Derde Caraïbische Letterendag: Overspel in politiek en liefde
door Stuart Rahan
Amsterdam Zuidoost – Als wij theatermaker Sharda Ganga en de Surinaamse samenleving mogen geloven, staan een aantal zaken in Suriname bijna wetmatig vast. Politici kunnen herrijzen, zij worden gerecycled en er is altijd een weg terug. In haar voorgedragen column, zaterdagavond tijdens de Derde Caraïbische Letterdag, neemt zij de Surinaamse politiek en politici van de afgelopen dertig jaar op de hak.
Zij vindt Surinaamse politici de beste overleveraars van de aarde door hen te vergelijken met kakkerlakken, die politieke ijstijden weten te overleven. De recente turbulente regeringsformatie van oude vijanden, die vrienden worden om vervolgens uit elkaar te gaan om uiteindelijk toch weer samen te werken, is voor Sharda Ganga het levende bewijs dat er voor Surinaamse politici altijd een weg terug is. De relatie van Ronnie Brunswijk en Desi Bouterse zijn in dit verband exemplarisch. Begonnen als lijfwacht van Bouterse heeft Brunswijk zich een weg gebaand om uiteindelijk politiek partner te worden van zijn oude baas.
Het zal Sharda Ganga dan ook niet verbazen als over niet al te lange tijd de boel uit elkaar valt, verkiezingen worden gehouden en huidige vijanden weer oude vrienden worden. “De politiek in Suriname is namelijk erg milieubewust, net recyclen dus.”
De afgelopen wisselvallige politieke liefdesverklaringen worden volgens haar dan ook ingegeven door tijdelijk krasheid. “’s Morgens word je wakker, kijk je naar de vergane glorie naast je en denk je: hebben wij dit stuk niet al eerder gespeeld?” Sharda Ganga sprak op uitnodiging van de Werkgroep Caraïbische Letteren waarbij het thema overspel in politiek en liefde centraal stond. Een dankbaar thema, omdat in Suriname beide facetten onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Maar eenmaal in Nederland wordt zij regelmatig geconfronteerd met vragen over hoe het mogelijk is dat Bouterse president is van Suriname. Met alle genoegen geeft zij een gepeperde reactie. “Hoe is het mogelijk, Wilders als puppetmaster van Nederland?” Met de beide politieke werkelijkheden zouden volgens haar gouden tijden moeten aanbreken voor theatermakers. Voor haar niet, want ze denkt haar ‘penseel aan de kankantrie op te hangen’ en een andere bezigheid te zoeken. “Misschien dat ik maar een eigen politieke partij begin”, eindigt zij cynisch haar column.
Theatermaker Maarten van Hinte las ook een eigen column voor. Hij ging daarbij terug naar het moment uit zijn leven toen hij als tienjarige jongen met zijn ouders in het Amerikaanse Texas woonde. Zijn familie was niet alledaags. Blanke vader en zwarte moeder met twee kinderen. Het werd al helemaal hilarisch toen hij voor aardrijkskunde zijn spreekbeurt over Suriname hield. Het land dat volgens zijn lerares niet bestond. Toen hij daartegen inging, moest hij eerst de vernederingen van het schoolhoofd aanhoren om vervolgens naar huis gestuurd te worden. Een half uur later stond hij er met zijn moeder en een stapel boeken van en over Suriname om zijn gelijk te halen. Met rood aangelopen hoofden moesten het schoolhoofd en de lerares aardrijkskunde erkennen dat zij er volledig naast zaten. Botsende ervaringen die met enige regelmaat terugkeren.
Ik leef koelie!
In de discussieronde lieten de theatermakers Thea Doelwijt, John Leerdam, Jenny Mijnhijmer en Sharda Ganga hun gedachten gaan over de vrijheid om theater te maken in Suriname en Nederland. Thea Doelwijt staat het liefst midden in de maatschappij om te voelen wat er leeft en daarover te schrijven. Haar privéleven staat er helemaal buiten. Refererend aan de gevoeligheid rond de decembermoorden in Suriname vroeg gespreksleider Noraly Beyer zich af hoe de schrijversvrijheid zich verhoudt tussen Nederlanders en Surinamers ten aanzien van hetzelfde onderwerp. Voor Sharda Ganga is het gevoel tussen beide theatermakers anders met het grote verschil dat zij er woont en dus ook beleeft hoe de gevoelens liggen, terwijl de Nederlandse evenknie er van een afstand naar kijkt. De Nederlandse groep ervaart het dus anders.
Zij illustreerde haar reactie door te stellen: “Ik leef er. Ik voel de stemming bij de mensen. Zij leven geen koelie, ik leef wel koelie.” Een antwoord dat om verduidelijking vroeg maar door tijdgebrek werd afgebroken. Jammer omdat het gevoel, afhankelijk van de betrokkenheid, door eenieder anders ervaren wordt. Een gerichte discussie over censuur, zelfcensuur of onvrijheid ervaren, kan inhoudelijk tot betere inzichten en misschien ook beter begrip onder theatermakers van beide zijden van de oceaan tot gevolg hebben. Jenny Mijnhijmer zegt theater dwars door kleuren en etnische groepen te maken. “Ik kijk niet naar kleur, maar toch word ik door witte recensenten gezien als zwarte theatermaker.”
Behalve de columns en debatten waren er ook nog een viertal readings van toneelschrijvers. Het theater in relatie tot familie en het persoonlijke werd algemeen gemaakt. Van Thea Doelwijt werd Iris opgevoerd. Een grootmoeder schrijft aan haar kleinzoon over mysterieuze doodsoorzaken ten tijde van het militaire bewind in Suriname. In Een vrouw en een man van Astrid Roemer wordt de in elkaar verweven rol van een militair als leider en echtgenoot blootgelegd. In de twee liefdesreadings werden onderlinge familiebanden op de meest pijnlijke wijze blootgelegd. Norman de Palm en Julien Ignacio zijn schrijvers van de stukken Stampij en Daniël en de duivel. Volgens Noraly Beyer wil de Werkgroep Caraïbische Letteren ook graag in Suriname dit soort avonden organiseren.
[overgenomen uit de Ware Tijd Online, 28/09/2010]