blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Werkgroepnieuws

Nieuwe Oso weer gevarieerd en rijk

Het nieuwe nummer van Oso, tijdschrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied is net verschenen, jrg. 29, nr. 2. Het is het varianummer van deze jaargang en bevat elf bijdragen.

Sabine van der Greft opent met een bijdrage over een Surinaams fenomeen dat in reisgidsen, buitenlandse kranten en televisieprogramma’s veel aandacht krijgt: de Surinaamse zangvogelsport. De auteur bespreekt de culturele betekenis van deze sport en besteedt daarnaast aandacht aan de mogelijkheid van plaatsing van de zangvogelsport op de UNESCO-lijst voor immaterieel werelderfgoed.

In de tweede bijdrage bespreken Jolijn Duijnhoven en Yvon van der Pijl een smakelijke bezigheid in Suriname: de Surinaamse publieke eetcultuur. Ondanks de vele verschillen in het multiculturele Suriname vinden Surinamers in de liefde voor eten een grote gemene deler. De auteurs signaleren ontwikkelingen in Suriname die wijzen op constructie van een ‘eenheidsidentiteit’ dóór en in eten. De (vermeende) invloed van mondialisering op de publieke eetcultuur van Paramaribo is het centrale thema in deze bijdrage.

Dianca Schipper beschouwt in haar bijdrage hoe Creoolse mannen de eigen rol in de zorg en opvoeding van hun kinderen zien, hoe zij zelf de band met hun kinderen ervaren en wat hun kinderen voor hen betekenen. In veel wetenschappelijke literatuur is het beeld over Creoolse mannen en vaders dat ze onverantwoordelijk gedrag vertonen door als partner ontrouw te zijn en niet of onvoldoende aan het huishouden en de zorg voor vrouw en kinderen bij te dragen.

Diana van Bergen en Sawitri Saharso behandelen in de vierde bijdrage suïcidaal gedrag van jonge Hindostaans-Surinaamse vrouwen in Nederland. Zij gaan in op de vraag in hoeverre deze groep in vergelijking met autochtone Nederlandse en andere migrantenvrouwen vaker overgaat tot suïcidaal gedrag en op de relatie tussen suïcidaal gedrag (zonder dodelijke afloop) en etnische afkomst.

In de vijfde bijdrage, van de hand van Peter Reimink, staat de strijd van de Trio-Inheemsen in het diepe zuiden van Suriname om hun leefgebied tegen pananakiri (mensen van buiten) te beschermen centraal. De auteur beschrijft lokale percepties en overwegingen van Trio ten aanzien van het landrechtendebat en de zich steeds meer opdringende mogelijkheden om te komen tot meer economische ontwikkeling.

Vanessa Elisa Grotti bespreekt in de zesde bijdrage de relaties tussen de sedentaire Trio en de nomadische Akuriyo in het zuiden van Suriname sedert eind jaren zestig. Begin jaren zeventig werd het merendeel van de nomadische Akuriyo overgebracht naar Trio-dorpen waaronder Tëpoe aan de Tapanahony. De auteur richt zich in haar bijdrage op de ontwikkeling van een duale hiërarchie tussen beide groepen, inferioriteit van de Akuriyo in de zichtbare wereld (het Trio-dorp) versus hun superioriteit in het woud.

In het zevende artikel behandelt Lodewijk Hulsman de handel van Nederlanders met Indianen in Suriname in de periode 1604-1617, een tijdvak dat tot op heden sterk onderbelicht is in de historiografie over Suriname. In deze handel vervulde De Guiaansche Compagnie een belangrijke rol. Op basis van verslagen van de Guiaansche Compagnie schetst de auteur een beeld van Suriname waar kleine groepen Europese mannen leefden tussen Indianen waarmee zij handelden en exportgewassen plantten.

De achtste bijdrage, van de hand van Suze Zijlstra, handelt over de representatie van inheemse vrouwen in Suriname in Nederlandse vroegmoderne reis- en landbeschrijving waarbij zij ingaat op de rolverdeling in het gezin en de kraam en opvoeding van de kinderen. De auteur vergelijkt deze beschrijvingen met de latere beelden van slavenvrouwen in dezelfde vroegmoderne literatuur over Suriname om verschuivingen in perspectief te plaatsen en het uitgangspunt van auteurs beter te kunnen duiden.

Ruud Paesie beschrijft in het negende artikel twee expedities naar de Akuriyo van de Coppename in 1717. De twee journalen van beide expedities zijn uniek historisch en antropologisch materiaal en behoren tot de eerste beschrijvingen van de Akuriyo. Beide journalen zijn als transcriptie in de bijdrage van Paesie opgenomen.

In de voorlaatste en tiende bijdrage van Fred de Haas staat de poëzie van de Arubaanse dichter Henry Habibe centraal. Habibe schrijft zijn gedichten voornamelijk in het Papiamentu, incidenteel ook in het Spaans en Nederlands. In zijn bespreking gaat De Haas in op de verwantschap tussen de inspiratie en de beelden van Habibes liefdespoëzie en een aantal Spaanse en Zuid-Amerikaanse geestverwanten.

Deze aflevering van OSO wordt zoals gewoonlijk afgesloten met de rubrieken Recensies (deze keer opmerkelijk kort , Lijst van recente publicaties en Berichten. Daartussen staat nog een artikel waarvan niet duidelijk is waarom dat niet als normal artikel bij de andere staat: ‘Suriname door de ogen van een achttiende-eeuwse biologiestudent’ van Tinde van Amstel.

Al met al weer een divers en rijk nummer.

Te bestellen: KITLV, T.a.v. Ellen Sitinjak, Postbus 9515, 2300 RA Leiden, E-mail hofte@kitlv.nl

De 250.000ste bezoeker van deze blogspot!

Vandaag verwelkomde deze blogspot – zonder enig verder geruis – de 250.000ste bezoeker. Gestart op maandag 6 april 2009 heeft Caraïbisch Uitzicht een almaar groeiend aantal bezoekers gezien. Er zijn mensen die de blogspot “onder een vaste knop” hebben en elke dag even kijken wat er aan nieuws staat. Anderen vallen min of meer toevallig binnen.  

Welke berichten werden er het vaakst gelezen? Bij afstand het meest populair was het bericht van 24 augustus 2009 waarin Erwin de Vries stelde dat Corneille en Appel erg beperkt zijn als schilders. Mogelijk kwam dat door de illustraties of omdat het bericht vol verrassingen staat voor wie op de links in het bericht (de blauw oplichtende woorden) klikt. Het bericht werd sinds verschijnen al 914 keer aangeklikt.  

Veel bezocht waren ook de berichten over het programma van de Derde Caraibische Letterendag, verschenen op 10 september 2010 en 18 juni 2010: 353 keer afzonderlijk bezocht, resp. 259 keer. En dan als derde het bericht over het eeuwfeest van Johanna Schouten-Elsenhout, verschenen op 11 juli 2010, en tot op vandaag 218 keer afzonderlijk bezocht.  

Het ligt in de bedoeling om de website van de Werkgroep en de blogspot binnenkort te vernieuwen en te integreren, zodat alle culturele nieuws gelieerd aan de activiteiten van de Werkgroep praktisch bij elkaar staat. In een handomdraai nieuws en bijzonderheden over het Caraibisch gebied, en up-to-date informatie over lezingen, Letterendagen, boekpresentaties en andere manifestaties die worden georganiseerd onder de paraplu van de Werkgroep Caraïbische Letteren. Nadrukkelijk willen we iedereen erop wijzen dat de blogspot graag berichten opneemt van wie dan ook die iets aardigs of vermeldenswaardigs te vermelden heeft over de Caraïbische cultuur in heel brede zin. U kunt berichten doorsturen naar het emailadres of zelf vragen om rechten te krijgen toegewezen, wanneer u van plan bent met een zekere regelmaat zelf stukjes te plaatsen.

Werkgroep tegen BTW-verhoging

Het nieuwe Nederlandse kabinet wil de BTW op theater- en concertuitvoeringen verhogen. De activiteiten van de Werkgroep Caraïbische Letteren konden tot op heden altijd gratis of tegen zeer democratische prijzen worden bijgewoond. Met de nieuwe kabinetsmaatregel zal dat niet langer mogelijk zijn. Bent u ook tegen de voorgenomen kabinetsmaatregel, en wenst u uw mening kenbaar te maken? Stem dan tegen dit voornemen op http://www.zegneetegendebtw.nl/.

Overspel in Caraïbisch toneel

door Kirsten Dorrestijn

‘Scènes uit een huwelijk. Overspel in de politiek en in de liefde’, zo luidde het thema van de Derde Caraïbische Letterendag die op 25 september plaatsvond in het Amsterdamse Bijlmerparktheater. De avond stond in het teken van toneelschrijvers uit Suriname, de Antillen en Aruba. Het onderwerp leverde genoeg gespreksstof op.

De avond opent met een fragment van het toneelstuk Iris van Thea Doelwijt. Maureen Tauwnaar speelt een oudere vrouw die met pijn in haar hart terugdenkt aan Suriname ten tijden van de decembermoorden. Daarna wordt Een vrouw van een man van Astrid Roemer opgevoerd, de vrouw gespeeld door Gerda Havertong en de man door Felix Burleson. Sharda Ganga leest een column voor.

In een panelgesprek discussieert Noraly Beyer vervolgens met de toneelschrijvers Thea Doelwijt, John Leerdam, Sharda Ganga en Jenny Mijnhijmer. Klopt het dat de werkelijkheid soms bizarder is dan de fantasie, vraagt Beyer zich af. Leerdam denkt dat zeker: ‘In Den Haag kan ik mijn oren soms niet geloven. Over de ontmanteling van de Antillen kun je een stuk opvoeren in drie bedrijven.’ En wat doen de toneelschrijvers met die bizarre werkelijkheid? Sharda Ganga, die speciaal voor deze avond is overgevlogen uit Suriname, waarschuwt dat men in Nederland niet moeten denken dat de werkelijkheid waarin Suriname zich sinds een maand bevindt de enige absurditeit van de afgelopen dertig jaar is. Op haar eigen opvoeringen heeft die politiek weinig invloed: ‘Ik maak altijd absurdistisch theater, wie er ook aan de macht is.’

Ganga houdt zich bezig met de vraag hoe ze mensen bewust kan maken. ‘Wat bijvoorbeeld mijn aandacht heeft, is de vraag waarom het ons in Suriname niet lukt om onze potentie volledig te benutten. Dat soort vragen vertaal ik naar theater.’ Doelwijt begeeft zich het liefst midden in de maatschappij en kan in haar stukken kwesties kwijt die haar raken. ‘Ik probeer mensen meer inzicht te geven. Ik geef het publiek “prikjes”.’ Voor Mijnhijmer werkt het anders. Zij schrijft vanuit verwondering, en niet om mensen iets te leren. ‘Omdat ik midden in de maatschappij sta, gaat mijn werk altijd over het hier en nu. Ik zie het als mijn verantwoordelijkheid om te verhalen over de dingen die spelen.’

Surinaamse toneelschrijvers die in Nederland wonen, verwerken vaak herinneringen aan het land van herkomst in hun stukken. Volgens Ganga wordt Suriname door Surinamers die in Nederland wonen anders beleefd dan door de inwoners van het land zelf. ‘Mijn werkelijkheid is anders. Thea Doelwijt blijft voor Surinamers iemand die in Nederland stukken schrijft. De bewoners van het land ervaren de situatie anders.’ Doelwijt is het daarmee eens: ‘Sommige dingen kan ik alleen maar schrijven als ik een tijdje in Suriname zit. Dan kom ik er achter wat er leeft onder de mensen.’ Leerdam kan doordat hij al bijna dertig jaar in Nederland woont de Surinaamse ‘issues’ beter abstraheren.

Beyer vraagt zich ook af waarom in Nederland zo vaak weinig zwarte mensen naar toneel gaan. Volgens Leerdam komt dat door de marketing, op wie de groep zich richt. Mijnhijmer denkt dat het komt doordat Caraïbische mensen zichzelf niet terugzien in het Nederlandse toneel.

Na de pauze wordt een fragment van Stampij van Norman de Palm en een gedeelte van Daniel en de Duivel van Julien Ignacio opgevoerd. En Maarten van Hinte leest een column voor. Vervolgens gaat Noraly Beyer weer in gesprek met de schrijvers. Ze vraagt of zij hun persoonlijke leven in hun stukken verwerken. Ignacio denkt dat je daar als toneelschrijver moeilijk omheen kunt: ‘Je gebruikt altijd elementen uit je eigen leven. Maar soms kun je er verder vanaf gaan staan. Dat heb ik bijvoorbeeld gedaan in mijn stuk over een asielzoeker.’ Ignacio maakt zijn persoonlijke ervaringen herkenbaar voor een breed publiek door zijn particuliere belevenissen te veralgemeniseren. Hij doet dat bijvoorbeeld door het onderwerp symbolisch te maken of te vergroten. Zo krijgt het publiek genoeg ruimte erin te stappen. De Palm heeft een zelfde soort techniek: hij belicht verschillende invalshoeken van een onderwerp om zijn ideeën te verduidelijken.

En wat willen deze schrijvers met hun stukken bereiken? Ignacio noemt zichzelf een estheet. ‘Ik wil schoonheid, verstelling teweeg brengen. Ik doe erg mijn best om mooie teksten te schrijven. Misschien hecht ik daar soms al te veel waarde aan. Het werkt niet altijd op het toneel.’ Van Hinte wil vooral iets delen. ‘Theater maak je samen met je publiek. Ik wil dat het iets losmaakt.’

Ten slotte vraagt Beyer zich af hoe het met de jonge toneelschrijvers in de Caraïben is gesteld. Op Curaçao zijn er behoorlijk wat, weet De Palm, die tevens theaterdirecteur is van een schouwburg op het eiland. Hij denkt dat de belangstelling voor toneel in een versnelling zit en verwacht dat er een nieuwe generatie theatermakers op komst is. Van Hinte vermoedt dat er in Suriname op dit moment meer geschreven wordt dan in Nederland. ‘En die teksten gaan vaak over thema’s die hier spelen, over identiteit en etniciteit. Wat dat betreft heeft het Caraïbisch gebied een voorsprong. Mensen denken al veel langer over deze onderwerpen na.’ Dat is de reden waarom Van Hinte denkt dat in de Caraïben de toekomst ligt.

Derde Caraïbische Letterendag: Overspel in politiek en liefde

door Stuart Rahan

Amsterdam Zuidoost – Als wij theatermaker Sharda Ganga en de Surinaamse samenleving mogen geloven, staan een aantal zaken in Suriname bijna wetmatig vast. Politici kunnen herrijzen, zij worden gerecycled en er is altijd een weg terug. In haar voorgedragen column, zaterdagavond tijdens de Derde Caraïbische Letterdag, neemt zij de Surinaamse politiek en politici van de afgelopen dertig jaar op de hak.

lees verder…

Maarten van Hinte – Aardrijkskundeles in Texas. Ik was tien.

[column uitgesproken door theatermaker Maarten van Hinte op de Derde Caraibische Letterendag, 25 september 2010]

Aardrijkskundeles in Texas. Ik was tien.

Mijn ouders kenden elkaar uit Utrecht. Mijn moeder was met 19 jaar in Paramaribo op de boot gestapt had de oversteek gewaagd naar Nederland, om Sociologie te studeren.

Mijn vader had op z’n minst een even groot avontuur ondernomen: zoon van een dorpsbakker en een boerin, was hij in vijf generaties de eerste die niet de bakkerij van zijn vader overnam. Hij maakte met moeite de middelbare school af, en schreef zichin aan de universiteit. Hij werd geoloog, om precies te zijn paleontoloog. Toen een hoogleraar hem op de eerste collegedag vroeg waarom hij voor paleontologie had gekozen, moest hij toegeven dat hij niet wist wat dat was. Hij wist alleen dat dat de enige studie was waarvan het rooster viel te combineren viel met de zorg voor zijn moeder. En dat je ermee kon reizen. Weg uit Nederland.

Ergens tussen die dag en zijn cum laude proefschrift heeft hij mijn moeder ontmoet.

Een jaar na dat proefschrift trouwden ze. Kort daarop werd ik geboren. Twee jaar later verlieten we Nederland voor Nigeria, waar mijn vader aan de universiteit van Ibadan ging doceren. Niet veel later ging hij aan de slag bij ‘big oil’, en zo kwam ik op mijn tiende via Frankrijk en Canada in de Verenigde Staten terecht. Om precies te zijn in Houston, Texas.

Tot die tijd was ‘familie’ voor mij een helder, eenduidig begrip: vier mensen, mijn ouders, mijn zus en ik.Daar direct achteraan kwam mijn oma in Nederland, en mijn grootouders in Suriname. En daar kleefden weer allemaal ooms, tantes, neven en nichten aan vast. Dat mijn vaders deel in Nederland woonde, en mijn moeders deel in Suriname stond ik niet zo bij stil. Het was allemaal ver weg. Surinaamse postzegels waren mooier, dat wel.

In Texas werd het mij heel snel duidelijk dat mijn familie niet eenduidig was.

Zo kwam ik er daar opeens achter dat mijn vader wit was, en vooral dat hij een zwarte vrouw had. Achteraf had ik het moeten weten: afropruiken, oorringen, boekenkasten vol Angela Davis en Malcolm X, Al Green en Mighty Sparrow op de draaitafel, er waren genoeg aanwijzingen: ik had een zwarte moeder. Nu werden er bij mijn eigen verlegen bleke verschijning nooit erg veel vragen gesteld, dus zolang mijn moeder niet al teveel opviel, bleef alles redelijk overzichtelijk.

Tot die bewuste aardrijkkundeles.


Ik kende Suriname goed. Ik was er in mijn korte leven al vier keer geweest, en dan steeds de hele zomer vakantie. Ik voetbalde met bloten voeten met de buurjongens op het erf achter mijn grootouders huis in de Mahonylaan, ik schoot met een catapult manja’s uit de boom van meneer Rakoesing van de overkant, ik haalde dagelijks puntjes voor m’n oma bij omoe s’nesi op de hoek. Maar ik ging ook vaak met mijn grootouders de stad uit, naar Saramacca, naar Matapica, of het bos in. Er waren veel neven en nichten, ooms en tantes. Familie. Creolen in alle kleuren en maten, javanen, indianen, boeroes, djoeka’s,joden, Hindoestanen, allemaal familie. Of er met allemaal echt een bloedband was weet ik niet. Daar vroeg je ook niet naar. Mijn grootouders kwamen uit grote gezinnen, ze hadden zelf vier kinderen, ze waren beide onderwijzers, en er waren altijd ‘kweekjes’ over de vloer. Het was allemaal familie.

Mrs. Paramore was mijn ‘homeroom teacher’, een oudere vrouw met een gitzwarte suikerspin op haar hoofd, een even zwarte vlinder-bril, witte instap mocassins met een crepe sleehak, felgekleurde hooggesloten bloezen met puntkraag, met daaronder steevast een terlenka broek met kaarsrechte wijde pijpen en een messcherpe vouw die nooit, maar dan ook nooit kreukte.En: knalrood gestifte lippen die nooit, maar dan ook nooit, lachten. Mrs. Paramore. Dat sprak ze zelf uit als“Paramo-wah”. Ze kwam uit West-Texas.

“Maah-dn, it’s yaw turn honey.”

Iedereen moest een spreekbeurt voorbereiden voor aardrijkskunde. Ik was aan de beurt. Ik ging staan, en ik begon:. Over een land aan de kust van Zuid Amerika. Met brulapen, kaaimans en kolibries. Metgoud en bauxiet. Met jungle. En met mensen. Alle soorten mensen, uit alle werelddelen: Afrika, Europa, Amerika , Azié, met eigen eten, eigen muziek en eigen temples, die allemaal vreedzaam samenleefden, en vooral volop kinderen met elkaar kregen.Toen ik begon op te sommen wat voor een vermengingen je in Paramaribo alleen al tegen kon komen, onderbrak ze me. Of ik voortaan als ik de les niet had voorbereid gewoon wilde zeggen dat ik de les niet had voorbereid, in plaats van haar klas te vergiftigen met dit soort onzin.

“Mrs. Paramore, dit is geen onzin.”

“Je hebt een F. Ik kom hierop terug.”

“Mrs Paramore”.

“Sit down!”

De klas viel stil. Ik bleef staan. Er was geen weg terug.

