Trefossa en taal
door Els Moor
‘Levenslust is ’t heenstappen over kleine dingen. Trefossa en taal’ Deze titel van de zesde Trefossa-lezing door Lila Gobardhan-Rambocus is intrigerend. Het leven van een mens is verweven met taal en dat geldt op bijzondere wijze voor schrijvers en vooral dichters. Voor hen is de taal behalve een middel tot communicatie, vooral een middel tot verdieping van onze blik op het leven. Een aspect dat duidelijk tot uiting komt in de poëzie van Trefossa.
Ik verwachtte dan ook een lezing waarin Lila Gobardhan dit verschijnsel met voorbeelden uit het werk van Trefossa zou toelichten en uitdiepen. Dat gebeurde niet: de hoofdlijn van de lezing was de biografie van Henri Frans de Ziel, waarbij zijn omgang met de taal slechts incidenteel aan de orde kwam. Ze besteedde aandacht aan de positie van het Nederlands dat steeds meer ‘eigen’wordt vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw, vooral na de taalconferentie in 1963-64, maar dat heeft niet zoveel met de poëzie van Trefossa te maken.
Overigens was Trefossa naast een Surinaamse dichter ook een echte Nederlander. Zijn favoriete dichters zijn dan ook Nederlanders, zoals A.C.W. Staring (1767-1840) in zijn tijd een moderne dichter met een krachtig vormgevoel, wat Trefossa ook heeft. Wat hij zelf doorleeft, wil hij uitdrukken in een adequate taalvorm. Trefossa combineert wat hij bewondert in Hollandse dichters met eigenheid; hij geeft de ‘eigen taal’, het Sranan, een grote poëtische kracht. Zijn poëziebunde Trotji verscheen in 1957 en heeft een enorme stoot gegeven aan de opwaardering van het Sranan als literaire taal. Een belangrijk stap naar ‘eigenheid’ die in de zestiger jaren een doel is van een aantal schrijvers en dichters, bijvoorbeeld Dobru. Dit aspect komt wel aan de orde in de lezing.
Trefossa is ook de bewerker van het Surinaamse volkslied, vooral van het tweede couplet in het Sranan waar hij ook meer durft dan in het stijve eerste couplet. ‘Werkend houden w’in gedachten’ is heel wat anders dan ‘Strey de f’ strey, wi no sa frede’! Lila Gobardhan heeft het wel over de stijfheid van het Hollandse couplet van het volkslied, maar een voorbeeld komt niet aan de orde.
Zo is het ook jammer dat de mooie analyse van het gedicht ‘Bro’ door Hein Eersel in het eerste nummer van het tijdschrift Mutyama (1990), een themanummer over Trefossa, na wan njoen kari niet aan de orde komt. Eersel geeft aan dat tussen droom en werkelijkheid de poëzie echt bloeit. Het gedicht ‘Bro’gaat over een stille kreek:
bro
no pori mi prakseri nojaso,
no kari mi foe loekoe no wan pe,
tide mi ati trusu mi foe go
te na wan tiri kriki, farawe.
no tak mi na lon mi wan lon gowe
foe di mi frede stré èn kré nomo,
ma kondre b’bari lontoe mi so te,
san mi moe doe? mi broedoe wani bro
na kriki-sé dren kondre mi sa si,
pe ala sani moro swit lek dja
èn skreki- tori no sa trobi mi.
te m’drai kon baka sonten mi sa tron
wan pkinso moro betre libisma,
di sabi lafoe, sabi tja fonfon.
[uit Trotji, 1957]
Hein Eersel laat in zijn artikel zien hoe Trefossa niet alleen het Sranan heeft opgewaardeerd als literaire taal ten opzichte van het Nederlands, een soort Surinaamse renaissance dus, maar ook dat er met het Sranan een grote literaire kwaliteit bereikt kan worden met veel diepte. Hij laat ook de historische lading van een aantal woorden zien uit de geschiedenis van ‘katibo’; met woorden als ‘troesoe’, ‘lon go’, ‘frede’, ‘kré’, ‘trobi’ en vooral ‘fonfon’ brengt hij de lezer terug naar de beleving van de slavernij, en dat in combinatie met de ‘moderne slavernij’ van het dagelijks leven.Vandaar ook‘skreki tori’ in de derde strofe. Een gedicht dat de diepte ingaat, in het Sranan… maar wel een sonnet, een vorm die stamt uit de Europese renaissance. Prachtige ‘moksi’ dus: een vorm uit de werelliteratuur en taal, beelden en ritme uit de eigen cultuur en geschiedenis!
Zulke analyses had ik verwacht in de lezing over Trefossa en taal. Helaas bestond de lezing bijna helemaal uit feitelijkheden uit het leven van de dichter, niet in een ‘drenkondre’. Wat is een gedicht volgens Trefossa? In zijn gedicht ‘wan troe poewema’ laat hij het zien: ’wan troe poema na wan skreki sani / wan troe poewema na wan stré te f’dede / wan troe poewema na wan tra kondre, / pe joe kan go / te joe psa dede fosi […]
De besproken feiten zullen de meesten van de aanwezigen wel gekend hebben. Mijn collega’s en ik wel tenminste, terwijl je van creatieve analyses van Trefossa’s gedichten altijd weer leert, over het Sranan, over creativiteit met taal. Je stapt over ‘kleine dingen heen’ en ontdekt grote!