blog | werkgroep caraïbische letteren
Categorie: Talen

Internationale Dag van de Moedertaal

Elk jaar wordt door de UNESCO op 21 februari de Internationale Dag van Moedertalen gevierd. Voor de UNESCO zijn talen het instrument om het culturele erfgoed levend te houden. Door de moedertaal in ere te houden, blijft de taalkundige en culturele traditie bestaan en wordt men zich meer bewust van de verschillen tussen de diverse mensengroepen, hetgeen moet leiden tot meer onderling begrip.
Ook dit jaar zal het Directoraat Cultuur van Suriname aandacht besteden aan deze dag. Het Thema van 2014, is ”de Mogelijkheden van de Surinaamse talen; gedichten en verhalen.”
De Afdeling Cultuurstudies van het Directoraat Cultuur nodigt u uit ook dit jaar de Internationale Dag van de Moedertalen te vieren.
Datum: vrijdag 21 februari 2014
Tijd: 19.30-  22.00 uur
Plaats: Self Reliance auditorium (ingang Heerenstraat)
De hoofdspreker dit jaar is de heer Eddy van de Hilst. Hij zal het hebben over mogelijke oorzaken waarom het correct spreken van het Sranan door velen als moeilijk wordt ervaren.
Gerrit Barron, zal de vooroordelen die er bestaan over het niet romantisch zijn van het Sranan bespreken en middels voordrachten de mogelijk demonstreren.
Er zullen ook verhalen en gedichten worden voorgedragen in het Surinaams- Javaans, de Inheemse talen en de Marrontalen.
Na de presentaties zal gelegenheid worden geboden voor het stellen van vragen.
In verband met organisatie van voorzieningen wordt u dringend verzocht u uiterlijk op 20 februari 2014 – bijvoorkeur per email – te melden met volledige naam en telefoonnummers bij: dir_cult@hotmail.com/
Voor nadere informatie  kunt u bellen naar het Directoraat Cultuur telefoon 520582 of 08602172.

Celebracion Dia Internacional di Lenga Materno cu presentacion di obra di Sonia Ruiz

Den cuadro di celebracion di Dia Internacional di Lenga Materno, Biblioteca Nacional Aruba hunto cu Instituto Pedagogico Arubano lo organisa un anochi dedica na Papiamento.

lees verder…

Congres 45 Jaar Studie Nederlands in Indonesië

Ter gelegenheid van het vijfenveertigjarig bestaan van de Vakgroep Nederlands aan de Universitas Indonesia te Depok-Jakarta zal op 14-17 april 2015 het zesde Kongres Studi Belanda in Indonesia – Congres Studie Nederlands in Indonesië worden gehouden. Het programma bestaat uit drie dagen met lezingen en culturele presentaties, terwijl op de vierde dag een excursie wordt gehouden naar een locatie buiten Jakarta. Het thema van het congres zal zijn: Multiculturaliteit in taal, literatuur en cultuur. De vakgroep Nederlands wil graag alle belangstellenden uitnodigen een bijdrage binnen dit congresthema te leveren. Voordrachten zullen in de regel 20 minuten kunnen duren. Overigens beschikt de vakgroep niet over fondsen om internationale reiskosten of verblijfskosten in Jakarta te bekostigen. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot:
Eliza Gustinelly, Voorzitter congrescomité: congresbelanda15@gmail.com.
Graag cc van uw correspondentie naar: keesgroeneboer@erastaal.or.id.

 

Ingekomen reacties

door Christine F. Samsom

Dat er op een uitgesproken mening in de Ware Tijd Literair reacties komen is niet ongewoon. Daar zijn we altijd blij mee. Het betekent dat de literaire pagina goed wordt gelezen. Discussies kunnen tot meer diepgang leiden. Dat er op de ‘Srefidensi/Zelfdenken’-special van zaterdag 25 januari 2014 drie reacties kwamen was toch een verrassing.

lees verder…

Waarom taalverloedering niet bestaat!

