aan bij de structuur en het taalgebruik’. Dit is kenmerkend voor Roemer: elk personage heeft een eigen stem met een kenmerkend geluid.

 

Astrid Roemer Abram de Swaan

Astrid Roemer met Abran de Swaan aan het einde van de Roemer-hommage op 22 mei 2015, georganiseerd door Cindy Kerseborn. Foto © Annemarie van Niekerk

 

Ook Lijken op Liefde (1997) staat bol van die symboliek. De titel van dit tweede deel van de trilogie, dat ik zelf het meest aangrijpende vind, kan al op diverse manieren worden uitgelegd: het kan gelijkenis betekenen. Er kunnen zich dode lichamen op de liefde bevinden. 1982 zou dan als een scheidslijn kunnen worden gezien. Daarvoor was er liefde, daarna de dood. Een andere manier van duiden is als boerenjongens, vruchten op alcohol. De lijken staan op sterk water (de liefde dus), ze blijven bewaard en worden niet vergeten. Cora, de hoofdpersoon in dit deel, stelt zichzelf de vraag: ‘Of is er toch een hemelsbreed verschil tussen politieke moorden en al het andere kwaad dat mensen aanrichten?’ Dit verhaal gaat over een vrouw op leeftijd die een reis onderneemt om tot het antwoord te komen, maar dit levert niets concreets op. Ten tonele verschijnen een aantal nauw met elkaar verbonden personen. Kunnen zij de schuldvraag ten opzichte van individuen en ten opzichte van de staat Suriname beantwoorden? Bij terugkomst in Suriname blijkt haar man, Herman Sewa, te zijn aangeklaagd wegens abortuspraktijken, waarbij een aantal prominenten uit de samenleving betrokken zijn. Opmerkelijk is, dat deze roman in de naaste toekomst speelt (in 2000) en een openbare rechtszitting aankondigt, maar inmiddels is dat gegeven achterhaald door een niet afgerond proces te Domburg en een amnestiewet, die de hoofddaders ontslaat van rechtsvervolging. De romanwereld en de werkelijkheid liggen hier dicht bij elkaar, alleen laat Roemer zich niet uit over de uitkomst van het proces. Zij trekt wel consequent en veelvuldig de lijnen van haar verhaal door. Iedereen heeft bloed aan zijn handen; uiteindelijk Cora ook. De oerschuld kan door niets weggewassen worden. Iedereen is medeplichtig, door handelen of door zwijgen, aan de slechte dingen in de maatschappij, maar die zijn wel een wezenlijk onderdeel van ons leven. Roemer gelooft ontegenzeggelijk in de liefde, de opdracht voor in het boek is dan ook: ‘voor minnaressen en hun minnaars’. In feite dus voor iedereen die liefheeft. Door de achronie is het boek niet gemakkelijk, en vaak schokkend. Maar het geeft een schildering van een periode in Suriname, die toch boven het lokale uitstijgt en door de thematiek universeel wordt. En die zeker nog zeer actueel is.

Roemer Sanne

Beeld van de Roemer-hommage op 22 mei 2015. Foto © Johan Janssen

 

 

Voor deel drie – Was Getekend, 1999 – gaan we weer even terug naar het artikel van Els Moor. De hoofdfiguur hier is Pedrick De Derde Abracadabra, die een stuk jungle omtovert tot een paradijs. Hij wacht op zijn kinderen en vreest op een gegeven moment dat ze zijn verongelukt bij een vliegtuigramp. Hij denkt aan hen en dit is steeds de aanhef van een hoofdstuk. Moor geeft aan dat met dit levensverhaal getoond wordt dat menselijke warmte en liefde voor de eigen plek uitkomst kunnen bieden in een traumatisch heden dat getekend is door het verleden. Pedrick is een vondeling van wie de voorouders niet bekend zijn. ‘Je bent wat je wilt zijn’. ‘Deze uitspraak uit de mond van een moeder die geen biologische moeder is, geeft richting aan naar hoop voor de toekomst van het Surinaamse volk: een identiteit die niet bepaald wordt door etnische afkomst, leed en onrecht uit het verleden of door culturele en religieuze ballast, maar door een eigen keuze’, aldus Moor. Pedrick is de nieuwe mens, niet gevoelig voor de kunu van het verleden en zich ver houdend van de politiek. Hij houdt stand door zijn eigen kracht. De delen van Roemers trilogie kunnen onafhankelijk van elkaar worden gelezen, maar ze grijpen wel in elkaar.

Astrid Roemer DSC_0003 (27)

Criticus Arjan Peters op de Roemer-hommage, 22 mei 2015. Foto © Michiel van Kempen

 

 

In een interview met Joost Niemoller in De Groene Amsterdammer (1997) zegt Roemer dat ze weet dat ze veel heeft losgemaakt in Suriname met deze drie romans. Maar als reactie van enkele mensen in Suriname kreeg ze ook dat de lezers dankbaar waren voor de trilogie. In termen van: ‘mijn kinderen moeten het boek lezen’. De kinderen van Suriname weten weinig van de tijd die in de roman is beschreven, dat is tevens een gevolg van het uitblijven van vernieuwingen binnen het geschiedenisonderwijs, zowel op de lagere als op de middelbare scholen. Om de trilogie geschikt te maken voor bijvoorbeeld het vos, zou er een lesbrief kunnen worden gemaakt waarmee de leerlingen stap voor stap het verhaal leren begrijpen. De receptie van het werk was zowel in Nederland als Suriname vrij uitgebreid en alle recensies en essays zouden genoeg materiaal op kunnen leveren om te dienen als achtergrond van zo een lesbrief. Jongeren in Suriname zijn leergierig en met de juiste gereedschappen kan ook de trilogie van Roemer een les zijn in de recente historie. Roemer zelf geeft in De Groene aan dat ze blij is dat zij in het andere Suriname jong was. ‘Ik zou dat niet kunnen doorstaan, ik ben van ander materiaal gemaakt. Die inflatie, al dat geweld, ik zou doodgaan of zo’. Deze romans kunnen juist als catharsis dienen voor een periode waarover zeker bij jongeren veel onbegrip en onduidelijkheid bestaat.

Roemer zegt ook dat ze dolgraag andere boeken zou willen schrijven. Ze heeft een fenomenaal gevoel om taalsoorten te onderscheiden, en daarmee geeft ze elk personage in haar romans een heel eigen stem. Ze zou enkele manuscripten klaar hebben, vervaardigd in deze tienjarige periode van afwezigheid. Welke taal zal ze gebruiken om haar nieuwe personages een stem te geven?
Noot: de drie romans verschenen in 2001 in één band met als titel Roemers drieling.

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter