blog | werkgroep caraïbische letteren

Zo wil ik niet doodgaan

door Carry-Ann Tjong-Ayong

 

Wie wil er zo doodgaan?
Als een bundeltje, stijf opgerold in een wit laken. Een mummie uit de oudheid. Alleen mijn gezicht steekt uit de plooien. Een oog dicht. Het andere half open met een spottende uitdrukking. Mijn mond open, alsof ik nog mijn laatste dorst wil lessen.

 

Ik ben nog lauw warm. Mijn trekken zijn vredig. Eindelijk rust na al die maanden van moeizame inspanning om gesprekken te volgen, te proberen mij te herinneren wie ik ben, wat ik deed.
Mensen te herkennen die zeggen dat zij mij kennen.
Soms zie ik een prettig gezicht en tracht ik de handen vast te grijpen, wil ik ze niet meer loslaten.

 

Duisternis overvalt mij steeds vaker. Dan opeens is het over.
Grote ruwe handen ploffen mij op een verveloze houten baar in een betegelde ruimte.
Stoere mannen praten over mij alsof ik er niet ben.
Ik voel niks meer.

 

Twee mensen met treurige gezichten staan naast mij. De man snikt zachtjes. De vrouw streelt mijn voorhoofd met koele vingers. Als ik kon, zou ik glimlachen.

 

De stoere mannen sjorren mijn bundel omhoog op een andere brancard, die omlaag kan tot hij in het kleine deurtje past. Nummer 18 staat er op. Met een zwaai glijd ik de koude vrieskast in. Het deurtje sluit met een harde klap. De broeder steekt een papiertje in het venstertje.
Het is voorbij.
Dit was ik.

 

cat 22/2 2010

Your comment please...

  • RSS
  • Facebook
  • Twitter