Presentatie door Jan Stroop

Jan Stroop is gastonderzoeker aan de Universiteit van Amsterdam en auteur van de boeken Hun hebben de taal verkwanseld en Poldernederlands. Waardoor het ABN verdwijnt. Hij heeft de evolutie van het recente Nederlands onderzocht en daarvan doet hij verslag en geeft aan hoe de taal zich verder zal ontwikkelen.

lees verder…

Rituele taal uit Suriname is 200 jaar geleden bedacht

door Berthold van Maris

Als de Aukaners in de binnenlanden van Suriname communiceren met voorouders of geesten, noemen ze de zon opeens geensan meer, maar iyamudadipantanplan. En een baby is opeens geen beibi, maar eenmlekuboi. Ze spreken dan ‘Kumanti’, een rituele taal waarvan ze zeggen dat het een overblijfsel is van een West-Afrikaanse taal. Taalkundig onderzoek wijst nu uit dat deze rituele taal in Suriname zelf is ontstaan. Robert Borges promoveert er vandaag op aan de Radboud Universiteit.
De Aukaners zijn Marrons: afstammelingen van ontsnapte slaven in de binnenlanden van Suriname. „De Aukaners zien zichzelf als een Afrikaans volk”, zegt hij. „Maar dat is een geconstrueerde identiteit. En zo je wilt ook een soort nostalgie, naar het West-Afrikaanse verleden.” De slaven die in de zeventiende en achttiende eeuw naar het Caraïbisch gebied verscheept werden, kwamen uit heel uiteenlopende delen van West-Afrika en spraken heel uiteenlopende talen. Die talen gingen in Suriname verloren. Op de plantages was Engels aanvankelijk de voertaal en uit verbasterd Engels ontwikkelden de slaven heel snel nieuwe talen: creooltalen, waaronder het Surinaams (Sranantongo).
De Aukaners, bij wie Borges onderzoek deed, zijn nakomelingen van slaven die in de achttiende eeuw uit de plantages ontsnapten en zich dieper het oerwoud in vestigden, als zelfstandige gemeenschappen. Zij ontwikkelden hun eigen creooltaal: het Aukaans. Dat de meeste woorden daarin uit het Engels afkomstig zijn is nog steeds wel te zien. „Een week heeft zeven dagen” is in het Aukaans: Wan wiki abi seibin dei. Dat lijkt op het Engelse One week has seven days.
Borges kreeg de Aukaners zover dat zij hem allerlei voorbeeldzinnen gaven van hun rituele taal. Hij stelde vast dat dit Kumanti de grammatica heeft van de gewone Aukaanse taal, en ook dezelfde voorzetsels, voegwoorden en voornaamwoorden. Maar de zelfstandige naamwoorden, werkwoorden een een groot deel van de bijvoeglijke naamwoorden zijn totaal anders: die zijn uit andere Surinaamse talen overgenomen of verzonnen.
Een beperkt aantal Kumanti-woorden is nog te herleiden tot een West-Afrikaanse oorsprong. Kokolo (kip) lijkt verdacht veel op het Ghanese okokolo. Maar de meeste woorden zijn anders tot stand gekomen. In mlekuboi (baby) zijn gewoon twee bestaande woorden aan elkaar geplakt: mleku (melk) en boi (jongen). Sawa (wassen) is een omkering van het gewone woord wasi. Het woord voor vier – tinafo – is afgeleid van het gewone woord voor veertien.
Waar dat lange woord voor zon vandaan komt, weet Borges niet. „Ze konden dat niet uitleggen. Of ze wilden het niet uitleggen. Maar het zou zoiets kunnen zijn als grotegelebalindelucht.”
Interessant is dat het Kumanti ook woorden gebruikt die in Surinaamse teksten uit de achttiende eeuw voorkomen maar daarna uit het Surinaams verdwenen zijn. Het Kumanti-woord voor persoon, pipli, is gelijk aan het woord dat in het Surinaams van twee eeuwen geleden gebruikt werd voor mensen. Dat wijst erop dat het Kumanti geen recente uitvinding is.
Als die rituele taal niet Afrikaans is, hoe zit het dan met de rituelen zelf. Zijn die Afrikaans? Borges: „De antropologen zijn het er inmiddels wel over eens dat ook die rituelen een mix zijn van allerlei verschillende elementen. Bits and pieces waar een nieuw geheel van gemaakt is. Sommige Aukaners zeggen dat al hun goden uit Afrika komen, anderen zeggen dat sommige goden uit Afrika komen en sommige bij Suriname horen. Ze zijn het daarover niet helemaal eens.”
De rituele taal die Borges kon optekenen is Tapuwataa Kumanti (‘boven-water’ Kumanti). Maar er is ook nog zoiets als Dipi (diepe) Kumanti. „Tapuwataa Kumanti kun je leren, uitleggen, vertalen. Dipi Kumanti niet: daarvoor moet je bezeten zijn. Ze zeggen soms dat ze zelf niet weten wat ze zeggen als ze bezeten zijn.”
Borges heeft één keer mogen meemaken dat een jongen van 14 bezeten raakte. „Ik had helaas geen recorder bij me. Ik werd gewenkt, mocht erbij komen zitten. Ik heb alleen wat foto’s kunnen maken. Ik voelde me daar erg ongemakkelijk bij. Maar de Aukaners zelf hadden er geen probleem mee. Die stonden zelf ook allemaal met hun mobieltjes om die jongen heen.”
[van NRC.nl, 31 januari 2014]

C1000 let op je doekoe via hun Surinaamse rijstverpakking

door Quinsy Gario

Journalist Patrick Dorder ging naar de C1000 om boodschappen te halen en kwam dit pak Surinaamse rijs tegen. Waarom het alleen op dit pak rijs staat en niet op de anderen is de vraag. Al jaren is het voor Nederlandse marketeers een raadsel hoe ze verschillende niet-witte groepen bereiken. Een leuk woordje hier of daar lijkt echter weer een halfslachtige en neerbuigende poging tot contact in plaats van een daadwerkelijke uiting van begrip voor de behoeftes van de groep. In plaats van op de doekoe van haar klanten te letten kan ze beter wat Sopropo verkopen.

[van Roet in het eten]

Trefossa en taal

door Els Moor

‘Levenslust is ’t heenstappen over kleine dingen. Trefossa en taal’ Deze titel van de zesde Trefossa-lezing door Lila Gobardhan-Rambocus is intrigerend. Het leven van een mens is verweven met taal en dat geldt op  bijzondere  wijze voor schrijvers en vooral dichters. Voor hen is de taal behalve een middel tot communicatie, vooral  een middel tot verdieping van onze blik op het leven. Een aspect dat duidelijk tot uiting komt in de poëzie van Trefossa.

lees verder…

Indiase briefschrijvers op straat zwaaien af

door Rudie Alihusain
Wie in Nieuw Delhi rondloopt zal nog op enkele plaatsen, onder meer bij postkantoren, briefschrijvers zien zitten, die lange tijd een belangrijke rol hebben gespeeld voor de talrijke analfabeten in deze stad. Aan het einde van de Britse heerschappij in 1947 kende India een alfabetiseringsgraad van 12%. Volgens de census van 2011 bedraagt deze nu 74.04 %.
 

Bij de onafhankelijkheid in 1947 erfde India een door de Britten gecreëerd bureaucratisch systeem dat decennialang een sterk vertragende werking heeft gehad op de ontwikkeling van de Indiase samenleving. In deze zogenaamde ‘red-tapism’ situatie konden bureaucraten in India, ook wel ‘babu’s’ genoemd hun macht vrijelijk etaleren. In het onafhankelijke India zijn zij vaak ervan beschuldigd de Indiase economie achter te hebben gehouden doordat zij langer dan 40 jaar de ondernemende geest van de Indiase man en vrouw hebben ondermijnd.

In deze omstandigheid van een zeer logge, inefficiënte en ook obstructieve bureaucratie moet men de centrale rol zien die de briefschrijvers op straat hebben gespeeld in het contact tussen burgers en overheid in dit immens groot land.

Trottoir kapitalisten 
Iedere Indiër die kon lezen en schrijven kon zich op iedere hoek van de straat of voor de deur bij ieder postkantoor in welke Indiase stad dan ook als ondernemer neerzetten en zijn schrijfdiensten aanbieden aan het publiek. Zijn schrijfkunst, pen en papier was alles wat hij nodig had om enkele rupees te verdienen voor zijn eten en drinken op die dag en misschien ook nog wat spaarcentjes opzij zetten.
Op dit niveau van straatkapitalisme ontstond al gauw een hiërarchie van de beter geoutilleerden, omdat sommige schrijvers erin slaagden in het bezit te komen van draagbare typemachines. Onverlet blijft ook dat individuele talenten maakten, dat enkele schrijvers boven het gemiddelde uitstegen. Met andere woorden, de ene briefschrijver kon misschien mooiere brieven schrijven dan de andere.

Want men moet zich niet vergissen, hoe ongeletterd een persoon ook mag zijn, hij of zij weet zeer goed het onderscheid te maken tussen een gepassioneerde, hartstochtelijke of een saaie nietszeggende brief. De betere briefschrijver zou het dus altijd winnen van de middelmatige.
Het is ook niet verwonderlijk dat zelfs academisch geschoolden zich soms wenden tot briefschrijvers die met naam en faam alom bekend stonden.

Soms was een briefschrijver gespecialiseerd in het schrijven van hartverscheurende liefdesbrieven; een enkele in het schijven van kritische en soms ook sarcastische brieven aan bijvoorbeeld dagbladen en hun redacties. Anderen hadden het schrijven van zakelijke brieven tot hun specialiteit gemaakt, omdat hiermee het meeste verdiend werd, dit in het licht van het eerder genoemde ‘red-tapism’ van de Indiase bureaucratie. Vaak moest dezelfde brief ettelijke malen worden herhaald!

De wind kent alle geheimen, maar verklapt ze nooit 
Maar de belangrijkste eigenschap van alle briefschrijvers was hun vermogen tot geheimhouding. Respect voor de privacy van hun cliënten was een belangrijke sleutel tot succes. Voor prostituees bijvoorbeeld die geld stuurden naar hun familie in de veraf gelegen dorpen, was het van cruciaal belang dat hun beroep niet bekend mocht worden.

Het devies was te allen tijde Jo raaz hain, unhen raaz hi rehne do (wat geheim is, laat het een geheim blijven).
Als de cliënt de briefschrijver niet vertrouwde, konden er geen zaken worden gedaan. De briefschrijver moest dus zijn als de wind en daar ook bekend om staan!

Einde van een tijdperk 
Maar zoals bij vele andere industrieën het geval is geweest hebben een verhoogde alfabetiseringsgraad en de opkomst van de moderne technologie, heel in het bijzonder de mobiele telefoon revolutie, ertoe geleid dat aan de bloeitijd van de straat briefschrijvers langzaamaan een einde komt.
Ooit waren de briefschrijvers van de straat de belangrijkste vorm van ‘long distance’ communicatie in het land; schattingen geven aan dat gedurende de traumatische scheiding van het subcontinent in 1947 ruim 20 miljoen berichten vanuit India werden verzonden. Maar hun rol als de primaire verbindingsbuis tussen stad en platteland loopt in het zich moderniserende India, ten einde.

Parliamentstreet, ook bekend als Sansad Marg, is één van de belangrijkste straten van Nieuw Delhi. In deze straat met postkantoren, politiestations en banken was er altijd een grote groep van briefschrijvers, maar hun aantal is sterk verminderd, op sommige plaatsen van ruim 20 naar circa 7.
Verdiende een briefschrijver op een goede dag gemiddeld nog tussen de 3-6 US dollars per dag, tegenwoordig krijgt hij minder dan 2 US dollars.

Het schrijven van brieven was ook een familiejob geworden, vaak hebben zonen de job van hun vaders overgenomen, dit in een aanééngesloten periode van bijna 60 jaar. Maar zoals één van de briefschrijvers het recentelijk heeft verwoord ‘now that business is not coming, why should I invite my son to do this?’

[van Starnieuws,12 januari 2014]

4 redenen waarom de taal niet door de sociale media wordt aangetast

door Marc van Oostendorp

De sociale media zoals Twitter en Facebook zijn een bron van zorg en hoop. Ze zouden voor maatschappelijke verruwing zorgen, of juist voor meer onderling begrip. Ze zouden ons mensen eenzamer maken, met allemaal meer aandacht voor hun telefoon dan voor elkaar; of ze zouden ons juist dichter bij elkaar brengen. De mensen zouden er dommer en minder belezen van worden, of juist slimmer en actiever. Ze zouden de taal over het randje van de afgrond doen storten; of ze zouden juist zorgen voor een ongehoorde explosie van taalcreativiteit.

Je kunt natuurlijk eindeloos over dit soort zaken twisten, liefst dan natuurlijk via Twitter, en dat geeft ongetwijfeld veel vreugde aan alle betrokkenen. Maar je kunt de zaken ook eens nuchter bekijken. Van de invloed op de maatschappij of de individuele mens heb ik geen verstand, maar wat de taal betreft lijkt er mij weinig reden voor overdreven optimistische verwachtingen; maar ook niet voor pessimistische.

Hier zijn vier redenen voor een wat nuchterder kijk op de sociale media dan de gangbare.

1. Media beïnvloeden de taal zelden of nooit. Dat ‘nieuwe’ media de taal beïnvloeden wordt al heel lang gedacht. Bij de introductie van de telefoon werd al gemopperd omdat ‘huisvrouwen’ dat medium alleen maar voor oppervlakkig gebabbel zouden gebruiken. Ook de speelfilm, de radio en de televisie werden allerlei invloeden toegeschreven, maar daar is maar weinig van gebleken. Neem de televisie en wees eens eerlijk, welke langdurige invloed heeft dat medium nu op onze taal gehad?

Akkoord, Van Kooten en De Bie hebben onze woordenschat verrijkt met regelneef en Jiskefet met lullo, maar dat kun je toch geen serieuze invloed noemen? Een paar woorden die sommige mensen af en toe gebruiken? Of gebruikt u die woorden wél regelmatig? (De journalist Ewoud Sanders maakte vijftien jaar geleden een heel boekje met woorden die het eerstgenoemde duo aan de taal hadden toegevoegd. Maar wie dat nu doorbladert, ziet hoeveel van die vondsten inmiddels alweer lijken te zijn weggezakt.)Wat echt van belang is bij taalverandering is de vorm die we al het langst gebruiken: het onderlinge contact tussen mensen die zich fysiek in dezelfde ruimte bevinden. Dat gaat niet snel – maar er zijn ook geen aanwijzingen dat de taal nu sneller verandert dan in het verleden, als zoiets al te meten zou zijn.

2. De sociale media veranderen veel te snel. Daarbij komt dan nog dat de sociale media zélf veel te snel veranderen. Dit jaar maakte woordenboekmaker Van Dale bekend dat het werkwoord msn’en uit de woordenlijst zou worden verwijderd omdat het niet meer werd gebruikt. Nog maar een jaar of vijf geleden was msn dé manier waarop jongeren met elkaar communiceerden. Inmiddels is dat alweer vervangen door allerlei andere vormen. Ik durf ze hier niet eens te noemen, want voordat ik de namen heb uitgetikt, is de jongste generatie alweer overgestapt op iets anders. Dat betekent ook dat de ‘invloed’ van die nieuwe media steeds maar verandert. Nog maar kort geleden kon je denken dat nieuwe media impliceerden dat ‘we’ steeds meer afkortingen gingen gebruiken: sms-taal. Inmiddels is sms goeddeels vervangen door Whatsapp, waarop je technisch veel minder gebonden bent aan verkorte vormen. Die verkorte vormen worden dan ook minder gebruikt.
 
3. De sociale media passen zich eerder aan de taal aan dan andersom. Doordat de sociale media zo snel veranderen, is het logischer dat zij iedere keer net iets beter zijn aangepast aan de eisen die de taal stelt, dan dat het logge en eeuwenoude taalsysteem dat we al eeuwenlang hebben zich van de ene dag op de andere aan de nieuwste technische gril voegt.

Hoe passen de media zich aan de menselijke taal aan? Om dat vast te stellen zou je moeten begrijpen waar die taal eigenlijk, van oudsher, voor dient. Waarvoor gebruikten de jagers en verzamelaars op de prehistorische steppe eigenlijk taal? Niet om fraaie volzinnen te construeren, of uitgebreide betogen waarin de ene alinea een logisch verband houdt met de vorige een de volgende; maar waarschijnlijk veel eerder om elkaar in korte zinnetjes verslag te doen van onze alledaagse werkzaamheden.Precies die functie is altijd de belangrijkste gebleven, in ieder geval kwantitatief: luistert u maar eens om u heen hoe de mensen de taal vooral gebruiken. Wat dat betreft is de tweet dus veel beter geschikt voor de taal in haar natuurlijke staat dan de handgeschreven brief of het weloverwogen pleidooi.

 4. De mensen kunnen best schakelen. Er zijn dus weinig redenen om je zorgen maken, net zoals er weinig redenen zijn om overdreven hoopvol te zijn: de sociale media zijn te vluchtig om zoiets fundamenteels te veranderen. De spijkerbroek heeft onze manier van lopen ook niet veranderd, en de iPhone heeft er niet voor gezorgd dat we een andere stem opzetten.Het is dan ook niet verbazingwekkend dat mensen ook best kunnen schakelen tussen verschillende media. Dat hebben ze ook al heel lang moeten doen: het verschil tussen schrijf- en spreektaal was honderd jaar geleden niet per se kleiner dan dat tussen de sollicitatiebrief en de Facebook-statusupdate.

Hoewel er natuurlijk wel wat anekdotes zijn over mensen die ff schrijven in een officieel briefje, komen dat soort missers in de praktijk ook weinig voor. En waar ze wel plaatsvinden, wijzen ze niet per se op invloed van de sociale media op ‘de taal’. De taal is oud en rijk en veelvormig. Ze is nog altijd het allerkrachtigste communicatiemiddel dat we hebben, dat op geen enkele manier geëvenaard kan worden door wat dan ook. En dat zeker niet kan worden veranderd door zoiets onbenulligs als een touchscreen.

Zie ook de Taalcanon over dit onderwerp.[van Neder-L, 10 januari 2014]

Psssssstttttttt… – Pick Up Lines in Papiamentu

Psssstttttttt… like a snake. Psssssttttt…. like you have to pee really badly. And then once he has her attention, he follows it up with: “… hey Duuuushi!”

“Tantu karni i ami ku hamber!” (translation: “all that juicy meat… and I’m hungry”)
“Dushi, si bo tabata un kop’i sopi lo ma komebo ku’n forki pa bo’n kaba nunka!” (translation: “honey, if you were a cup of soup, I’d eat you with a fork, so you’d last forever!”)
“Bo tin dos poderoso rason pa ta na bida!” (translation: “you have two mighty powerful reasons to be alive!”)
 
 
[from 1000awesomethingsaboutcuracao ]

Vroegste Sranan Tongo boekje. Pieter van Dyk (1765)

Nieuwe en nooit bevoorens geziene Onderwyzinge in het Bastert, of Neeger Engels, zoo als het zelve in de Hollandsze Colonien gebruikt word… Door Pieter van Dyk. Amsterdam: Gedrukt bij de Erven de Weduwe Jacobus van Egmont,  ca. 1765.

door Carl Haarnack

In deze rubriek hebben we tot op heden nog weinig ruimte geboden aan een belangrijke categorie boeken uit de Surinaamse bibliotheek; boeken over de taal. Het zal duidelijk zijn dat de officiële taal in de kolonie Suriname ook in de 18e eeuw Nederlands was. Nederlanders, Duitsers, Sefarische Joden, konden op de één of andere wijze wel uit voeten met het Nederlands, Duits of Frans. Maar de overgrote meerderheid van de bevolking, zo’n 50.000 in getal, bestond uit slaven die uit uiteenlopende (taal-)gebieden in Afrika in Suriname waren samengebracht.

In de 17e eeuw was Suriname niet alleen een multi-etnische, maar ook een veeltalige samenleving waarin verschillende Afrikaanse-, Europese- en Amerindiaanse talen gesproken werden. Vanaf de tweede helft van de 17e eeuw ontwikkelde zich een lingua franca die bestond uit een mengeling van  deze Afrikaanse- en Europese talen. Dat deze ‘contacttaal’ veel meer werd gesproken dat de Europese talen is een logisch gevolg van de getalsverhoudingen van de verschillende bevolkingsgroepen. Zo leefden er in 1787 ongeveer 10.000 mensen in de stad Paramaribo. Hieronder bevonden zich 1350 Europeanen (inclusief 615 Sefardische en 430 Ashkenazische joden), 650 vrije mensen van Afrikaanse komaf en zo’n 7 tot 8 duizend Afrikanen die in slavernij werden gehouden. In verhouding waren er in de stad dus 4 maal zoveel mensen van Afrikaanse komaf dan Europeanen. Op de plantages was deze verhouding zelfs 24:1.
  • RSS
  • Facebook
  • Twitter