“Mrs. Paramore, Ik ben er geweest. Het heet Suriname. Mijn moeder komt er vandaan”. Het voelde alsof het hele lokaal vacuüm werd gezogen.

Mrs. Paramore trok een grote wandkaart naar beneden waarop Noord-, Midden- en Zuid- Amerika stonden afgebeeld. Met een messcherpe, kaarsrechte terlenka stem beet ze me toe: ” Waar is dat dan, dat zogenaamde Suriname?”

Ik keek naar de kaart. Net boven Brazilië, naast Venezuela, waar Suriname zou moeten staan stond met een boogje: ‘Guyanas’.

“Um…Hier waar Guyana’s staat moet eigenlijk Suriname staan, want dat is eigenlijk Suriname, dat wil zeggen het is Dutch Guyana met daarnaast British Guyana en French Guyana, maar…”

Mrs. Paramore had me bij de arm gegrepen en de klas uitgesleurd. Naar de directeur. Ze riep een heleboel dingen, waarvan ik de meeste heb geblokt

“Ik laat me niet door de smerige praatjes van dit buitenlands tuig voor schut zetten” gilde ze tegen de directeur.Ik liet haar woede gelaten over me heen komen. Ik heb niet veel gezegd geloof ik. Ik moest van de directeur mijn leugens toegeven en haar mijn excuses aanbieden. Toen dat niet gebeurde werd ik met onmiddellijke ingang van school gestuurd.

Mijn moeder stond in de keuken toen ik vroeg in de middag thuis kwam.

“Hm? Het is halftwee. Wat doe je hier?”

Nog geen kwartier later stond ik weer bijde directeur. Er lag een berg boeken over Suriname op zijn bureau, die mijn moeder daar net had neer gesmeten. De deur van het kantoor stond open, mijn moeders stem galmde door de gangen van de school. De directeur zat erbij als een betrapte kleuter. Hij durfde niet op te kijken, maar aan de knalrode kruin van zijn kalend hoofd zag ik dat hij kapot ging.

De volgende dag zat ik weer in de klas bij Mrs. Paramo-wah. Alles leek in orde, maar ik geloof dat we toen allemaal het overzicht voorgoed waren verloren.

september 2010

Prachtige staal van Caraïbisch theater op Derde Letterendag

Een tot de nok toe gevuld Bijlmer Parktheater zag zaterdag 25 september 2010 het neusje van de zalm van het Caraïbisch theater aan zich voorbijtrekken op de Derde Caraïbische Letterendag. Paulette Smit had een afwisselend programma met gasten uit Curaçao, Suriname, Aruba en Nederland samengesteld. Sharda Ganga en Maarten van Hinte zorgden voor zeer persoonlijke columns en een uitgelezen gezelschap aan acteurs speelde scènes van Thea Doelwijt, Astrid Roemer, Julien Ignacio en Norman de Palm.

Sharda Ganga – Neks geen seks

[column uitgesproken op de Derde Caraibische Letterendag, zaterdag 25 september 2010 te Amsterdam]  

Om echt op z’n Surinaams te beginnen: eerst een klacht. De werkgroep Caraibische Letteren heeft mij onder valse voorwendselen naar deze avond gelokt. Ik heb enthousiast ja gezegd tegen de uitnodiging omdat ik ben afgegaan op de titel van de avond: “Scènes buiten het huwelijk”. He, dacht ik blij, seks, overspel, buitenvrouw, buitenman… wat zal ik zeggen: ik ben een zelfbenoemd expert; nog een ervaringsdeskundige in mn ver verleden, zo je wil. Geen wonder dat ze mij vragen, dacht ik dus, net voor ik beschaamd tot inkeer kwam: mi gado, kent iedereen dan mijn tori?  

lees verder…

Crème de la crème van het Caraïbisch theater bijeen

Op zaterdag 25 september is de crème de la crème van het Caraïbisch theater bijeen op de Derde Caraibische Letterendag, die om half acht ’s avonds van start gaat in het Amsterdamse Bijlmerparktheater.De internationale bijeenkomst vindt plaats onder de noemer: Scènes uit een huwelijk; Overspel in de politiek en in de liefde: de toneelschrijfkunst van Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba.

Er worden stukken opgevoerd uit het theaterwerk van Astrid Roemer, Thea Doelwijt, Julien Ignacio en Norman de Palm.

Een uitgelezen gezelschap acteurs tekent voor de readings van de theaterteksten: Felix Burleson, Gerda Havertong, Maureen Tauwnaar, Linar Ogenia, Naro Petronilia, Paulette Smit en Bo Bojoh. De regie is in handen van John Leerdam.


Voor de debatten is uit Suriname overgekomen theatermaakster Sharda Ganga (klik hier) en uit de Antillen Norman de Palm. Verder nemen deel Thea Doelwijt, Maarten van Hinte, Julien Ignacio, John Leerdam en Jenny Mijnhijmer. Debatleiding: Noraly Beyer.

Aan de wanden: theaterfoto’s van Jean van Lingen, die de Letterendag ook in beeld zal brengen. Verder zijn er de kunstwerken te zien die in opdracht van de Werkgroep Caraïbische Letteren zijn gemaakt (klik hier voor meer informatie).

In de pauze en na afloop : boekentafels in de foyer van het theater.
De avond wordt afgesloten door de spetterende zevenmansformatie Faya Djang, die speelt tot 01.00 uur !!
Aanvang : 19.30 !!
Entree : € 10,00.
Reserveren vooraf niet nodig, maar u kunt desgewenst wel kaarten telefonisch bestellen via de kassa van het Bijlmerparktheater.
Voor elke bezoeker gratis een Caraibisch boek, welwillend beschikbaar gesteld door uitgeverij In de Knipscheer.
Waar:

Bijlmerparktheater, Anton de Komplein 240, 1102 DR Amsterdam-Zuidoost

(vlak achter het winkelcentrum Amsterdamse Poort, bij de plaats waar in de zomer de hoofdingang van het Kwakoefestival is).

Opdrachtwerken Werkgroep te zien op Caraibische Letterendag

De schrijversportretten die in opdracht van de Werkgroep Caraibische Letteren vorig jaar en dit jaar vervaardigd zijn door de beeldend kunstenaars Tirzo Martha en Dhiradj Ramsamoedj, zullen op de Derde Caraibische Letterendag op zaterdag 25 september 2010 in het Amsterdamse Bijlmerparktheater te zien zijn voor het publiek. Hieronder afbeeldingen van de eigenzinnige portretten van Elis Juliana en Michael Slory.

Jean van Lingen fotografeert Derde Caraibische Letterendag

Op de a.s. Derde Caraibische Letterendag, zaterdag 25 september 2010, zullen in het Bijlmerparktheater theaterfoto’s te zien zijn van Jean van Lingen. De fotograaf zal die avond ook zelf fotograferen.

Jean van Lingen (1954, Frankrijk) is vanaf 1984 hoffotograaf van het multiculturele theater en werkte voor theaterpioniers als Rufus Collins en Henk Tjon (De Nieuw Amsterdam), Felix de Rooij, Norman de Palm en later John Leerdam (Cosmic theater), David Greaves en Nita Liem (Jongerentheater Nultwintig en later Don’t Hit Mama) én voor MC. MC en TIN maakte een selectie uit de grote collectie foto’s die Jean in de afgelopen vijfentwintig jaar heeft opgebouwd. Zijn oeuvre tentoonstelling geeft een bijzonder inzicht in een stuk Nederlandse theatergeschiedenis dat tot nu toe nog niet in de boeken is vastgelegd.

Op zondag 17 oktober 2010, 16:00 u openen Marjorie Boston (artistiek directeur van MC) en Henk Scholten (directeur van het Theater Instituut Nederland (TIN)) de oeuvretentoonstelling van fotograaf Jean van Lingen in de foyer van het nieuwe MC Theater op het terrein van de Westergasfabriek.
De tentoonstelling is tot en met half december 2010 te zien in het MC Theater.

Sharda Ganga op Derde Caraibische Letterendag

Bijzondere gast uit Suriname op de Derde Caraibische Letterendag a.s. zaterdag 25 september: regiseusse en toneelschrijfster Sharda Ganga. Zij zal een column uitspreken en deelnemen aan de debatten.

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter