blog | werkgroep caraïbische letteren

Carry-Ann Tjong-Ayong – Afscheid van Clark

Daar ligt hij. De Prins van Paramaribo. Ontluisterd. Vermagerd en broos in de met wit satijn beklede kist. Een lila sjaal om zijn schouders. Zijn mond stijf gesloten, ontdaan van zijn charmante glimlach. Ik mis de warme blik in zijn ogen.

Wij drommen tussen honderden vrienden, familieleden, kennissen door de smalle deur naar het overvolle trappenhuis. “Er is een lift voor u,” zegt de vrouw, die de menigte begeleidt naar de bovenzaal. “Alleen voor wie echt slecht ter been is!” waarschuwt ze streng en houdt de anderen tegen. Mijn rolstoel glijdt de ruime lift binnen.

Een vrouw begint hoog, hysterisch te gillen gevolgd door een wanhopige huilbui. Een stel mannen sleept haar naar buiten. “Die heeft heel lang niet zo gehuild,” zegt een oudere dame begripvol. “Nee! Nee!” horen we wegsterven. Ik voel mij aangedaan door dit rauwe verdriet. Als ik Clark zie liggen, begrijp ik het en springen de tranen in mijn ogen. Ik leg mijn witte roos bij de andere bloemen.
“Tan bun brada!” Er zijn veel bekenden. Mijn nicht Manouschka, Jetty Mathurin, Ronald Snijders, Usha Marhé die mij met betraand gezicht om de hals valt. Nog geen half jaar geleden waren wij met een groep schrijvers op het congres Wan tru Powema in Berg en Dal. Clark zat vrolijk in een van de boten, toen wij de marrondorpjes bezochten.
En toen ik De koningin van Paramaribo mocht spelen met De Inrichting uit Wijk bij Duurstede, kwam hij de voorstelling in Utrecht bekijken. “Je deed het heel goed,’” complimenteerde hij mij en we gingen samen op de foto.

Het wordt drukker. Wij condoleren de familie. Oude vrienden begroeten mij. Ronald Snijders begint een kerkliedje te spelen. De zuivere tonen brengen rust in de zaal.

Wij zoeken een weg terug door de menigte.
Hij was. Het is voorbij.

cat 18/5 2011

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter