blog | werkgroep caraïbische letteren

Bernardo Ashetu en zijn mateloos mooie gedichten

door Rolf van der Marck

 

Helaas is nog nauwelijks studie verricht naar Bernardo Ashetu en diens gedichten. Het meeste dat wij van hem weten is afkomstig uit de inleiding van Cola Debrot op Ashetu’s eerste en enige tijdens diens leven gepubliceerde dichtbundel Yanacuna, in 1962 gepubliceerd als dubbelnummer van de Antilliaanse Cahiers.


Om Ashetu’s gedichten enigszins te kunnen plaatsen schrijft Debrot:
“De gedichten zijn voor het grootste gedeelte geschreven uit het klimaat van onzekerheid, die men ook als crisis of schemertoestand pleegt aan te duiden. De onderafdelingen waarin de verzameling is verdeeld vertonen naar mijn oordeel geen wezenlijke, maar slechts nuance-verschillen. De eerste afdeling, Dorst, wordt nog beheerst door het verlangen naar identiteit van droom en werkelijkheid, waarbij van de romatische voorstelling wordt uitgegaan dat de werkelijkheid zich te eniger tijd met de schone droom zal kunnen vereenzelvigen.” (…)

“In de tweede afdeling, De Kralendoos, wordt, om een beeld te gebruiken uit de strategie van de diplomatie, de vraag gesteld of de souvereiniteit dient te worden oceregedragen aan de onzichtbare guerillastrijders van Niemandsland.” (…)

In de derde afdeling Yanacuna, voltrekt zich de definitieve vereenzelviging van droom en werkelijkheid, maar hierbij heeft plaats gehad niet een conformering van de werkelijkheid aan de schone droom, maar van de droom aan de absurde werkelijkheid.”

Afsluitend schrijft Debrot:
“De titel van de derde afdeling, die eveneens voor de gehele bundel werd gekozen, is ontleend aan de naam van de indiaanse klasse van horigen, de Yanacuna, die na de vernietiging van de maatschappij van de inca’s door de conquistadores, steeds meer aan eigen land en familieverband werd onttrokken. De titel wordt niet in historische maar in symbolische betekenis gebruikt en heeft dus geen betrekking op het verval van de peruaanse maatschappij in de zestiende eeuw maar op de vervreemding en ontheemding van het steeds meer toenemende aantal displaced persons uit de twintigste eeuw.”

Debrot kon waarschijnlijk ook niet weten dat Ashetu na deze bundel nooit meer zou publiceren. Uit verzet tegen de door hem gehate vader heeft hij na zijn debuutbundel geen vers meer willen publiceren, om elke associatie met diens naam te vermijden. Anders had Debrot niet geschreven “…vooral ook voldoemde te hebben verzwegen om de lezer in de gelegenheid te stellen in rechtstreeks contact te treden tot de sensitief registrerende poëzie van Bernardo Ashetu.”

Zo bijvoorbeeld zou men kunnen denken dat Ashetu geen Surinamer maar een Antilliaan was, waar zijn bundel is ingepast in de Antilliaanse Cahiers en zijn naam enkel aanleiding geeft die veronderstelling te onderstrepen. Maar over de herkomst van dit pseudoniem geen woord. Voor het toegankelijk maken van Ashetu’s poëzie is het mijns inziens gewenst dat er bronnenstudie wordt gepleegd naar een aantal regelmatig terugkerende thema’s en zaken, die mij nu af en toe doen verzanden in onbegrip en onderwaardering dien tengevolge.

Zo kan ik de regelmatig terugkerende dolken, (kap)messen en zwaarden in combinatie met bloed, moord en dood slecht plaatsen. Ook de vele vreemde eigennamen zoals Aima, Aina, Amatijo, Anisha, Branshana, Kamasu, Sáhati, Shinta, Tjolinta, Vòzo, etcetera, openen zich niet voor mij om er enig begrip aan te kunnen ontlenen. Hetzelfde geldt voor de her en der opgevoerde Allah, Arabieren, en wat dies meer zij. Kortom, er moet door bronnenstudie een achtergrond gecreëerd worden die tot beter begrip leidt. Omdat Van Kempen’s prioriteit bij het schrijven vooralsnog zal uitgaan naar diens biografie van Helman, is het te hopen dat hij een briljante student vindt die de onder Van Kempen’s beheer rustende litteraire erfenis van Ashetu gaat bestuderen en bloot leggen.

Hier wil ik eindigen met een kleine bloemlezing uit de 205 gedichten bevattende bundel Yanacuna, gerechtvaardigd omdat deze bundel nauwelijks ergens te vinden is.


Uit Dorst:

Matroos

Het kleine land
en het schip dat binnenloopt.
De kleine matroos die
aan wal stapt.
Het meisje dat lacht
en roept:
Jij daar, jij kleine matroos!
De weide.
Het verwijlen
en straks weer verder zeilen.
De valreep die wacht.
.

Uit De Kralendoos:

Droefheid

Het was de droefheid
dichtbij een glimlach,
de droefheid waarvoor
men geen woorden vindt. –
Vaag, stil, langzaam
naderen lichten en
de wind draait nu
voor eeuwig naar het
Oosten. Alsof Allah zou
komen, als een grote,
trotse vogel zich neer-
vlijt nu in oneindige rust.
Alsof Allah zou komen,
De god der goden, –
om een droefheid te
stelpen waar men geen
woorden voor vindt.
.

Laatste woord

Dat ik je liefheb
staat buiten twijfel,
dat ik je liefheb
is m’n laatste woord.
Ach, de witte vlammen
en de naakte Brahma,
de woeste tempel en ‘t
slap akkoord,
geen naakte Boeddha speelde
ooit piano maar zie de
meeuwen buiten en hoor mijn
laatste woord.
.

Moeder

Nerveus is de trek
om je mond, moeder.
Nerveus was je hand
bij ‘t plukken van
die bloem, de mooiste
die ik in m’n leven
ben tegengekomen.
Nerveus was je blik
toen je hem opsloeg
naar ‘t Grote Blauw.
Nerveus door de pijn,
moeder,
nerveus door de pijn
door te zijn
zoals jij en ik zijn.
.

Om weg te gaan

Ik liep langs ‘t zonnige terras
liep liep
langs ‘t zonnige terras
langs ‘t zonnige water
dat stroomde langs ‘t zonnige terras.
Hier zou een sloep de uitkomst
zijn, een slanke sloep om
weg te gaan, om eindelijk weg,
om weg te gaan.
.

Brieffragment

Dus daarom heb ik deze brief geschreven, in de hoop dat je hem begrijpt. M’n horloge, m’n bed, m’n dekens, de twee stoelen, de tafel, al de dingen in m’n armoedige kamer, en zelfs dit potlood waarmee ik, bij gebrek aan een pen, aan je schrijf, al deze dingen heb ik gedrenkt in ‘t vreemde water waardoor een heiden zich van christenen onderscheidt.
Adieu dus; in ‘t hart van een bloem, in ‘t hart van een boom, in de blik van een slang, heb ik geleerd alleen te zijn en gezien alleen te moeten blijven.
En de kracht van ‘t water is groot, de kracht van dat vreemde water, – Heidenen sterven alleen.
Met hoeveel moeite, hoeveel pijn ook, zeg ik je dit. En daarom schreef ik je deze brief met ‘t doel me van je los te maken, terwijl ik gehoorzaam aan een Wet. Vaarwel. –
Ik smeek m’n goden met je te zijn.
.

Herinnering

Spin met rode nagels, heet het kleine
lied dat ik zing. Voor ‘t eerst heeft
het geklonken lang geleden toen ik
zat bij een zwarte kreek naast
mijn zuster, een negerin. Blauwe
vlinders vlogen rond en vlogen langs
de duist’re boom waarin zij zat
met haar rode nagels, de spin,
die aan mijn zuster ‘t lied ontlokte,
dat naklinkt in mijn herinnering.
.


Uit Yanacuna:

Wacht lang

Kleed je aan
en wacht bij de brug.
Wacht lang.
Wacht tot de eerste ster opkomt.
Dit huis zal leeg zijn
en de hele straat zal leeg zijn.
Roep m’n naam
en houd rekening met ‘t water.
Houd rekening met een kleine
beweging in de modder langs de
gracht en wacht tot ‘t licht
van alle sterren de hemel mooi
en bedwelmend heeft gemaakt.
Wacht op me bij de brug.
Wacht lang.
.

Botsing

Als de gespleten driehoek in
de boze verhouding. Wij zagen
de blauwe auto aankomen,
samen met de wind, en
slaan tegen een lantaarnpaal.
Voor de toeloop van mensen
te dicht was genaderd,
dronk een straathond van
‘t bloed dat stroomde uit
de linkerdeur.
.

Tekening

Verduveld netjes wel getekend
Zodat ‘t leek op een 2 of
op een slang in doodsnood.
6 1 4 5 0 1 waren de cijfers
erbij gefantaseerd en een
guirlande lag er slap maar
nochthans boeiend overheen.
.

Verrassing

Ik besloot je door een onbestemde
gevoeligheid een kleine bloem te
brengen in ‘t kopje waarin je koffie
verwachtte. En wat was ik blij om
die ene giftige straal van de zon
die doordrong tot in ‘t hart van
de kleurige verrassing die ik je
bijna sluipend bracht heel vroeg
op een warme ochtend.
.

Waripa

Het moet zijn een zoemtoon
of een verboden sigaret.
Te zeggen ‘positief’
is onverstaanbaar voor wie
dromend wil verdwalen in
een geurend bos.
Er is een kleurige hangmat
voor wie verdwalen wil en
dromen en de losse klank:
waripa. Zo om mij heen
de veren van een peruaanse
vogel bij een zachte zoemtoon
en een lange sigaret.
.

Impromptu

Als een matte impromptu
ben ik gestorven.

In momenten
van muzikaliteit
zonder helderheid
als een matte impromptu
ben ik gestorven.
.

De laatste droom

Heb je hem nog gezien
vandaag of gisteren
met z’n wissewasjes onder de arm?
Zo zacht is de laatste vrucht
van die boom voor z’n voeten
gevallen dat hij ‘s avonds nog
lachte toen het heel fijn
regende in z’n laatste droom.
.

Goedenacht

Neem ‘t glas water van de
tafel af en die schaal met
sinaasappels. Schenk wijn in
‘t kleinere glas en neem je
pillen in. Ze staan ook op de
tafel. Vergeet je bootje niet
als je morgen naar ‘t strand
gaat dat voor de grootste zee
ligt. Stoor mij niet als je op-
staat. Laat mij verder slapen.
Zeg wel goedemorgen maar zo
dat ik het niet hoor. Goede-
nacht dan, trek wel je pyama
aan met die groene lange strepen
En goedenacht, rust wel, m’n zoon.
.

Mr. X

Terecht gekomen
de boedel van mister X,
eindelijk.
Er zaten twee kleine krokodillen
in een merkwaardige vlees-
etende plant.
Mister X zelf arriveerde precies
op tijd. Afspraak is afspraak,
zei hij, met een nogal sombere
glimlach. Twee weken nu al
logeert hij bij mij thuis en ik
ben blij dat er niets meer ont-
breekt. Hij is overigens wel ge-
bruind na z’n tropische reis.
Pas gisteren kwam z’n vrouw. Ik
weet niet waar vandaan. Lief is
ze voor hem. Ze speelt steeds met
haar mooie hand door z’n rode haar.
Hij is wat vermoeid en wat ver-
ward, zegt ze. Ik vind dit ook
en glimlach beminnelijk.
.

Lees ook mijn artikel Een onbekende, maar niet te vergeten dichter van 18 mei 2009 op deze zelfde blogspot.

1 comment to “Bernardo Ashetu en zijn mateloos mooie gedichten”

  • Toevallig of niet kwam ik zojuist een zeer lezenswaardig, uit het jaar 2000 daterend essay tegen van Michiel van Kempen met de titel “Ik ben een neger | poëzie als graf voor Surinaamse demonen”, uiteraard handelend over Bernardo Ashetu, maar voor mij onbekend waar het is gepubliceerd.

    Van Kempen vertelt over Ashetu in Portugal, en onmiddellijk stel ik mij voor dat de hierboven door mij aan de orde gestelde eigennamen wel eens Portugese namen zouden kunnen zijn. Zo neem ik ook aan dat Subabó (titel van een van zijn gedichten) Portugees is, maar wat het betekent heb ik nog niet kunnen achterhalen.

    Wellicht de moeite waard dat essay ook hier te publiceren?

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter